is onderwerp van aflevering 104 (winter 2017) van Literatuur zonder leeftijd.
Niet voor het eerst kiest de redactie een alom gewaardeerd auteur om in een hele aflevering in het zonnetje te zetten. Recentelijk waren dat Harrie Geelen, Imme Dros, Bart Moeyaert, Jacques Vriens en Ted van Lieshout. Nu dus Edward van de Vendel.
(Foto Jota Chabel.)
Soms is er een aanleiding voor zo'n feestnummer, zoals bij dat over Jacques Vriens (40 jaar schrijverschap) of Ted van Lieshout (werd 60 jaar), soms niet, zoals nu. Hoewel: misschien begon de redactie in 2016 met plannen voor dit nummer, 30 jaar na Betrap me, het debuut van Edward van de Vendel.
Hoewel LZL in principe een academische statuur nastreeft, en daarmee heel wat jonge onderzoekers de kans biedt om te publiceren, komen er in zo'n overzichtsaflevering zoveel lovende woorden voorbij dat het bijna hagiografisch wordt. Ik gebruikte niet voor niets hierboven de uitdrukkingen 'in het zonnetje zetten' en 'feestnummer'.
Mogelijk zou dat wat minder worden als de redactie verder de geschiedenis induikt, anderzijds vermindert dat natuurlijk de actualiteit.
Hoe het ook zij, het is weer een volle aflevering. Na het redactioneel gaan er direct 35 pagina's heen met twee lange bijdragen van Thomas de Veen en Annette de Bruijn, resp. 'Edward van de Vendel over leven en werk' en zijn 'poëzie tussen beeld en geluid'.
Wie Edward van de Vendel weleens gedichten heeft horen voordragen, weet dat klank, ritme en toon een belangrijke rol spelen. Dat is ook niet vreemd gezien het feit dat hij vanuit het schrijven van liedteksten bij de poëzie terechtkwam.
Aldus Annette de Bruijn. Met dat 'geluid' bedoelt ze niet muziek, maar klank op zich, de klank van zijn poëzie. Ze lijkt te suggereren dat liedteksten geen poëzie zijn.
Dan is er op p. 46-47 ruimte voor een gedicht van Edward van de Vendel, waarna nog meer bijdragen volgen.
Waaronder:
- Michel De Dobbeleer over de drie bundels 'stripgedichten' (idee: Kidsweek) van Edward van de Vendel en Floor de Goede
- Kyra Fastenau over Dagen van de bluegrassliefde, Ons derde lichaam en Oliver en dan specifiek 'het contrast tussen private en publieke ruimte, tussen stad en natuur'
- Vanessa Joosen over 'griezelmeisjes in de sprookjesbewerkingen van Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele
- Jan van Coillie over Edward van de Vendel als vertaler
en dan hebben we het wetenschappelijk deel wel zo ongeveer gehad, met de kanttekening dat Thomas de Veen de auteur interviewde en dat alleszins lezenswaardig interview is allerminst wetenschappelijk.
Die andere vijf zijn dat wel en redelijk uitgebreid. Ze vergen wat welwillende aandacht en leesbereidheid, ook omdat de conclusies niet wereldschokkend zijn.
Ik citeer Fastenau:
Van de Vendel gebruikt het contrast tussen natuur en stad en ook enkele stereotypen (voetbal, Eurovisie) om zijn verhaal en personages een bepaalde richting uit te duwen. Ze roepen vragen op bij de lezer over de rol die de omgeving speelt bij het vormen van je identiteit. Is het leven maakbaar? Kun je jezelf buiten de maatschappij plaatsen? In hoeverre kun je veranderen, in hoeverre kun je verandering tegenhouden?
Ik sloot de boeken Ons derde lichaam en Oliver met meer vragen dan antwoorden. En dat vind ik een fijne leeservaring. Het toont voor mij aan dat de auteur heeft begrepen dat mensen complexe wezens zijn. En dat hij zijn lezer over die complexe wezens wil laten nadenken.
Tja. Waarempel.
En is dit nu het slot van een wetenschappelijke analyse of van een recensie?
Maar niet getreurd want natuurlijk weet je na het lezen van al die stukken méér over het werk van Edward van de Vendel dan daarvóór.
Toch is het leuker om bijvoorbeeld de 'brief aan Edward, persoonlijk' van Jacques Dohmen te lezen. Met een passage die waarschijnlijk heel veel zegt over de auteur Edward van de Vendel:
Ik zit opeens in mezelf te grinniken. Want je bent daarnaast natuurlijk ook een geweldige lastpost, dat weet je ook wel. Iedereen gaat het liefst lekker door op bekende paden, op de automatische piloot, ook jouw uitgevers, zeker in deze woelige tijden: 'een beetje van dit, een beetje van dat, niet te veel zus en vooral niet te veel zo, dan lopen we minder risico.' En dan kom jij zachtaardig en beminnelijk als altijd op de uitgeverij en zegt zachtjes: 'Maar ik ehh, ik wil wel natuurlijk... ik bedoel, als het kan hoor... Zus. En... ehhh ja dat kan écht niet zonder Zo!' En als het dan even stil blijft zeg je: 'Eigenlijk het liefst met véél Zo.' En dan blijkt dat innemende hoofd van jou een keiharde schedel te hebben. Goedschiks of kwaadschiks, het komt er: een zusboek met veel zo. Gesigneerd Edward van de Vendel. Binnenkort in de boekhandel.
Zo dus. En wat valt het te prijzen dat de redactie van LZL ruimte maakt voor zulke niet per se wetenschappelijke bijdragen. Van ex-uitgeverijredacteur Dohmen, maar ook van vertalers Rolf Erdorf en David Colmer, en anderen.
Literatuur zonder leeftijd is in weerwil van zijn naam een tijdschrift-in-boekvorm over jeugdliteratuur, met drie afleveringen per jaar. Het wordt uitgegeven door IBBY Nederland, de Nederlandse sectie van de International Board on Books for Young people. Een abonnement kostte in 2017 € 34,50 per jaar voor particulieren, € 24,50 als die particulieren een studentenkaart kunnen tonen en € 47,50 voor instellingen.
LZL, Literatuur zonder leeftijd winter 2017, ISBN 978 94 6167 341 1, 180 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten