Zoeken in deze blog

donderdag 7 januari 2021

Wie de koek krijgt, wie de gard

De onvolprezen Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur (SGKJ, de discutabele tautologie zij hen vergeven) heeft de loffelijke gewoonte haar begunstigers elk nieuwjaar een mooie brochure toe te zenden, te beginnen met Wie zou niet gaarne een koning wezen van John Landwehr in 2002 en Suja, suze, eia & nane van Jant van der Weg en Toin Duijx in 2003 tot Aan de zijlijn... drie Friese kinderboekenschrijfsters uit de negentiende en twintigste eeuw van Jant van der Weg in 2020 en nu, aanvang 2021, Wie de koek krijgt, wie de gard, beloning en straf in sinterklaaslectuur voor de jeugd van Frits Booy, dé sinterklaas-expert in ons taalgebied.

Frits Booy heeft drie eigenschappen die hem geschikt maken om zo'n brochure te schrijven: een heldere, precieze stijl, beknopt en onderkoeld; nauwkeurigheid aangaande zijn bronnen; en een enorme belezenheid in dit onderwerp. Het was een genoegen om deze brochure te lezen.
Bijzonder om te weten te komen dat de gard weliswaar al eeuwenlang in de schoen van stoute kinderen verschijnt, maar dat er vooral in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw uitbundig werd gestraft. Na de Tweede Wereldoorlog neem dat af, de straf verdwijnt vrijwel uit de sintverhalen. Een soort geschiedenis van de pedagogie in mini-formaat.

Booy begint zijn brochure dan ook zo:

Het is algemeen bekend dat in de opvoeding van de jeugd beloning en straf al eeuwenlang zeer belangrijke aspecten zijn. Daarmee hoopten (en hopen) ouders en andere opvoeders de kneedbare jeugd tot oppassende volwassenen te vormen. Dat dat niet altijd lukt, is ook al lang gebleken. Niettemin zijn beloning en straf tot de opvoeding blijven behoren, omdat deze aanpak volgens velen meer voor- dan nadelen heeft.

Geen speld tussen te krijgen, lijkt me. Hij vervolgt:

Uit de geschiedenis van het sinterklaasfeest voor de jeugd blijkt dat beloning en straf eeuwenlang nadrukkelijk tot dit feest hebben behoord en in teksten en op afbeeldingen in  boeken en op centsprenten voor de jeugd zijn vastgelegd. Sinterklaas en later ook zijn donkere bediende(n) werden dus gebruikt als 'opvoedmiddel', al kwamen daar na circa 1750 in bepaalde kringen bezwaren tegen.

Die bepaalde kringen zijn kennelijk klein in getal, want zoals vermeld neemt bij auteurs de lust tot straffen juist toe. Booy laat dat vroege verzet verder onbesproken.

Jan Steen - Het Sint-Nicolaasfeest (rond 1666)

De eerste 'straf' mag dan vanouds het ontvangen van een gard zijn, het in de zak van Sinterklaas meegenomen worden is goede tweede. Die zak werd zelden gedragen door Sinterklaas, daarvoor had hij zijn knecht. De naam Zwarte Piet dateert pas uit de tweede helft 19e eeuw - en zal vermoedelijk in de 21e eeuw langzaam verdwijnen, ondanks verzet van een steeds kleiner wordende minderheid in min of meer dezelfde hoek als de klimaatverandering- en corona-ontkenners en andere onzekere zielen die zich vastklampen aan wat zij als vaste, zo niet eeuwige waarden beschouwen.
Frits Booy doet hierover geen uitspraak en gelijk heeft-ie. Wel bieden deze en voorgaande publicaties van zijn hand uitzicht op een traditie waarin het verschijnen van de 'donkere bediende' een relatief recent verschijnsel is, opvolger van de Bullebak en andere 'kinderschrikken', die dan toch wel mooi de gedaante van een 'Moorse page' heeft aangenomen, tot verdriet van donkerhuidige landgenoten.



Booy, Frits. Wie de koek krijgt, wie de gard, beloning en straf in sinterklaaslectuur voor de jeugd. Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur, 2021. Reeks 'De Waare Rijkdom', nr. 20.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten