Zoeken in deze blog

dinsdag 11 juni 2019

Het boekenboek

Het boekenboek legt '1001 onverwachte dwarsverbanden' tussen 'onmisbare jeugdboeken uit de Lage Landen'. Het verschijnen in 2016 is me ontgaan en dat vind ik jammer, want ik had het ook toen graag besproken. Alsnog aandacht, dus. Dit is zo'n boek waarvan ik licht jaloers vind dat ik het zelf ook had kunnen of willen maken.
Maar ja, ik was ook toen al lang met pensioen en men wist me niet te vinden. Mirjam Noorduijn en Veerle Vanden Bosch hebben naar mijn idee echter goed werk geleverd. Ik zou het allicht hier en daar anders hebben gedaan, maar allerhoogstwaarschijnlijk niet beter. Per slot is iedere selectie ondanks alle min of meer intersubjectieve criteria een kwestie van smaak.

Aanleiding voor het boek vormde het 'gastlandschap' van Nederland en Vlaanderen op de Frankfurter Buchmesse 2016. Er is dan ook, zoals het colofon toont, subsidie verleend, anders had dit boek vrijwel zeker niet kunnen verschijnen. Bart Moeyaert was er artistiek intendant en hij heeft dit boek van harte ondersteund en schreef een voorwoord. Het boek werd ook in het Engel vertaald (door Laura Watkinson), wel zo handig op een internationale beurs, onder de titel The Book of Children's Books.
De titel was strikt genomen niet nieuw: in 2016 verscheen in de reeks Praxisbulletin ook een Boekenboek, gemaakt door Patsboem Educatief in samenwerking met het Kinderboekenmuseum, met lessen rond kinderboeken.



Inspiratie voor Het boekenboek (let op het lidwoord) werd geput uit de Gids voor de wereldliteratuur van Jet en Pieter Steinz. Net als deze gids is Het boekenboek een bladerboek, zoals wordt uitgelegd in de Handleiding op p. 12.
Je kan het van voor naar achter lezen: achter elkaar 50 hoofdstukken waarin doorgaans een titel wordt beschreven, aangevuld met een korte biografie van de auteur of illustrator, inspiratiebronnen, citaten uit recensies en met verwante titels. Maar je kan ook heen en weer springen, geholpen door de bladwijzertjes die aangeven dat er elders in het boek meer over te lezen is. Zo'n aanpak vraagt om een uitgebreide bibliografie en registers op naam en titel en die zijn er ook. Sommige hoofdstukken gaan niet over een titel maar heten Grabbelton, en daarin zijn beschrijvingen te vinden van titels rond een thema.

Het boekenboek zal tijdens de beurs zijn waarde hebben bewezen, neem ik aan, maar ook nu is het nog een waardevol naslagboek, onderhoudend en uitermate geschikt voor wie wil kennismaken met de Nederlandstalige jeugdliteratuur 'uit de Lage Landen'.


Noorduijn, Mirjam, en Veerle Vanden Bosch. Boekenboek. Leopold, 2016. ISBN 978 90 258 7131 4, 334 p.



zondag 9 juni 2019

Zomaar een olifant

Nog zo'n prentenboek. Een simpel verhaaltje, verteld in 14 prenten, de meeste dubbelpagina en inclusief de coverprent.
Een olifant staat te wachten bij een bushalte (cover).



De bus (volgende dubbelpagina) zit aardig vol en door de raampjes zien we naast mensenkoppen ook een honden- en een kattenkop. Daarna komen colofon en titelpagina, dus de voorlezer moet even doorbladeren en de vogeltjes die van de bushalte (een bordje aan een paal) opvliegen maar laten voor wat ze zijn.
Volgen twee enkelpaginaprenten en de eerste tekst. Die rijmt, een beetje á la Dick Bruna maar met ingewikkelder woorden (voor kleuters):

Jip zat in de bus naar school, een beetje in gedachten.
'Iek!'riep Jan de buschauffeur. 'Wat staat daar nou te wachten?'

'Het is een beest! Een vreemde snuiter met een grijze kont'
Het was een grote olifant die bij de halte stond.




Die olifant staat daar inmiddels niet alleen, door zijn poten heen tel ik zeven of acht andere wachtenden.

Jan wil hem niet toelaten, maar Jip wijst op de (kennelijk alleen reizende) hond en de olifant toont een ov-chipkaart, dus mag-ie de bus in. Maar daar komt hij klem te zitten.
Hoe dat afloopt toont de prent waarvan hier een detail (!).



Hoe moet Jip nu naar school? De uit zijn beknelling bevrijde olifant biedt hem een elegant alternatief.
En zijn juf kijkt niet op van een olifant. 'Kom binnen, Olifant, en zoek maar gauw een plek.'
Hoe het gaat met de andere passagiers vermeldt het verhaal niet, evenmin wat chauffeur Jan nu met zijn beschadigde voertuig aan moet.

Detail van de prent boven, ja, want de pagina's zijn te groot voor een A4-scanner, dus excuses aan Barbara de Wolf.
Ik wou echter toch iets tonen van haar Fiep-Westendorp-achtige, mooi-karikaturale stijl, zeer expressief, die de kleuters voor wie dit verhaal is bedoeld doorgaans beslist zal aanspreken. Het zijn haar prenten die dit verhaaltje geslaagd maken, meer dan de tekst van Marjet Huiberts.
Toch valt daar ook wel iets over te zeggen. Dat de tekst lekker bekt en rijmt, zal het voorlezen vergemakkelijken en daarop lijkt de tekst gemaakt. Zelf lezen, daar zal wat leeservaring voor nodig zijn, als eerste leesboekje is dit prentenboek niet geschikt. En misschien zal álle kleuters uitgelegd moeten worden wat een ov-chipkaart is.




Een aangenaam tussendoortje, dit prentenboek. En voor sommige (veel) jongere lezers dan ik wordt het wellicht een geliefd voorleesboek.



Huiberts, Marjet, en Barbara de Wolf. Een olifant in de bus. Gottmer, 2019. 24 p, ISBN 978 90 257 7139 3.










donderdag 6 juni 2019

Zomaar wat varen

Ha, een pakje! Er zit een groot, plat prentenboek in en ik heb het zelf aangevraagd, herinner ik me. Ik leg het op tafel en blader er even in. Er valt veel te ontdekken op die bladzijdes. Een herinnering aan de prentenboeken van Anno Mitsumasa schiet door me heen. Aan Charlotte Dematons, De gele ballon. En aan de klare lijn van Joost Swarte e.a.

Het lijkt me een volstrekt pretentieloos prentenboek. Dit zal niet meedingen naar Woutertje Pieterse of Nienke van Hichtum Prijs. Er zal waarschijnlijk geen Penseel aan worden toegekend. Niet dat die prijzen alleen aan pretentieuze werken worden toegekend, en de in vorige alinea genoemde illustratoren zijn beiden bekroond, maar ik vermoed dat de stijl van Varen! buiten de artistieke boot gaat vallen.

Maar ik vind het een leuk boek. Het verhaal begint al op het voorplat. Motorschip Louise legt aan. Op de volgende dubbelpaginaplaat gaan mensen aan boord. En een dier. Er is geen kaartje voor gekocht en het is even zoeken voor je de verstekeling vindt. Op de volgende dubbelpaginaplaat (het zijn allemaal dubbelpaginaplaten) vaart het schip door een onwaarschijnlijk nauw kanaal, daarna is er weer een aanlegplaats, waar een kudde schapen aan boord komt, en op de plaat daarna is een dwarsdoorsnede van het schip te zien. De schapen zijn overal en het opnieuw een sport om de verstekeling te vinden. Nee, het is niet de scheepspapegaai.
Vervolgens is er nog een aanlegplaats, waar sommige schapen van boord gaan, ietwat wanordelijk en tot in het zwembad toe, dan volgt een wat bredere vaart (met de schapen weer aan boord) en op de laatste plaat meert het schip aan een kade waar een havenfeest wordt gehouden. Het is dan avond. De schapen gaan nu echt aan wal - net als de verstekeling en de passagiers. Op het achterplat worden de personages voorgesteld.

Geen drama, geen verhaal met kop en staart, wel een verzameling kleine verhaaltjes, want er gebeurt van alles op die platen, met soms vervolgen. Die verstekeling is er een van, de kudde schapen een ander, de speedboot die tegen een boom eindigt is er een, net als de kinderen in de varkensmodderpoel en de varkens in het bloembed, de aangebrande gehaktballetjes en de auto die de tomatenkar aanrijdt.
De opschriften zijn in het Nederlands en het schip heeft (o.a.) een Nederlands vlaggetje aan de mast, zoals ook de politieboot die halverwege langskomt een Nederlandse vlag heeft en het opschrift 'Politie'.
Toch is het van origine een Duitstalig boek (Der Flussfahrt, verschenen bij Beltz & Gelberg, niet de minste Duitse uitgeverij) en er is dus veel zorg besteed aan de co-editie. In de Duitse editie heeft het schip bijvoorbeeld een Duits vlaggetje in top, zoals hieronder te zien is.



Sowieso is dit boek met zorg gemaakt; hoe langer je het bekijkt, hoe meer je dat ziet. Jammer dat ik niet meer prenten kan tonen, het boek is ruimschoots te groot voor mijn scanner.

Het moet een feest zijn om dit boek met kleuters te bekijken.

Overigens is het niet het eerste 'zoek- en ontdekboek' dat door Doro Göbel en Peter Knorr is gemaakt, dit boek is er een uit een reeks. Hiervoor verschenen Aan het werk! (Was machen die da?), Circus! (Im Zirkus), Een huis vol (Unser Zuhause) en Der Ausflug (niet vertaald) in dezelfde stijl.



Göbel, Doro en Peter Knorr. Varen! Een zoek- en ontdekboek. Ploegsma, 2019. 12 p., ISBN 978 90 216 7829 0.




woensdag 5 juni 2019

De lezer is niet dood

… maar wel stervende, als ik Alex Boogers mag geloven. Aan het eind van zijn ‘schotschrift’ De lezer is niet dood kreeg ik een vermoeden van de aanleiding: een ongelukkig verlopen schoolbezoek.
Daarvoor vroeg ik me verbaasd af wat-ie nu eigenlijk wou betogen.

Dat begint al met de eerste alinea, een merkwaardige opsomming.

De lezer is niet dood omdat er minder boeken worden verkocht. De lezer is niet dood omdat er minder interesse is voor literatuur of omdat de moderne uitvindingen die ons leven moeten veraangenamen het boek hebben omgebracht. De lezer is niet dood omdat er boekhandels zijn verdwenen. De lezer is niet dood omdat hij het boek heeft verruild voor iets anders. De lezer is niet dood omdat er minder verhalen zijn die gehoord moeten worden of omdat de lezer zich niet met het boek wil voeden.

Waarom is de lezer dan wel dood?

Nou, hij is niet dood. Maar er is wel van alles aan de hand met lezers en schrijvers, althans met déze schrijver.

Na die eerste alinea volgt een lang en soms warrig betoog, met steeds terugkerende onderwerpen.
De commercie krijgt er herhaaldelijk van langs, evenals schrijvers die zich voegen in het mediacircus en/of zich in hun werk willen richten op de ‘massa’.
Want dat moet niet, daar is volbloed-romanticus Boogers heel stellig in.

Ik wil geloven dat er zonder wrijving geen glas is, of dat een diamant schittert doordat hij langdurig wordt geslepen en voortdurend onder druk staat. Een meesterwerk is geen etiket dat vanuit de commercie wordt opgeplakt, maar dat door strenge lezers wordt gevoeld, omdat elke bevochten centimeter op weg naar het einde een pad is waar de lezer op getrokken wordt, omdat hij voelt dat het niet anders kan, omdat hij weet dat hij geen keus meer had zodra hij het werk opensloeg, zoals de schrijver geen keus had toen hij aan het werk begon.

Zo, die zit.

Nog zo’n citaat:

Wie het werk maakt zonder dat hij weet of er een publiek is, wordt door het verhaal voortgejaagd. Zulke waanzin is noodzakelijk. Wie het werk maakt zonder dat hij rekening houdt met zijn publiek is onbevreesd. Hij komt zichzelf tegen en durft zichzelf te vloeren, omdat hij weet dat hij ook weer opstaat. Wie het werk maakt voor de massa is van nature angstig. Een producent van content.

Ook zijn afkomst komt herhaaldelijk terug. Herhaaldelijk schetst hij een beeld van een groep schrijvers en lezers die zich allen rekenen tot een bevoorrechte, goed opgeleide klasse, die geen andere lezers en schrijvers toelaat en die het mediacircus beheerst.
Hier spreekt de underdog, die niet gehoord wordt, die zich een weg heeft moeten banen. Vechten en rammen zijn hier sleutelwoorden. De gymzaal als decor, de training als metafoor.
Bij zijn beschrijving van de schrijver die ‘in de valkuil van het mediacircus valt’  moest ik even denken aan Jep Gambardella uit de film La grande bellezza

Pas aan het eind van dit betoog komt er lijn in, als hij een vlammend pleidooi houdt voor betrokken docenten. Hear, hear...
Maar dat maakt dit 'schotschrift' helaas nog niet tot het schotschrift dat ik me als leesbevorderaar zou wensen, hoe vurig het ook is en hoe doorspekt met citabele frasen. Daarvoor verloopt de betoogvoering me te wonderlijk en gaat het me teveel over Alex Boogers.
Het verwondert me niet dat we na 2015 weinig meer hebben gehoord over dit boekje.



Boogers, Alex. De lezer is niet dood. Schotschrift. Podium, 2015. 64 p., ISBN 978 90 575 9790 9.