Zoeken in deze blog

dinsdag 31 oktober 2023

Heel lang geleden...

was er eens een meisje. Ze heette Atta en was een Mengelmeisje van elf jaar oud. Ze raakte weg van huis en haard en na een lang verblijf bij de Neanders kwam ze weer thuis. 
Dat is de kern van dit verhaal door Jolien Janzing, met enkele soms paginagrote, sfeervolle illustraties door Linda Faas, met onder andere, heel fijn, een kaart op de schutbladen. 'Een vrolijk prehistorisch avontuur over een heerlijk eigenwijs meisje'. noemt de auteur het op haar website. Jolien Janzing prijst zichzelf graag aan, getuige haar Instagram-account, X-account en haar eigen website, waarop ze vermeld citaat vervolgt met

Jolien Janzing maakte naam met haar historische romans voor volwassenen. Nu zet ze de stap naar de jeugdliteratuur – met verve!

Atta is een kind – krachtig, impulsief en nieuwsgierig naar de wereld – dat je direct in je hart sluit. Haar spannende, humoristische avontuur was illlustrator Linde Faas op het lijf geschreven. Het resultaat is een boek dat nu al niet meer weg te denken is uit de kinderliteratuur!


Oef. 
In ieder geval geen tekst bedoeld voor haar veronderstelde lezers - kinderen. Eerder een meme, nou ja, zeg maar cliché, uit marketingkokers. Atta is met groot gemak 'weg te denken' uit de jeugdliteratuur. Humoristisch vind ik het niet en of ik Atta 'direct in mijn hart sluit', laat ik graag in het midden.
Spannend is het voor de bedoelde lezers van 10 à 12 jaar vast wel en ja, Atta is wel te omschrijven als 'krachtig, impulsief en nieuwsgierig naar de wereld'.

De intro is niet slecht:

  


En het kaartje mag er zijn:



In deze context speelt het verhaal zich af. Tijd: 'oertijd'. Plaats: zie kaart. Verfrissend dat er geen enkel verband wordt gelegd met wat er bekend wordt verondersteld over hoe mensen in de 'oertijd' leefden. Het is een levendig en spannend fantasieverhaal dat zich in een verzonnen oude wereld afspeelt en dat is op zich genoeg.
 
Maar de volwassen lezer die wel eens iets heeft gelezen over heel oude tijden legt natuurlijk verband tussen Neanders en Neanderthalers, vooral als op p. 49 over de Neanderjongen Noz staat:

Hoewel hij niet zo groot was als Wildo, schatte ze dat hij ongeveer even oud moest zijn. Zijn voorhoofd was laag en zijn wenkbrauwen staken net als bij Omoe uit als een overhangende rots.

Dat is hoe Neanderthalers doorgaans worden afgebeeld. 
Deze Neanders zijn voorzien van een krom taaltje.
Als Atta na een gevecht met een mammoet is afgedwaald van de jagersgroep en na een bange nacht en een aanvaring met een leeuw wordt gevonden door Noz en vervolgens terecht komt bij zijn clan, roept opperhoofd Dottie

'Jij wondermeissie! Leeuwie slecht, leeuwie boos. Mie haat leeuwies!' Ze pakte Atta stevig bij haar pols. 'Kom mee, schattie. Jij niet bang.'

Tot zover even dit verhaal.

Want deze poging om een verhaal te plaatsen in de begintijd van het mensdom deed me onmiddellijk denken aan een ander verhaal, The Kin van Peter Dickinson, dat monumentale Britse kinderboek uit 1998, dat in 1999 in een Nederlandse vertaling door Nan Lenders, Kinderen van de Maanvalk, bij Gottmer verscheen.The Kin is nog steeds in de handel, ook als e-boek, de vertaling is alleen tweedehands verkrijgbaar.
Kinderen van de Maanvalk is een lang verhaal, eigenlijk een bundel van vier verhalen, met vijf hoofdpersonen, dat zich afspeelt in 'Afrika, zo'n tweehonderdduizend jaar geleden'.

De eerste moderne mens heeft zich ontwikkeld. Er zijn nog andere mensen op de wereld, eerdere menselijke soorten, maar deze zijn de eerste Homo sapiens sapiens, de soort waartoe iedereen ter wereld tegenwoordig behoort. Zijn zijn waarschijnlijk de eerste mensen die taal gebruiken. Zij kunnen spreken.
Aanvankelijk zijn er nog erg weinig van deze nieuwe mensen, maar ze zijn slim en sterk en het gaat hun goed. Hun aantal groeit, dus moeten ze zich verspreiden en nieuwe gebieden zoeken waar ze kunnen wonen. Die verspreiding gebeurt golfsgewijs, met lange perioden ertussen. Dit boek gaat over zo'n groep van deze mensen, de stam van de Maanvalk, net nadat zo'n golfbeweging is begonnen. Ze zijn gedwongen om de gebieden waar ze sinds mensenheugenis geleefd hebben te verlaten en op zoek te gaan naar nieuwe leefgebieden.

Een citaat uit de uitvoerige inleiding, 'Voor je begint te lezen', die in ieder geval een duidelijke achtergrond schetst. Des te verrassender is de volgende alinea:

Ik heb vrijwel alles verzonnen. De echte mensen die in die tijd leefden hebben erg weinig sporen achtergelaten - de stenen werktuigen die ze maakten, fossielen van hun eigen botten en de botten an de dieren die ze aten, de as van hun vuren, enzovoort. Wat waren ze voor mensen? Hoe leefden ze? Zelfs de deskundigen kunnen er alleen maar naar gissen, met behulp van hun fantasie en de weinige feiten die bekend zijn. En dat heb ik dus ook gedaan.

Het resultaat is indrukwekkend.
Voor enig begrip van de opbouw in vier verhalen bleek het nuttig het uitgebreide commentaar van Peter Dickinson te lezen. Daaruit blijkt dat hij oorspronkelijk uit geldnood begon aan een veel kleiner verhaal, dat uiteindelijk uitmondde in het eerste verhaal in dit werk, 'Het verhaal van Suth'. Maar hij werd al schrijvende zo gegrepen door de mogelijkheden die zich ontvouwden dat hij er drie bijschreef, het laatste, 'Het verhaal van Mana', in zes weken. Dat was naar de zin van de redacteur bij zijn Britse uitgever: zij vond meteen dat het één groot boek moest worden. Het kwam terecht op de shortlist van de Carnegie Medal for Writing, een toonaangevende Britse bekroning van jeugdliteratuur.

Er is een groep van vijf kinderen en jongvolwassenen die zich losmaakt van een zwervende groep om enkele jongere kinderen te redden die waren achtergelaten. Ze vinden die kleine kinderen en trekken samen door, echter een andere kant op als de grote groep. Ze lijden nogal wat ontberingen maar weten zich in leven te houden en komen onderweg mensachtigen tegen die er anders uitzien en op mensen lijken maar niet kunnen spreken. Ze communiceren onderling met geluiden, grommen, kreten en zo en blijken redelijk vredelievend en geneigd tot samenwerking. Menselijk genoeg om zich ook met de kinderen te kunnen verstaan en vice versa en samen weten ze het te rooien in een vruchtbare vallei.
Eén van de niet-sprekers trekt zelfs met de groep mee, nadat een aardbeving hun vallei verwoest. Daarbij komen ze weer nieuwe stammen tegen, zoals de 'vismensen', die in het moeras wonen. Op een gegeven moment moeten ze zich ook verweren tegen andere, veel agressievere mensen, die er niet voor terugdeinzen om te doden en die ze de demonmannen noemen.
Dit is een wel heel erg korte samenvatting van de vier verhalen, die elkaar opvolgen en zo samen toch één verhaal vormen, dat een flinke periode omspant: de oudsten worden volwassen, de jongere kinderen pubers, de baby's kinderen. De niet-sprekende man trouwt met een van de jonge vrouwen (Mana) en ze krijgen een kind, dat, zo blijkt na een jaar of wat, tot hun vreugde kan spreken.
Zo'n korte samenvatting doet geen recht aan de diepte van dit verhaal, waarin dood en leven langskomen, zwak en sterk, omgaan met gehandicapte stamgenoten (Tinu, de vijfde hoofdpersoon), liefde en verlies, goed en kwaad. En waarin ook nog eens, in korte verhalen tussendoor, mythen worden verteld van die eerste mensen, verhalen in verhalen dus, even fictief als inventief en geloofwaardig.

Onbegrijpelijk of niet, ik citeer de laatste alinea's.

Noli legde haar steen neer, kwam naar haar toe en pakte haar hand vast.
'Mana', zei ze. 'Okern is mens. Op een dag kiest hij. Kijk maar naar Goma. Zij is goed, goed. Ze zegt bij zichzelf: Dit is goed. Ik doe het. Dit is slecht. Ik doe het niet. Daar heeft ze geen woorden voor nodig. Ze is mens.'
'Mana, goed is een woord. Slecht is een woord. Maar het is meer, meer. Het is... ik weet niet wat het is, maar het is iets van mensen.'
Mana keek naar Okern. Ja, hij was mens, dacht ze. En Noli had gelijk. Ze herinnerde zich de plotselinge woede die in haar was opgekomen op de Plaats Waarover Niet Gesproken Werd, bij de gedachte dat de demonmannen hadden gekozen om te zijn wat ze waren. Die woede was van Maanvalk gekomen, dacht ze. Die woede had gemaakt dat ze de oude demonman getrotseerd had en zich luidkeels tegen hem verzet had.
Ja, goed of slecht ... of hij nu de waarheid zou weten over zijn eigen ouders of niet ... op een dag zou Okern kiezen.
Dat was iets van mensen.

Wat in deze verhalen met de spraak van de personages gebeurt is fascinerend. Die is niet krom, niet ongrammaticaal, maar wel eenvoudig, met korte zinnen.
Vooruit, nog een citaatje (p. 506), uit een overleg na het vinden van een dood kind en een vrouw die zich verborgen had:

'Ik zeg dit,' zei Chogi ten slotte. 'Haar huid is zwart. De huid van de demonmannen is donker, als die van ons. De huid van de jongen is donkerder. Een demonman nam deze vrouw. Hij was de vader. De jongen is haar zoon. Ze wil hem niet. Maar hij is haar zoon.'
'Dit is verdrietig, verdrietig,' zei Bodi.

Dat is een heel andere manier om met verzonnen spreektrant om te gaan als die in Atta.
Daar spreken de Mengelmensen, tot wie Atta hoort, gewoon modern Nederlands en de Neanders krom. Waarmee ik weer terugkeer naar het eerstgenoemde boek, dat in dezelfde tijd zou kunnen spelen. De 'oertijd', jawel...
Het sterkste van Atta is de episode die beschrijft hoe Atta, omdat ze niet als de andere meisjes en vrouwen bessen en knollen wil zoeken, met haar broer en anderen op jacht gaat. Die moeten haar wel meenemen, want ze zijn al te ver om haar terug te sturen. Ze raken slaags met een forse mammoet en Atta raakt na hard wegrennen verdwaald. Ze maakt een bange nacht door, wordt 's ochtends ook nog belaagd door een leeuw, verweert zich met haar speer maar valt in katzwijm en als ze bijkomt blijkt de leeuw dood en even later komt die Neanderjongen op de proppen, die haar over zijn schouder slingert en meeneemt. 
Waar het me om gaat is de twijfel van Atta, aldus beschreven:

Er zijn van die momenten in een mensenleven dat je op het punt staat iets te doen waarvan je weet dat het heel fout kan aflopen. Als ze nu terugkeerde, kon ze haar moeder en de andere vrouwen vast nog vinden. Maar als ze doorliep, moest ze haar plan om de mannen in te halen doorzetten.

Dat laatste doet ze. Maar van wie is nu die gedachte in de eerst geciteerde zin: van Atta of de verteller?
Over haar besluit denkt ze in de volgende episodes nauwelijks na en dat vind ik een gemiste kans op wat diepgang.
Ze is druk bezig met de zeden en gewoontes van de Neanders. Ze willen haar eigenlijk houden, als vervanging van een gestorven meisje, maar ze weet te ontsnappen en komt uiteindelijk in een scène die ongetwijfeld veel lezers zal ontroeren haar clan weer tegen. Ook deze samenvatting doet het verhaal te kort, het is rijk aan details. Ik meld er een paar: Atta heeft een tamme wolf als huisdier, bij de Neanders huist een tamme sabeltandtijger. Die wolf brengt Atta op het spoor naar huis. De jongen die Atta vond heet Noz en wil eigenlijk met haar trouwen, maar Atta wil liever haar huis, waar ze al iemand op het oog heeft. Noz is zo edelmoedig om haar daarbij te helpen in plaats van te mokken. En Atta komt onderweg ook nog in een grot waarop de wanden prachtige tekeningen van dieren staan, mooi geschilderd door Linde Faas (p. 130) ... toch weer een verwijzing naar onze eigen wereld en de sporen van vroeger, laten we zeggen de grotten van Lascaux. Wel wat toevallig, net als zo'n panorama zoals zich dat op p. 120 ontvouwt, dierentuin-achtig, als een soort ouderwetse schoolplaat.

De Neanders klommen de helling op. Daarbeneden lag een prachtige vallei vol dieren. Ze hadden het Land over Zee bereikt. Atta's mond viel open van verbazing. Er liep een kudde bizons en er waren reuzenelanden en reuzenherten, een aantal mammoetmoeders met hun jongen en een volledige familie bosneushoorns. De dieren kwamen drinken aan een helderblauwe vijver en van bovenaf kon je in het hoge gras een paar sabeltandtijgers zien sluipen.

Nou ja, afijn. Kon Atta al weten dat die elanden en herten zo reusachtig waren? 

Kortom, niks mis met Atta, geen topper, beetje gewoontjes van stijl, plusjes en minnetjes maar verder best een onderhoudend boek. Peter Dickinson stijgt daar met zijn Kinderen van de Maanvalk ver boven uit en verdient het opnieuw op de markt te worden gebracht. 
En die vergelijking ligt voor de hand doordat beide verhalen zo ver terug in het verleden zijn geplaatst.
 
   

Janzing, Jolien. Atta. Met illustraties van Linde Faas. Lemniscaat, 2023. ISBN 978 90 477 1489 7, 140 p.
Dickinson, Peter. Kinderen van de Maanvalk. Illustraties: Saskia Masselink. Vertaling: Nan Lenders. Gottmer, 1999. ISBN 90 257 3137 6, 540 p. Oorspr.: The Kin, Macmillan Children's Books, 1998.