Zoeken in deze blog

donderdag 14 juni 2018

Alfie

Doorgaans vraag ik alleen titels ter bespreking aan waarvan ik verwacht dat ze net anders zijn dan het doorsnee kinderboek. Dat is natuurlijk geen helder criterium, want hoe ziet het doorsnee kinderboek er dan uit?
Daaraan kan ik misschien eens een stukje wijden. Maar niet nu.

Toen ik Toen Alfie verdween van Gerda De Preter ontving, was ik even vergeten waarom ik het had aangevraagd en ik weet het nog niet.
Misschien omdat ik in een ver verleden eens deel uitmaakte van een manuscriptenjury. Dat was uitdagend beoordelen: alleen een tekst, geen naam van de auteur. Bij een van de rondes hoorde een verhaal van haar (bleek dus achteraf) tot de winnende teksten. Het was, moet ik bekennen, de eerste keer dat ik van haar hoorde. De naam is blijven hangen.

Hoe dan ook, toen ik begon te lezen dacht ik eerst: doorsnee. Maar dat veranderde gaandeweg in: misschien doorsnee, maar wel goede doorsnee. En tenslotte: beter dan dat.
Ja, daar ga ik met mijn criterium. Dus toch maar wat opmerkingen.

Toen Alfie verdween is wat veel recensenten een 'ik-boek' noemen. De fictieve verteller is de hoofdpersoon, vertelt in de tegenwoordige tijd een verhaal, alsof ze met een microfoon in naar hand rondloopt, of alsof ze aan een tafel een lange anekdote vertelt aan een luisteraar. Een veel toegepast procédé in de jeugdliteratuur. Men schijnt te denken dat dit aantrekkelijk is voor jonge lezers. In sommige verhalen is het een excuus voor oeverloos puberaal getater.
Niet hier. Voor een tien- of elfjarig meisje (schat ik) is Ciel (haar naam valt op p. 14) tamelijk helder, beknopt en goed van de tongriem gesneden. Dat leest prettig weg.
Toen Alfie verdween begint niet medias-in-res, zoals de truc onder literatuurwetenschappers heet, dus middenin het verhaal, liefst met een dialoogje. Ook dat is een veel toegepast procédé in de jeugdliteratuur. Men schijnt te denken dat dit aantrekkelijk is voor jonge lezers. Meteen de aandacht trekken en zo.
Toen Alfie verdween begint net wat anders:

Op een dag zei mama dat ik er een broertje of zusje bij zou krijgen,
'O, God,' zei ze met een stralende glimlach, 'wat ben ik gelukkig!'
Het was dus Zijn schuld.
Mama vond het geweldig. Remco ook.
Ik niet. Ik moest die baby niet.

Ik belde mijn vader op. Hij had maar eventjes tijd. Een belangrijke vergadering, zei hij. Papa moest dus veel koffie uit een automaat drinken en aan een tafel zitten waar iedereen dingen zei die niemand wou horen. Daar wordt hij erg nerveus van en ook een beetje doof. Dat weet hij zelf ook wel.

'Ik neem je zaterdag mee naar de speeltuin,' zei hij, 'met ijs en hamburger toe.'
'Ik ben al groot, papa,' zei ik.
Het was even stil aan de andere kant van de lijn.
'Bedenk jij maar wat,' zei papa toen. 'Alles wat je maar wilt, prinses.'
Ik hapte naar adem. 'Jij en mama...' begon ik.
Er klonk een raar geluid.
'Ik moet weer weg,' zei papa. 'Ik bel je nog. Goed, liefje?'
'Maar...'
Een klik. Gezoen.
'Dat kan God niet helpen,' zei Alfie. 'Toen Hij de wereld schiep, was er nog geen telefoon. Anders had Hij vast de blijf-voor-eeuwig-aan-de-lijn-knop bedacht.
Ik knikte. Alfie had zoals altijd gelijk.

Expres een lang citaat. Ook daarna geen 'medias-in-res'-start, verteller Ciel neemt pagina's ruimte om haar vriend Alfie te beschrijven. (In de tegenwoordige tijd.)
Alfie

zit naast me in de klas. Hij is een jaar ouder en komt uit een ander land. Daar was het oorlog. Alfie vluchtte weg, samen met zijn vader.

Hiermee zijn van de belangrijkste rode draden wel de beginnetjes getoond. Er komt een wat Ciel betreft ongewenst broetje of zusje; er is een scheiding; er is een vriendje over wie de titel al vertelt dat hij gaat verdwijnen en die vol aparte uitspraken zit. En er is een God.
Om met die God te beginnen, zijn rol valt wel mee. Als argeloos lezer kreeg ik de indruk dat Ciel en Alfie kennelijk op een katholieke school zitten en/of ouders hebben die iets met een God hebben, maar een belangrijke rol heeft hij niet, het is meer een vage instantie die soms ter verantwoording wordt geroepen. Als Ciel of anderen naar God verwijzen, is dat vaak op een grappige, ongerijmde manier.
Alfie

wil de slimste mens ter wereld worden. Hij stelt vragen waarop niemand het antwoord weet. Waarom de aarde rond is, bijvoorbeeld. En of God zichzelf heeft bedacht. Zelfs juf Emma weet dan niet wat ze moet zeggen.

Zo dus.
Alfie (de naam deed me denken aan de seriefiguur Alf) geeft een aparte draai aan het verhaal, dat daardoor net iets anders dan anders wordt. Hij zorgt ook voor de humor, met zijfiguur meneer Podovski als goede tweede.
Ciel blijkt nogal te lijden onder het vertrek van haar vader, heeft zich eigenlijk nog niet verzoend met haar moeders nieuwe liefde (Remco) en dus al helemaal niet met de baby op komst. Die komst brengt bovendien met zich mee dat ze tijdelijk bij haar nieuwe oma (Remco's moeder) wordt gestald.
Nieuw kind in huis, een oma of opa als vluchtheuvel: het zijn veel voorkomende thema's in de jeugdliteratuur. Nog zo'n topos: een fantasiefiguur die de hoofdpersoon gezelschap houdt. Astrid Lindgrens Karllson is wereldberoemd geworden. Hier is het Elias, die Ciel aanzet tot destructief, rebels gedrag.

Elias, die alles deed wat ik niet durfde. En meer. Ik kon hem niet tegenhouden, ook al had ik hem zelf bedacht.

Rebels gedrag, eerder in huis, maar nu gericht tegen oma. Op p. 102 is hij echter definitief overwonnen, uitgedreven. (Ironisch, de naam Elias betekent ongeveer: hij is mijn god.)
Alfie, Ciels vriend 'uit een ander land', lijkt op p. 70 al verdwenen (ze mogen niet blijven, op zich goed voor een mooie episode), maar duikt (ná de verdwijning van Elias) nog op, eigenlijk om afscheid te nemen en zijn, hun, hond Laika (eerbetoon aan Bibi Dumon Tak? Aan Laika zelf?) bij haar achter te laten, zodat hij niet naar het asiel hoeft. Hun afscheid (p. 114-115) is beslist niet doorsnee en ronduit roerend.
Dat geldt ook voor het einde van dit verhaal, dat daarmee toch beslist boven de middelmaat wordt verheven, wat mij betreft.
Al zou ik Afscheid van Alfie een betere titel hebben gevonden. Of: Een naam om te onthouden. Om dat te snappen, moet je het boek lezen.
De fraaie omslag is van Sylvia Weve (ill.) en Herman Houbrechts (ontw.).



De Preter, Gerda. Toen Alfie verdween. Querido, 2018. ISBN 978 90 451 2161 1, 128 p.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten