Zoeken in deze blog

woensdag 21 december 2022

Het Kinderboekenweekgeschenk en de Gouden Griffel

Het is mosterd na de maaltijd, natuurlijk.
Maar zelden was er een groter verschil tussen het een en het ander, in dit geval dus tussen Waanzinnige boomhutverhalen van Andy Griffiths en Terry Denton, en Films die nergens draaien van Yorick Goldewijk.
Je gaat naar de winkel om een bekroond boek te kopen, waarvan je heel wat verwacht, en je krijgt er een bundeltje lach-of-ik-schiet-verhaaltjes bij.
 


Andy Griffiths en Terry Denton hebben als verdienste dat ze horden kinderen aan het lezen krijgen. Dus verder geen kwaad woord over hun verhalen, behalve dat ze voor fijnproevers niet erg interessant zijn. (En fijnproevers kunnen ook jong zijn.) En dat het een vergissing van de CPNB was om ze voor het Kinderboekenweekgeschenk te vragen. OK, zand erover, ze hebben daar een directeur die wel meer rare dingen doet, zoals Het bittere kruid afraden voor scholieren omdat het zo taai zou zijn.


Dacht ik even met Films die nergens draaien een debuut in handen te hebben, blijkt het Goldewijks vierde boek te zijn. Zijn eerste was Billy Extra Plankgas en daar word ik nieuwsgierig naar nu ik Films heb gelezen. 
Want dat is een buitengewoon verhaal. Het gaat over tijd, herinneringen en verlies, en heeft hoofdpersonen die gaandeweg veranderen en soms nog wat verbluffende uitspraken doen, zoals deze wijsheid die haast het motto van dit verhaal zou kunnen zijn en bijna op het laatst wordt gedaan. 
 
Het oude vrouwtje keek omhoog naar de pui van de bioscoop. Het zag er vervallen uit. De letters L U X hadden al in geen jaren meer gebrand en de gele verf was bijna in zijn geheel afgebladderd.
Hendrik blafte, maar de oude vrouw suste hem.
'Vergankelijkheid doet pijn, maar zo is de wereld,' zei ze tegen het hondje. 'Er bestaan geen dingen die blijven. Er bestaan alleen gebeurtenissen. Niets blijft. Zelfs een rots is een gebeurtenis die ooit voorbijgaat. Dus wie zijn wij om er iets anders van te willen maken?'
 
Godzijdank nu eens niet een verhaal dat door de hoofdpersoon wordt verteld, zoals steeds vaker het geval lijkt te zijn in recente verhalen voor kinderen. (Dictaat van schrijversvakscholen?)
De anonieme verteller voert ons in een bondige, bijna laconieke stijl door het verhaal, zodat het even duurt voordat je in de gaten krijgt dat hoofdpersoon Cato een nogal exuberant twaalfjarig persoon is, die alles anders doet dan de haar omringende leeftijdgenoten, enerzijds heel dromerig is en anderzijds alles graag onderzoekt. We maken van dichtbij mee wat Cato meemaakt, denkt, voelt. (Pas op het eind verschuift het perspectief enkele keren.)
Dus is Cato's vader vooralsnog een stijve, sukkelige hark met lege ogen, die onder de plak zit van de zure huishoudster Cornelia, aan wie Cato een intense hekel heeft. Cato's moeder is gestorven toen ze ter wereld kwam, dus die bestaat alleen in haar dromen.
En dus tellen andere kinderen eigenlijk niet mee en begrijpen we volkomen dat ze steun en avontuur zoekt in LUX, de oude, gesloten bioscoop die ineens bewoond blijkt door mevrouw Kano, die haar moeder een beetje gekend heeft.
 
Vanaf het moment dat Cato kennismaakt met mevrouw Kano en de oude bioscoop gebeuren er vreemde dingen. Er komt telkens maar één bezoeker. Die neemt een voorwerp van vroeger mee, kan ook een foto zijn, en met hulp van het magische filmdoek betreedt die het verleden. In principe moet er volgens mevrouw Kano een begeleider mee en wie anders dan Cato of zijzelf...
Verder beschrijven vind ik teveel. 'Films die nergens draaien, maar die je altijd al had willen zien', dat is de belofte op het visitekaartje van mevrouw Kano, en het klopt.
Het blijkt te maken te hebben met Cato's eigen leven, haar vader, haar moeder. Er is een ontroerend slot. Daar houd ik het op.
 
Nog even over de 'illustraties': dat zijn mooie vignetten, die bij het verhaal passen. Niets meer, niet minder. Verwacht geen platen, dit is een echt leesboek.

Yorick Goldewijk heeft een verhaal geschreven dat staat als een huis. Die Gouden Griffel is volkomen terecht.
Wat een pijnlijke tegenstelling met het Kinderboekenweekgeschenk.
 

Goldewijk, Yorick. Films die nergens draaien; illustraties Yvonne Lacet. Ploegsma, 2021. ISBN 978 90 8182 283, 246 p.


maandag 19 december 2022

Thuis lezen helpt

In de reeks 'Wat we al wisten' toch nog eens een onderzoek. Want soms dénken we iets te weten, maar bevestiging door wetenschappelijk onderzoek kan geen kwaad. 
Vandaag kwam Stichting Lezen met een persbericht over een onderzoek dat eerder onderzoek in deze reeks bevestigt:

LEZEN IN DE VRIJE TIJD BELANGRIJKE SCHAKEL VOOR LEESBEVORDERING
Update meta-analyse: verband vrijetijdslezen en leesvaardigheid blijft van kracht

Wie regelmatig boeken leest in de vrije tijd, vergroot de kans om uit te groeien tot een vaardige lezer. Dat bleek in 2011 uit een meta-analyse van wetenschapper Dr. Suzanne E. Mol. Een update van dit onderzoek laat zien dat dit nog steeds geldt. In de nieuwe studie, waarin 44 studies onder 6.338 kinderen tot achttien jaar zijn samengenomen, zijn de meeste verbanden tussen de ervaring met lezen en de leesvaardigheid opnieuw vastgesteld.


Nou ja. De dreun van de open deur klinkt nog na, en dat geldt ook voor dit 'nieuws':
 
Leesplezier belangrijke schakel
In de update heeft Mol ook gekeken naar het leesplezier. Er verschijnen steeds meer studies naar de relatie tussen de ervaring met zelf lezen en het leesplezier. Deze studies richten zich vooral op  op de ‘fourth grade slump’: de daling in leesplezier die bij basisschoolleerlingen inzet vanaf groep 6. Het verband met het leesplezier blijkt, net als voor de leesvaardigheid, positief. Kinderen die meer ervaring opdoen met lezen, hebben ook meer leesplezier.


Dachten we al. En toch, ik herhaal het, helpt het als onderzoekers deze alledaagse wijsheden ondersteunen.

vrijdag 16 december 2022

Afscheid van de laatste hoogleraar


Op vrijdag 9 december nam Helma van Lierop-Debrauwer afscheid van Tilburg University, zoals deze onderwijsinstelling, nazaat van de Rooms-Katholieke Leergangen, tegenwoordig heet. (Lees hier meer over de naamsgeschiedenis.)
Daarmee kwam een eind aan de enige leerstoel jeugdliteratuur die het Nederlands taalgebied nog rijk was, 42 jaar nadat de eerste leerstoel werd ingesteld: in 1980, Ria Bauer-van Wechem (1927–2022), Leiden, en die data haalde ik uit een artikel door Helma van Lierop in Vooys 2013, dankzij de onvolprezen Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren, DBNL
Overigens stond Ria Bauers leerstoel in de faculteit van sociale wetenschappen en die van Helma in Leiden (want ja, daar was ze ook een tijd hoogleraar, bijzonder hoogleraar van de Annie M.G. Schmidt-leerstoel) in die van de letteren. Van opvoedkunde naar kunst in woord en beeld.

De titel van dat artikel luidde 'Twee stappen voorwaarts, één stap terug, De academische studie van de jeugdliteratuur in Nederland en Vlaanderen'. Vandaag de dag zijn we duidelijk bezig een stap terug te maken, althans in het Nederlands taalgebied.
Niettemin prezen Helma's faculteitscollega's haar de hemel in en ze verzekerden haar en ons toehoorders dat ze de master jeugdliteratuur in ere zouden houden. Deze master heeft sinds kort zelfs een internationale poot en zo stond ik tijdens de afsluitende borrel tot mijn verrassing ineens te praten met een van de docenten, een jonge vrouw uit Mumbai. Zo blijft 'Tilburg University' in ons taalgebied toch met voorsprong de universiteit waar het meest over jeugdliteratuur wordt onderwezen. En dat voor zover ik weet zelfs nog in het Nederlands, op die internationale poot na. In stuntel-Engels lesgeven in Nederlandstalige woordkunst, dat hoeft nog niet.
 
 

 
Die borrel volgde na een afscheidssymposium, waarvan ik het middagdeel kon bijwonen, mede omdat ik een bijdrage mocht leveren aan een soort afscheidsbundel. Soort, want ik begreep dat hij alleen online beschikbaar komt, niet in de handel.
Dat middagdeel behelsde onder meer een afscheidscollege door Helma van Lierop, en dat ging over de rol van kinderen bij de beoordeling van jeugdliteratuur. Strekking kort: het wordt tijd kinderen niet als quantité négligeable, als nitwits te beschouwen, ook niet als het om wetenschappelijk onderzoek gaat - wat toch iets anders is dan het beoordelen van kunst. ‘Recht doen aan kennis van kinderen en jongeren’, zoals Helma het verwoordde. Er klonken echo's in door van haar dissertatie Ik heb het wel in jóuw stem gehoord (1990). Ze verwees naar de 'weerbarstige praktijk', met critici die ‘zich ongemakkelijk voelen bij het loslaten van de controle die ze gewend zijn’ en gaf voorbeelden aan de hand van Code Kattenkruid van Jacques Vriens en Schaduw van de leeuw van Linda Dielemans.
De zaal zat vol studenten en oud-studenten en zo kreeg het afscheid van een hoogleraar die volgens eigen zeggen het liefst door de achterdeur was verdwenen toch gepaste aandacht.

dinsdag 13 december 2022

Over verbeelding, citaat van de week

Of ik werkelijk een reeks citaten van de week begin, weet ik niet.

Maar hier is er een:

Ik denk niet dat ik veel heb verzonnen, maar ik heb me wel veel verbeeld.

Van Giuliano da Empoli, opgetekend door journalist Laura de Jong in de weergave van een interview voor de Volkskrant van 10-2-2022. Aangezien Giuliano da Empoli geen Nederlands kent zal het een vertaling zijn uit het Frans of Engels.
Hoe dan ook intrigerend.
Als je iets opschrijft wat je je verbeeldt, dan ben je toch iets aan het verzinnen? Dacht ik...

zondag 11 december 2022

Lachen!

Een momentje om vast te leggen: in de Volkskrant van 10 december 2022 meldt boekhandel 't Spui in Vlissingen dat bovenaan de tien best verkochte boeken De Gorgels prijkt, van cabaretier Jochem Myjer en illustrator Rick de Haas, het enige kinderboek van de tien. De kleine beschermers van kinderen doen het goed!
 

 
Niet duidelijk is of boekverkoper Margreet de Haan de hele reeks bedoelt (het eerste deel verscheen in 2015) of alleen het laatstverschenen deel, De Gorgels en de laatste kans (november 2022), maar dat maakt niet uit, alle Gorgel-boeken lijken een beetje op elkaar.
Wie meer wil weten over de Gorgels kan o.a. hier terecht.

maandag 5 december 2022

Praten over boeken

Een aankondiging die ik plukte uit de nieuwsbrief van Bibliotheek op school:
 

 
Stichting Lezen organiseert op donderdag 2 februari 2023 het seminar 'Over boeken gesproken'. In dit seminar, 'met zeven workshops rond praten over boeken', 'kom je te weten hoe je leesgesprekken en verschillende type boekgesprekken kunt voeren en hoe je leerkrachten kunt stimuleren en ondersteunen bij het houden van dergelijke gesprekken met leerlingen'. Dit seminar is 'uitsluitend bedoeld voor leesconsulenten die al langer werken met scholen die het praten over boeken op het rooster hebben staan'. 
Een select gezelschap...
Tot en met vrijdag 27 januari 2023 kunnen ze zich aanmelden voor het seminar. Het kost € 199,00, 'inclusief koffie, thee, lunch en netwerkborrel'. (Waag het niet om je in je eentje met een boek en een glas wijn terug te trekken.) Locatie: Accommodatie Domstad, ongeveer 5 minuten lopen vanaf station Utrecht Centraal.

donderdag 1 december 2022

Kampioen mopperkont 2022

is wat mij betreft Liesje Schreuders, tenzij er tussen nu en 1 januari een nog grappiger mopperkont de krantenkolommen haalt.
Onder de kop 'Communicatie is geen wetenschap maar ordinaire geldklopperij' haalde ze in NRC 22-11-2022 uit naar de plannen aangaande een 'Centrum voor Wetenschapscommunicatie' dat minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het leven wil roepen.

Voor wie de tekst niet te pakken krijgt:

Onder de titel ‘Het nieuwe Erkennen & Waarderen’ gaf de Vrije Universiteit vorige week ruim baan voor het op te richten Centrum voor Wetenschapscommunicatie van minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66). Dit centrum „gaat expertise verzamelen en delen, om zo wetenschapscommunicatie doeltreffender te maken” , stelt de minister. De komende jaren heeft hij 10 miljoen euro beschikbaar.

Dat klinkt lekker daadkrachtig, de wetenschapscommunicatie doeltreffender maken. Maar dat is het natuurlijk niet. Communicatie, dus ook wetenschapscommunicatie, is nooit doeltreffend. Ze heeft namelijk geen ander doel dan het communiceren zelf.

In deze tijden van corona- en klimaatscepsis lijkt het alsof gewone mensen de wetenschap niet meer geloven; de politiek moet daar iets tegenoverstellen, is misschien de gedachte van Dijkgraaf geweest. In maart stelde hij nog bij een bijeenkomst in ‘City of Science’ (jee!) Leiden dat „we ervoor [moeten] waken dat de scheiding tussen wetenschap en politiek niet vertroebelt. [...] Want als je wetenschap en politiek mengt, krijg je politiek.”

Ja, of je krijgt communicatie. En dat is nog veel erger.

Hoezo, denkt de naïeve wetenschapper, wat is er dan zo erg aan communicatie? Communicatie is toch gewoon beter leren eh... communiceren? Inderdaad. Dat is ook wat de communicatie ons wil doen geloven, met toverwoorden als transparantie en openheid, ‘samen voor ons allemaal’, investeren in je ‘passie’, ‘inclusiviteit’ en ‘transformatie’. Bij elke nieuwe crisis lijkt de conclusie van beleidsmakers en politici dan ook dat er beter (en meer) gecommuniceerd moet worden.

Maar door alle nadruk op communicatie zullen de klimaatontkenners en vaccinwappies juist de wind in de zeilen krijgen. De communicatie gaat namelijk helemaal niet uit van feiten en waarden. De communicatie maakt kennis helemaal niet transparant of eenvoudig. Integendeel: de communicatie vertroebelt en verwart, verblindt en verschraalt, juist waar ze claimt de oplossing te zijn voor alles.

Wil Dijkgraaf inderdaad meer „mensen betrekken bij het wetenschappelijke proces”, zoals het persbericht van het ministerie luidt? Dan zou hij natuurlijk kunnen proberen om wetenschappers beter te leren spreken en schrijven. Want dat is de geijkte manier om kennis te verspreiden. Het klinkt gek, maar leren schrijven wordt al best lang door de overheid gestimuleerd. Dat heet ‘onderwijs’ en de meeste wetenschappers die ik ken hebben daarvan geprofiteerd. Niet allemaal overigens...

Nu is het zo dat steeds meer wetenschappelijk onderwijs in het Engels wordt gegeven. Want, zo luidt het argument, de lingua franca (dat is Latijn) van de wetenschap is nu eenmaal Engels. Een gotspe, want de lingua franca van de sciences mag dan Engels zijn, maar geesteswetenschappen zijn, althans in het Nederlands, óók gewoon wetenschap en verdienen dezelfde aandacht en waardering als de bètavakken. En waarom zou je Nederlands, geschiedenis, politicologie, Frans, Arabisch of filosofie in die kitschtaal onderwijzen die nu de geuzennaam Global English heeft gekregen, een taal met een vage, approximatieve woordenschat en een syntaxis als een olifant?

Een taal bovendien die niemand echt goed kan spreken, laat staan dat ze er nauwkeurig en ondubbelzinnig in kunnen schrijven. Geen wonder dat het niet-wetenschappelijke deel van de natie het wetenschappelijke deel niet meer begrijpt: ze spreken een andere taal. Letterlijk.

Ik voor mij geloof niet dat Dijkgraaf de wetenschap echt „dichter bij de mensen wil brengen”, zoals hij zo vagelijk claimt. Dan zou hij zich wel richten tegen de uitholling van het onderwijs en de wetenschap zélf. Ik denk eerder dat hij zich als wetenschapper (en politicus) steeds meer in de hoek voelt gedreven van de communicatie door de charlatans, internettrollen en marktfundamentalisten die haar als een waar paard van Troje tegen de maatschappij in stelling hebben gebracht. Hij probeert ze kortom op hun eigen terrein te bestrijden; een bij voorbaat tot mislukking gedoemde zaak.

Communicatie is een toverwoord voor het binnenharken van geld, dat echter van begin af aan weggegooid geld is. Het zal verdwijnen in de bodemloze put van de niet-aflatende stroom modieuze, obscure en onleesbare teksten over communicatie, waar zelfs de meest hondse wetenschappers geen brood van lusten.

Nu stelt het ministerie dat aan het nieuwe Nationaal Centrum óók wetenschappers mogen meedoen. Nou, bedankt! Ik weet al welke ‘wetenschappers’ dat zullen zijn: communicatiewetenschappers natuurlijk. De communicatie is immers in de laatste decennia van een vuig, Amerikaans reclamebureautje uitgegroeid tot een van de populairste bachelorstudies aan de Nederlandse universiteiten. En wat leren studenten communicatiewetenschappen? Communiceren over de communicatie.

Communicatiewetenschapscommunicatie: u ziet hoe we worden ingekapseld. Maar Ionica Smeets ziet een getal: 10 miljoen om precies te zijn. 

Klinkt wel lekker, al dat gemopper. Zou ze een borreltje hebben opgehad? En met haar dronken harses een stukje hebben getikt en metéén ingestuurd? (Volgende dag: 'jee!, wat heb ik nou weer gedaan...')
 
Die laatste regel was een raadsel voor me, tot een andere stukjesschrijver me er in NRC 24-11-2022 op wees dat 10 miljoen het bedrag is dat de minister voor zijn Centrum wil uittrekken en dat Ionica Smeets is aangetrokken om er ruchtbaarheid aan te geven. Die tien miljoen is dus niet voor haar en dat is niet het enige schot in de lucht in dit schotschrift.
 
De grootste misser lijkt me dat iemand die leeft van communicatie (Liesje Schreuders is auteur en vertaler) vindt dat communicatie geen ander doel heeft dan communiceren. 
Ja, praten alleen om jezelf te horen komt vaak voor, maar zelfs dat dient eigenlijk nog een ander doel dan dat gepraat op zich.
Natuurlijk, er wordt ons heel veel medegedeeld waarvan we ons mogen afvragen waarom, en wat er achterzit, vaak wil men ons gewoon iets verkopen want van al dan niet vuige handel hangt de wereld aan elkaar. Zelfs Liesje Schreuders wil haar boeken wel verkocht zien en communiceert niet enkel om te communiceren, al is ze bezig met een vertaling van Tegen de communicatie van de Italiaanse filosoof Mario Perniola.
Enzovoort, om te spreken met Kurt Vonnegut (dit jaar honderd jaar geleden geboren).
 
Eigenlijk, zo denk ik, bedoelt onze mopperaar dat zo'n Centrum helemaal geen zin heeft. Het levert zowaar een ráák schot op:
Ik voor mij geloof niet dat Dijkgraaf de wetenschap echt „dichter bij de mensen wil brengen”, zoals hij zo vagelijk claimt. Dan zou hij zich wel richten tegen de uitholling van het onderwijs en de wetenschap zélf.

Die zit. Wie weet wil hij dat ook, maar daarvoor is zijn Centrum niet bedoeld. Eerlijk gezegd denk ik dat-ie echt de wetenschap 'dichter bij de mensen' wil brengen, anders was hij niet in de regering gestapt. Dat hem dat niet zal lukken, moet hij nog ontdekken.
Zo gaat dat. Om Vonnegut nog eens aan te halen.