Aelin is hoe dan ook geen doorsnee-boek. En er zijn heel wat elementen voor een goed verhaal. Een eiland ver in zee met een vuurtoren, een elfjarig meisje op dat eiland dat denkt dat ze van een andere planeet komt en het eiland deelt met twee heren die vinden dat ze haar vader c.q. grootvader zijn en verantwoordelijk zijn voor het vuurtorenlicht. Een fort van blauwachtige of zeegroene steen met een geheime kamer. Ze krijgt een hond cadeau, een wolfshond. Er spoelt een surfer aan, bijna verdronken, maar het meisje (Aelin) redt zijn leven. Er zijn tekenen van een geheimzinnige V. 's Nachts, in waakdromen, krijgt ze coupletten van een vers in haar hoofd en die schrijft ze op. Ze heeft niet het idee dat het haar eigen teksten zijn.
En doordat Aelin ook verteller is, krijgen we die coupletten ook te lezen. We maken alles mee wat zij verkiest te vertellen, als een soort radioverslag. Onze elf-, bijna twaalfjarige verteller maakt ons deelgenoot van veel emoties, gedachten, veronderstellingen, verlangens, weerspannigheden. Deels schrijft ze die op in een Zeeschrift. Dat legt ze ons uit en ze vertelt ons (p. 25) haar taken. Waaronder:
Naast mijn dagelijkse taken en klusjes geef ik mezelf nog veel denkwerk:
8. Nadenken over waar ik vandaan kom.
9. Nadenken over wat ik hier doe. (De Mens bestuderen? Dit stukje Aarde in kaart brengen? Dat laatste was zo'n makkie. Als dat mijn opdracht was geweest, dan had ik allang weer naar huis kunnen gaan.)
10. Nadenken over hoe ik contact maak met mijn volk of familie.
11. Nadenken over hoe ik thuiskom.
Over de punten 8 tot en met 11 denk ik de hele tijd, eigenlijk. Behalve als ik slaap.
Dat verandert als ze die hond krijgt en die surfer aanspoelt. Dan heeft ze ineens minder tijd om na te denken. In het hoofdstukje Zeemeeuwsneeuw (alle hoofdstukjes beginnen met Zee-) krijgen we een indrukje.
Jouw hart klopt in mijn hart
Wat is dat voor zin/onzin? Jouw hart klopt in mijn hart. Mijn ogen zitten nog dicht, toch zie ik meer woorden zweven in het rode donker van mijn hoofd. Er was nog een kamer vrij. Waar komen deze zinnetjes vandaan? Ze klinken niet alsof ik ze zelf zou bedenken. Maar ik heb ze gedroomd. Dus moet ik ze opschrijven in mijn logboek.
Ik wil opstaan, maar er ligt een berg zand op mijn onderbenen. Raar. Ik probeer mijn ogen open te krijgen. Wacht, dat zand was onderdeel van de droom. Of nachtmerrie. Een van mijn zeedromen die om de zoveel tijd terugkomt: ik kan niet ontsnappen aan de zee. Iets met strand, mijn voeten bedolven onder zwaar nat zand, golven die over me heen rollen en ik kan me niet bewegen. Brrrrr.
O ja.
Hondenhaar.
Zucht.
Mijn leven is voorbij. Afgelopen is het met eindeloos uitslapen, urenlang lezen, dagen achter elkaar klussen in de Zeeloods. Nu heb ik een Ritme.
Zo zitten we opgesloten in het hoofd van onze verteller Aelin. Geef je maar over, want anders moet je het boek dichtslaan. Ik kan me voorstellen dat een andere, eventueel anonieme verteller het anders had gedaan, vermoedelijk met minder woorden, minder uitroepen als brrrrr, Zucht en zo. Had met ongeveer dezelfde elementen een ander en wellicht sterker verhaal opgeleverd. Meer lading met minder woorden.
Het is niet anders, we doen het met Aelin. (Dezelfde letters gaan in alien, en dat had Aelin ook al ontdekt. Leuke vondst.)
Hoe gaat dat hier, op p. 216, een flinke sprong in het verhaal?
Van zo dichtbij iemand aankijken was nooit iets voor mij, maar nu wil ik het. Ik heb geen idee hoe het is om een tweeling te zijn. Tweelingen zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Wat ik nu voel is een onbekend en toch onmisbaar gevoel van eenheid. Ik ben van deze vrouw gemaakt. Ben ik echt uit haar lichaam tevoorschijn gekomen? Het is moeilijk te bevatten, met je verstand, dan. Mijn lijf begrijpt het prima. Onze ogen trekken ons naar elkaar toe. Het spiegel-in-de-toekomst-effect is er nog. Haar gezicht dat net als het mijne van boven breder is en naar de kin toe puntiger wordt. Haar haar is veel langer en ze is ouder, maar haar ogen zijn van dezelfde zeekleur als de mijne. De neus, haar mond: zo zie ik er later uit. Later. Er verschuift iets, in mijn binnenste. 'Later' verschuift. Draait, honderdtachtig graden. Mijn 'later' ziet er opeens totaal anders uit. Niet meer op een andere planeet. Valentina is mijn 'later'. Hoe V ouder wordt, hoe ik op haar lijk, kan ik alleen zien als ik hier op aarde blijf, op het eiland. Maar waar zou ik anders heen moeten? Mijn volk uit de ruimte is naar mij gekomen. Ik kan gewoon bij Lud, Oli en Fenra blijven. Ik hoef niemand te missen en nergens meer heen, behalve naar de surfers, als ik Hunakai wil bezoeken.
Maar zo simpel als iemand opzoeken is dat niet. Toch? Of voor Valentina wel? Wat als ze ons alleen even komt opzoeken, en weer wegvliegt als ze terugverlangt naar de stilte... En wat als ze gewoon wil blijven en doen of er niks is gebeurd? Alsof er geen jaren verstreken of verloren zijn gegaan. Zo makkelijk komt ze daar toch niet mee weg? Of, beter gezegd, zo vanzelfsprekend kan ze toch niet ons leven binnenvallen? Alsof ze gewoon in haar eentje met vakantie is geweest. Maar dan wel tien jaar. Ik probeer de storm in mijn hoofd onder controle te brengen en adem langzaam uit. Als een zachte zucht.
Na dit vertoog, zo goed als een voordracht of college ('of, beter gezegd'), komt het
'Schatje toch.' Valentina glimlacht met haar nog natte gezicht. 'Sorry dat ik zo lang weg was, Maanmeisje. Ik ga mijn best doen om de schade in te halen.'
ietwat als een koude douche. Weet Valentina dan niet hoe welsprekend haar dochter is? Welke bijna-twaalfjarige krijgt zo'n vertoog uit haar strot? Geen enkele, en Aelin ook niet want die denkt het alleen maar. Alleen maar? Enfin... Een tour de force, om ons zo'n vertoog voor te schotelen als meebelevers in Aelins geest. Aan de andere kant, hoe had een anonieme verteller dit ons voorgeschoteld? Hoe zou een scenarist, een regisseur dit omwerken tot een filmscène?
Met wat erop volgt is dat makkelijker. Dat lijkt geschreven voor een film en er zitten wat cliché'tjes in. (Die knipoog, vreselijk.)
'Schatje toch.' Valentina glimlacht
met haar nog natte gezicht. 'Sorry dat ik zo lang weg was, Maanmeisje.
Ik ga mijn best doen om de schade in te halen.'
Maanmeisje. Dat woord komt bij haar vandaan. 'Is het gedicht dat in mijn hoofd verscheen van jou? Dat lied?'
'Van ons.' Valentina trekt me weer tegen zich aan. 'Ons lied heeft me vanavond thuisgebracht. Net op tijd.'
'Op tijd?'
'Voor je verjaardag.' Ze knipoogt en haalt haar vingers door mijn haren. 'En ook op tijd voor mezelf.' V kijkt niet meer nar mij, ze staart over mijn schouder. 'Lees mijn brieven maar een keer.'
Welke brieven? Ik moet dit allemaal verwerken. De belangrijkste vraag die me nu te binnen schiet is: 'Ben ik dan géén ruimtewezen?'
'Natuurlijk wel,' zegt Valentina in mijn haar. 'We bereizen allemaal dezelfde ruimte en allemaal zijn we ruimtewezens van sterrenstof.'
Hiermee heb ik redelijk wat intrige weggegeven, dus verschaf ik verder geen details behalve dat V ook letterlijk uit de ruimte komt, met iets dat op een ruimtevaartuig lijkt - maar ook een helikopter zou kunnen zijn. Ik schreef al: Aelin is geen doorsnee-boek. De rol van surfer Hunakai, die haar leert zwemmen, die van de hond Fenra, die van Lud en Oli, ze worden hier niet belicht. Ze passen in het verhaal.
Lees zelf maar. Als je de verteller en wat onwaarschijnlijkheden voor lief neemt, heb je een bijzonder verhaal in handen.
Bolt, Arienne. Aelin. Met illustraties van Mark Janssen. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1702 7, 305 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten