Zoeken in deze blog

maandag 20 oktober 2025

In sneltreinvaart kroop de plant aan land

Om precies te zijn in 6 bladzijden - van de 32 bladzijden die Casper en Rik van der Kooi gebruiken om na de titelpagina, colofon en inhoudsopgave te beschrijven hoe de plant aan land kroop.
Het boek De plant die aan land kroop bevat geen tijdlijn. Jammer, want het leven deed er aanzienlijk langer over om aan land te komen dan vervolgens zich over dat land te verspreiden. Althans, volgens wat we tot nu toe weten of vermoeden.
Zie bijvoorbeeld dit mooie plaatje, ontleend aan Wikiwijs:
 
 
We kunnen er een miljoen of wat jaar naast zitten, maar er zit dus zo'n 1,5 miljard jaar tussen de eerste eenvoudige planten en de eerste landplanten, en pakweg een half miljard jaar tussen die eerste landplanten en nu. Waarvan ze er zo'n tweehonderdduizend jaar moesten delen met homo sapiens, wat heel lang goed ging.
 
 

 
Het zou kunnen zijn dat illustrator Rik zich niet geïnspireerd voelde tot meer pagina's oersoep of 'kale vlakte' dan die op p. 8 en 9, zich al meer senang voelde bij de daaropvolgende wieren en blij was dat hij op p. 12-13 de eerste planten op land mocht tekenen.
Met zijn illustraties is verder niets mis, tegelijk expressief en feitelijk.
 
 

Wat dat betreft hebben de broers mooi samengewerkt.
Voor de tekst moet je wel wat basisschooljaren leesles hebben gehad. Evolutie, bladgroenkorrels, kooldioxide, suikers, fotosynthese, organismen, kraamkamers, vitamines, mineralen, lagune, rizoïden, structuren, voortplantingsorganen, voortplantingscellen, bevruchting, segmenten, fossielen, doorgekweekt (veredeld), mimicry ... tot en met onderzoeksveld op p. 38. Dat had Midas Dekkers er vast beter van afgebracht dan Riks geleerde broer Casper.
 



 
Hier en daar ging de samenwerking iets minder soepel, lijkt het. Op de vier bladzijden besteed aan 'Levenscyclus van een boom uit zaad' en 'Verspreiding van zaden' figureert op p. 23 een plaatje van een piepkleine eik (en nog een eikel) terwijl in de tekst op zeker moment klaproos en kastanje genoemd worden. Die eik komt dan wel op de volgende bladzijde, waar ook esdoorn, paardenbloem (pluisjes) en distel genoemd worden en inderdaad wat typische esdoornhelikoptertjes over de bladzij fladderen, net als een klit, maar bijvoorbeeld ook een walnoot en een dennenappel. De zaden zijn hier meer versiering dan toelichting en mutatis mutandis geldt dat ook voor de bloemen van orchideeën (p. 34-35, wel mooi gedaan) en sommige andere bladzijden. Waarom het zo bijzonder is dat er een- en tweezaadlobbigen zijn wordt ook niet echt duidelijk. Waren de eenzaadlobbigen er eerder? Wordt niet vermeld.
 
Helaas lopen de twee broers hier en daar ook in de val van reden en oorzaak, of, milder, het idee dat omdat en doordat hetzelfde betekenen. Zie bijvoorbeeld p. 39:
 
De onderzoekers vonden dat witte klaver in de stad minder bittere smaakstoffen aanmaakt dan plantjes van het platteland. Dit is waarschijnlijk ontstaan omdat in de stad minder beestjes zijn die de blaadjes opeten,
 
Nee, doordat... 
 
De twee broers hebben een mooi boek gemaakt, met vooral mooie illustraties, maar het had nog mooier en beter kunnen zijn. Wie weet raakt het een jonge lezer toch genoeg om zich verder in planten te verdiepen. Het boek Briljante planten zou hem of haar verder kunnen inleiden.

 
 
Kooi, Casper van der, en Rik van der Kooi. De plant die aan land kroop. Hoe alle leven vanuit de plantenwereld is ontstaan. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1583 2, 42 p.    
 
NB. Helaas klopt de ondertitel niet, want 'hoe alle leven uit de plantenwereld is ontstaan', dat wordt nergens verklaard. Uitgeversfoutje? In de tekst wordt er niet over gerept, de broers kan het niet aangerekend worden.
NB2. Excuses aan boekverzorger Marc Suvaal en illustrator Rik van der Kooi voor de niet 100% secure weergave van de bladzijden hierboven, ze waren net iets te breed voor de scanner en wilden niet platliggen voor de foto.
 

vrijdag 10 oktober 2025

Onderwijsgedichten

Het woord onderwijsgedichten is dubbelzinnig: gedichten voor in het onderwijs of over het onderwijs? Inleidingen en poëzie tonen: hier gaat het om gedichten over het onderwijs, in de 878 bladzijden tellende bundel Er hangt iets van lente in de klas, Nederlandstalige onderwijsgedichten vanaf de dertiende eeuw tot nu. Het zijn er 'zo'n 950' (p. 16, de samenstellers waren de tel even kwijt), met 'hertalingen' tot ergens eind 17e eeuw, het laatste hertaalde gedicht is 'Aan de stoel van een schoolmeester te Bolsward', dichter onbekend:
 
Tyzel-hoofden, toorn bedwingen
  Spijt verkroppen,
  Bijster koppen,
Wirrewerren, Oor-getuyt,
Zinne-dwelmen, Raasgeluyt,
Suizebollen,
Kasterkrollen,
Geestequellen,
Moed ontstellen,
Vaegvyers-hell' en
Dan nog duizent zulk geveert
Plaagt hem die een school regeert. 
 
Hertaling nodig? Zie p. 97.
Het daaropvolgende vers, van Betje Wolff en Aagje Deken, wordt niet meer hertaald.
 
Lieve Moeder, 'k ben zo bly
  'k zal nu haast, een ambagt leeren
 
en nog 62 regels voort. Ze heten zo geestig te zijn, Betje en Aagje, maar dat geldt niet voor deze acht coupletten over 'De braave jongen', vast niet ironisch bedoeld.
 
Het eerste gedicht is van Diederic van Assenede (13e eeuw), met een mooi staaltje opkomen voor de vrouw, in 'Floris ende Blancefloer'. Een koning stuurt zijn zoon naar school, maar die wil niet zonder zijn vriendinnetje. Dus mag zij ook. Gezellig:
 
Men dedese ter scolen ende si leerden.
Si ghingen te gader ende si keerden.
Van harre ouden, van haren daghen
consten si van minnen die si plaghen,
menighen raet ende vele treken. 
 
Ofwel, in de minder ritmische hertaling:
 
Men stuurde hen naar school, waar zij leerden.
Ze gingen samen heen en terug.
Op jonge leeftijd wisten ze
al heel veel over de liefde,
in theorie en praktijk. 
 
Opdracht: schrijf een betere hertaling, ritmischer en met wat rijm. Inleveren aan het eind van de les. Je krijgt er een cijfer voor.
 
Moderner, van Petra van Rijn (1956-heden, p. 660):
 
Jongens en meisjes, vandaag
gaan we werken over vrijheid.
Vrijheid is belangrijk.
Vrijheid moet.
We gaan dus een vogel maken.
Vogel betekent vrijheid.
Vrijheid is goed.
Hier is het zakje
met gekleurde veertjes,
er is lijm en papier.
Zorg dat je binnen de lijntjes kleurt,
dan maak je mooie vrijheid.
We sluiten de ramen
dan wordt je niet afgeleid
door de merels
en het getintel in de lucht.
De zonwering gaat naar beneden,
dan heb je geen last van het licht.
Dan is al je aandacht voor vrijheid.
Hier heb ik het voorbeeld.
 
Staccato voorlezen werkt het best, met wat schelle stem, en snibbig als het over die merels gaat.
 
Er zijn veel onderwijzers (meesters en juffen maar vooral meesters) die voor kinderen gingen schrijven, proza en poëzie, en een heel bekend en recent voorbeeld is natuurlijk Jacques Vriens
Met het volgende gedicht (p. 558) raakt hij een snaar.
 
Op een dag neem je afscheid,
het komt eerder dan je dacht,
op een dag neem je afscheid
van de kinderen van groep acht.
 
Samen huilen, samen lachen,
en wat ruzie hoort erbij
samen langzaam groter groeien
die tijd is nu voorgoed voorbij.

Op een dag neem je afscheid,
van de kinderen van je klas
op een dag neem je afscheid
van wat vanzelfsprekend was.
 
Een gelegenheidsversje, zo lijkt het, wellicht met gitaarbegeleiding. Jacques Vriens is beter in schoolverhalen.
Wel duidelijk bedoeld voor collega's, en dat geldt eigenlijk voor de hele bundel. Natuurlijk is hier en daar iets te vinden dat je aan de klas kan voordragen, maar dit is een bundel poëzie over onderwijs voor onderwijzers, pardon docenten. Ieder dag een gedicht hieruit aan de muur van de docentenkamer zou niet gek zijn.
Vooruit, nog eentje:
 
Lesje breuken
 
Ik zie het aan zijn ingezakte schouders
Dit weekend was hij weer eens bij z'n pa
Na school vanmiddag gaat hij naar zijn ma
Zo is het leven met gescheiden ouders
 
Ze zijn alweer een tijdje uit elkaar
Maar al die ruzies, dat voortdurend vitten
Dat gaat toch in zo'n jongenskoppie zitten
Nou heeft-ie weer zijn rekenwerk niet klaar
 
En ik maar roepen: doe nou even mee
Dat vereenvoudigen is zó te leren
Hij kijkt met lege ogen naar het bord
 
Ik tref zijn blik, we weten alle twee
Dat zulke breuken blijven repeteren
En dat twee halven nooit een hele wordt
 
Van Christiaan Abbing (1984-heden).
 
Het zal een gigantische klus geweest zijn, deze rijke, bonte verzameling poëzie over onderwijs. Met verantwoording, register en bronopgave, en vier inleidingen over het onderwijs in resp. de middeleeuwen, na de middeleeuwen tot de onderwijswet van 1806, de negentiende eeuw en de twintigste eeuw en begin eenentwintigste eeuw. En twee leeslinten, maar dat is vooral een verdienste van uitgeverij Noordhoek te Gorredijk, 'onderdeel van 20 leafdesgedichten en in liet fan wanhoop bv'.
 
  
Er hangt iets van lente in de klas... Nederlandstalige onderwijsgedichten vanaf de dertiende eeuw tot nu. Onder redactie van Theo Magito & Henk Sissing. Noordhoek, 2025. ISBN 798 94 6471 330 5, 878 p.   
 

woensdag 8 oktober 2025

Een boek voor jou

 
Onder deze leus werkt de door Marit Törnqvist in gang gezette stichting met het doel dat:
 
elk kind dat gevlucht is naar Nederland het boek Een boek voor jou krijgt als welkomstgeschenk. Een boek voor jou is een bloemlezing van mooie en bekende verhalen, gedichten en illustraties uit de Nederlandstalige kinderliteratuur, vertaald naar de zes meest gesproken talen in azc’s. Met het boek en activiteiten rond het boek op azc’s, wil de stichting bijdragen aan leesplezier, de ontwikkeling van taal en lezen en het algehele welbevinden van gevluchte kinderen. 
 
Zie ook de website. Wat is min of meer een losse actie was, zie ook hier, wordt nu een stichting. Op 3 november wordt die in Utrecht 'feestelijk gelanceerd'.
Het blijft niet bij een boek, betrokken auteurs en illustratoren gaan ook op tournee langs asielzoekerscentra, voorjaar 2026.

maandag 6 oktober 2025

Kerndoelen al dan niet functioneel

Een bericht passeerde in Biebtobieb en leidde me naar de website actualisatiekerndoelen.nl/nederlands.
Actualisatie, actualisering, kerndoelen, nee, nieuwe kerndoelen, nee, ze zijn juist al geactualiseerd, lezen we.
Want, aldus een bijdrage van Stichting Lezen op Biebtobieb, 
 
De geactualiseerde kerndoelen Nederlands leggen een basis voor rijk onderwijs voor alle leerlingen en vormen een brede opdracht voor het onderwijs. Ondersteuning van de Bibliotheek is hierbij zeer welkom. Daarom heeft Stichting Lezen in samenwerking met professionals uit de bibliotheek en het onderwijs het document Aan de slag met de Conceptkerndoelen Nederlands gemaakt. In dit inspiratiedocument doen wij suggesties over wat bibliotheken voor de scholen kunnen betekenen bij het maken van een goede vertaalslag van de conceptkerndoelen naar onderwijsactiviteiten en didactiek.

Zo zo. Nu zijn het ineens conceptkerndoelen? Geactualiseerd en al. Brede opdracht.
Zullen we die al dan niet concept- en al dan niet geactualiseerde kerndoelen er eens bijhalen?
Hm, keuze genoeg hier:
 
Welkom op het platform actualisatie kerndoelen Nederlands

Via dit platform blijf je op de hoogte van de actualisatie van de kerndoelen Nederlands.

In april 2025 leverde SLO de set definitieve conceptkerndoelen Nederlands op. Benieuwd? 
Bekijk het nieuwe kerndoelenboekje. In april 2025 leverde SLO de set functionele kerndoelen voor Nederlands op, bekijk het nieuwe kerndoelenboekje voor de functionele kerndoelen. Je kunt ook de formele opleveringsdocumenten voor de kerndoelen Nederlands en de functionele kerndoelen Nederlands bekijken.

Wil je nu al aan de slag? Op de webpagina
Aan de slag vind je tips.

Via dit platform blijf je voorlopig op de hoogte van het proces en de laatste ontwikkelingen. Meld je aan voor de automatische updates om notificaties te krijgen van het laatste nieuws.


Tjonge. Vier soorten kerndoelen... Nou, zo leer je wel lezen. Voorlopig alleen nog maar op dat nieuwe kerndoelenboekje geklikt. Het levert een pdf op getiteld Definitieve conceptkerndoelen Nederlands en rekenen en wiskunde herziene versie 2025.
Definitieve concepten - en nog eens herzien. Wat een scherpslijpers moeten hier aan het werk zijn geweest!
 
 
 
Wordt wellicht vervolgd. 

zondag 5 oktober 2025

Waarom heeft de pelikaan zo'n grote bek?

Het intrigeerde, dit boekje, vanwege de titel: Mag je haaien aaien?
Rare vraag. Wie zou dan toestemming moeten geven? Papa, mama, de juf, de regering, een god? En wie zou er in vredesnaam een haai willen aaien?
Dus aangevraagd.
Het is een prentenboek met gewatteerde omslag, stevige bladen en illustraties die het eerste ogenblik doen denken aan een boekje bedoeld voor peuters en kleuters. Maar de tekst en de opzet suggereren iets oudere kinderen, die al kunnen lezen en, niet onbelangrijk, onderscheid kunnen maken tussen feit en fictie, en soms enige kennis vooronderstellen.
De opzet: een vraag, een fictief antwoord en een feitelijk antwoord.
Neem 'Kunnen kikkers kussen?'

 
Fictief antwoord:
 
Kikkers krijgen graag kusjes. Ze kunnen urenlang stilzitten op hun lelieblad. Met getuite kikkerlippen wachten ze daar op een zoen. Om dan, hocus pocus pas, plots te veranderen in een dappere prins met een wapperende mantel.
 
Feitelijk antwoord:
 
Maar eigenlijk zit het zo: kikkers kunnen niet kussen, maar wel geweldig kwaken. Het zijn zelfs de enige dieren die kwaken. Het kwaken bij kikkers heeft dezelfde functie als het kussen bij mensen. Al kwakend lokt het mannetje het vrouwtje tot bij zich. Het kikkermannetje dat het mooiste kwaakt krijgt vaak het leukste kikkervrouwtje.
 
Om dit te savoureren moet je dus begrijpen dat er in het fictieve antwoord naar een sprookje verwezen wordt en weten wat een prins is. Bovendien moet je een woord als functie kennen en dan vervolgens aannemen dat mensenmannen een soort kuswedstrijd houden: wie het beste kust, krijgt de leukste vrouw.
Dat is Darwin te kort door de bocht. 
 
 


Nog een voorbeeld: 'Waarom zijn flamingo's roze?'
Om te beginnen, en dat geldt voor alle 'waarom'-vragen in dit boekje, waarom veel flamingo's roze zijn weet niemand. Gelovigen kunnen zeggen: omdat God dat zo heeft geschapen. 
Waardóór flamingo's roze worden, hoe dat gaat, is wel bekend want onderzocht: door het eten van beesten met natuurlijke kleurstoffen, met name garnalen.
 
Het is een verschijnsel dat zich in het algemeen allengs uitbreidt, het vervagen van onderscheid tussen oorzaak en reden, tussen hoe en waarom. Vermoedelijk doordat mensen behoefte hebben aan samenhang, zinvolheid, aan redengeving en doelstelling, en bang zijn van doelloze chaos, zinloze ketens van oorzaak en gevolg. Zinvol is positief, zinloos negatief. Dat de mensheid, en eigenlijk het hele bestaan, een 'schitterend ongeluk' is wil er bij de meesten niet in. Het blinde lot is niet geliefd.
 
Dus waarom kippen een kam op hun kop hebben, waarom okapi's een zebrabroekje aan hebben, waarom flamingo's roze zijn, waarom een pelikaan zo'n grote bek heeft, waarom een bromvlieg bromt, om wat vragen uit dit boekje te noemen, we weten het niet, wel is vaak bekend (want onderzocht) hoe het komt. 
Gelukkig zijn er ook andere vragen in dit boekje: kan een octopus in de knoop raken, zijn krabben de kappers van de zee, hoe blijven slakken plakken, kunnen pinguïns vliegen, bestaan er omaslangen (de op-een-na raarste vraag), zoals al gemeld of kikkers kussen kunnen en de titelvraag, of je haaien mag aaien (de raarste vraag). Dat zijn allemaal min of meer hoe-vragen en zo zijn de waarom-vragen in dit  boekje ook bedoeld.
 
Het is een didactisch principe, dacht ik, dat je vooral vertelt hoe het zit en niet hoe het niet zit. Daar wijkt dit boekje glansrijk van af. Laten we die pelikaan nog even bekijken voor we met de haai eindigen.


Een pelikaan is een groepsdier, hij babbelt erop los. Een praatje hier, een praatje daar. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Zijn kwebbelbek staat nooit stil. Van zo veel getater, getoeter en getetter krijgt de pelikaan een grote bek.
 
Nee hoor:
 
Maar eigenlijk zit het zo, de pelikaan kan met zijn grote bek veel vis vangen. Hij slaat met zijn vleugels op het water en jaagt zo de vissen naar een ondiep stuk. Daar schept hij ze makkelijk op met zijn bek. Aan de bek hangt een keelzak, waardoor de pelikaan veel water en vis kan opscheppen. Als hij zijn bek in de lucht steekt, loopt het water weg en blijft de vis over. Die slokt hij dan in één keer op.
 
Altijd gedacht dat een pelikaan een snavel heeft. Hier zien we ook een valkuil van het waarom: als dit een reden zou zijn, zou je verwachten dat álle viseters zo'n keelzak hebben. Handig, niet waar? Het is ingewikkeld en (zie boven) weinig bevredigend om uit te leggen dat er nu eenmaal veel variatie in de natuur is, iets met vallen & opstaan ofwel trial & error, en nog een beetje toeval.
Maar dat het beest veel vis kan opslaan in die keelzak is ontegenzeggelijk waar, net als hun jachttechniek.


O.k., de hamvraag: 'Mag je haaien aaien?'
 
Fictief antwoord:
 
Haaien kunnen niet zo goed tegen aaien, knuffelen en kietelen. Ze krijgen er de slappe lach van en slaan dan wild om zich heen met hun staart en vinnen. Opgelet dus, want dat kan best gevaarlijk zijn. Ook een glibberende haai blijft altijd een stoer en sterk dier.
 
Feitelijk antwoord:
 
Maar eigenlijk zit het zo: haaien zien er met hun grote scherpe tanden en hun felle kleine ogen niet echt aaibaar uit. De kans dat jij bij het pootjebaden aan zee een haai tegenkomt is gelukkig heel klein. Als er toch eens een verstrooide haai in de buurt komt, maak je dan maar snel uit de voeten. Want als een haai op zoek is naar voedsel, zou die kunnen denken dat jij een zeehond bent of een ander lekker dier uit de zee. Die haai aaien is dan zeker geen goed idee!
 
Dat is niet echt een antwoord op de vraag of het mág. Maar wel een goed advies. Dat geldt trouwens in het algemeen voor álle wilde dieren, en ook voor huisdieren die niet bij je in huis wonen.
Of haaien 'felle ogen' hebben, is een kwestie van smaak, de auteur vindt kennelijk van wel. 
Die auteur staat wonderlijk genoeg niet vermeld op de voorkant van het boek, maar wel op de titelpagina en achterop: Katrijn De Wit. Inge Rylant maakte de illustraties, Laura Bergans deed de vormgeving.
 
Die illustraties zijn voor een 'weetjes'-boek wonderlijk abstract, zoals bovenstaande afbeeldingen tonen. Je zou met dit boekje als gids niet echt een flamingo herkennen, laat staan een haai. Mooi vormgegeven, maar nauwelijks informatief. En een 'weetjes'-boek zou het moeten zijn, want het is er een uit een reeks 'Wijze Weetjes', waarvan één met de beslist wel grappige titel Komt oude kaas van oude koeien?
 
De Wit, Katrijn, Inge Rylant en Laura Bergans. Mag je haaien aaien? Pelckmans, 2025. ISBN 978 94 6234 855 4, 52 p. 4e, volledig herwerkte druk. Oorspr.: 2019.    

vrijdag 3 oktober 2025

Leer- en ontwikkelgebieden

Natuurlijk, hoe meer er gelezen wordt, hoe beter. Wie niet leest, mist een hoop en is dus slechter af. Nou ja, luisteren kan ook nog, is goede tweede. Al is het maar omdat ook luisteren een vaardigheid is die lijkt af te nemen.
Niet alles wat er valt te lezen (of te beluisteren) draagt per se bij aan geluk, wijsheid en kennis. Al kun je zelfs van de berichten in hoofdletters van die ene president (met een achternaam die tot zijn geluk uit één lettergreep bestaat) iets leren, namelijk hoe vreemd zijn geest werkt.
Er wordt veel onzin en onwaarheid verspreid via de zogenoemde social media, en soms ook in andere media. Je moet echter goed kunnen lezen om zin van onzin te kunnen onderscheiden en de waarheid van beweringen te kunnen onderzoeken. 
 
Gelukkig vinden de docenten Inouk Boerma, Janneke de Jong-Slagman en Wenckje Jongstra dat 'de jeugdliteratuur in Nederland van zeer hoge kwaliteit is' (pfff, gelukkig maar, geen onvoldoende), en
 
'dus ja, er zijn veel jeugdboeken die je direct kunt inzetten in de leer- en ontwikkelgebieden. Denk aan De Wonderverteller van Lida Dijkstra over de reizen van Marco Polo als koopman en ontdekkingsreiziger. Hoe reisde hij en hoe kreeg men destijds een beeld van het Verre oosten? Naast kennis kun je je als lezer ook identificeren met het stoere en leergierige dienstmeisje Maria. Kortom, talrijke aanknopingspunten voor allerlei kerndoelen. En dan bevat het boek ook nog prachtige illustraties.'
 
Ze bedoelen het goed, maar tjonge, wat zit er veel stijfsel in de uitspraken van dit tamelijk zelfverzekerde drietal dat Mirjam Noorduijn interviewde. Laten we het ze vergeven, het zijn nu eenmaal docenten.
 
'We moeten studenten de juiste leesattitude meegeven,' aldus Boerma. 'Dat het normaal is als leerkracht boeken te lezen en je te blijven verdiepen in wat er nieuw verschijnt. Het zou echt al een grote stap zijn als er gewoon meer kinderboeken worden gelezen door studenten en leerkrachten.'
 
Waarvan akte. Het interview is te vinden in Lezen 2025-3.
Verder zijn er allerlei interessante artikelen en interviews te vinden in dit nummer. Aandacht voor Annemarie van Haeringen, vanwege de haar toegekende Max Veltuijs-prijs, voor Bette Westera wegens 25 jaar schrijverschap, voor de dit jaar overleden Aidan Chambers, voor docent Koen van Brussel die zijn leerlingen (havo/vwo) dystopiche romans voorschotelt, voor de dikke bundel poëzie over onderwijs, Er hangt iets van lente in de klas... die binnenkort ook in dit blog wordt besproken, voor Thekla Reuten die zich inzet voor Smartphonevrij Opgroeien en meer.
 
Het tijdschrift Lezen is gratis, wat voor uitgever Stichting Lezen natuurlijk een gevaar inhoudt: hoe succesvoller hoe meer oplage en daarmee meer kosten... Duur uithangbordje wordt het dan, het tijdschrift slokt nu al meer dan een kwart van het budget op. Er wordt dan ook een 'vrijwillige bijdrage' van € 15,- per jaar gevraagd. Maar ja, die is wel echt vrijwillig...
 
 
Lezen 2025-3. Stichting Lezen, 2025.   

donderdag 2 oktober 2025

Drol krijgt pootjes

Een apart, simpel prentenboekje: De vos en de drol, van Édouard Manceau, vertaald door J.H. Gever (zou zomaar een pseudoniem kunnen zijn van een medewerker van Gottmer), stevige bladzijden in een mooi dik omslag met ronde randen.
Beetje droge titel vergeleken met het origineel, L'incroyable petite histoire du renard, du caca et de la fourmi, ofwel 'De ongelooflijke kleine geschiedenis van de vos, de drol en de mier'.
Édouard Manceau is in Frankrijk vooral bekend om zijn kip, er is zelfs een tentoonstelling van te huren. 
 
  
 
Hij grossiert in kleine, grappige, karikaturale prentenboekjes voor peuters en kleuters, waarvan er slechts enkele in Nederlandse vertaling verschenen.
 
 
 
Vos gaat uit wandelen en moet ineens heel nodig. 
 
Snel ging hij achter een dikke boom zitten, waar niemand hem kon zien. En hij poepte.
 
 
 
Niemand? Scherpzinnige kijkertjes zullen de vogel op het hek opmerken. Die is er ook nog op de volgende dubbelprent, waar de drol pootjes krijgt.
Vos zet het op een lopen, de drol rent achter hem aan en gromt. Maar hij raakt moe en warm, neemt een duik in een vijvertje - en verandert in een mier. 
'Daar kwam de vos weer aangehold.' En voor de afloop: zie boekje. 
 
Heeft niet veel om het lijf, dit fabeltje, maar een drol die pootjes krijgt, dat zal veel jongere kijkertjes (en luisteraars) bekoren. Blijft bovendien de vraag wat er met de vos gebeurt als die verkoeling in het  vijvertje zoekt.
 
 
Manceau, Édouard. De vos en de drol. Gottmer, 2025. ISBN 978 90 257 8083 8, 30 p. Oorspr.: L'incroyable petite histoire du renard, du caca et de la fourmi. Seuil Jeunesse, 2023.   

dinsdag 30 september 2025

Kids

OK, kids zijn kinderen met een grote mond, dat is bekend, maar toch is het aardig en vermeldenswaard dat omroepvereniging VPRO besloot om de gids voor week 40, 4 t/m 10 oktober, aan kids te besteden, inclusief boekenzoeker, vanwege de Kinderboekenweek.
 
En Dierendag (4 oktober) namen ze ook even mee, op pad met Aart het Aardvarken van Anne Stalinski:
 
 

De twee pagina's grote Boekenzoeker werd gemaakt door Katja de Bruin (beeld Yoko Heiligers) en start met 'Houd je van realistische avonturen?' en leidt via ja/nee-vragen naar tien met zorg uitgekozen titels:
 
Berg, Cees van den. Het verhaal van een prinses en een pistool.
DiCamillo, Kate. Ferris.
Jacobs, Jaco. Over een zombiefilm en gelukkige getallen.
Koens, Enne. Vandaag komen we niet meer thuis.
Reynolds, Jason. Ghost.
Rundell, Katherine. Onmogelijke wezens
Thor, Annika. Een eiland in zee.
Thórarinsdottir, Arndis. Salto
Veldkamp, Tjibbe. De jongen die van de wereld hield.
Weber, Dirk. Welkom thuis, chrononauten

 

maandag 29 september 2025

Sprookjes van ergens

The Tjong-Khing is als 'sprookjesverteller' bekend sinds 2007, toen De sprookjesverteller verscheen. 

 
Het is inmiddels een reeks, waarvan er in dit blog tot nu toe twee zijn besproken, Sprookjes van overal en Russische sprookjes.
 
 

(Bij 'De gans met de zilveren eieren'.)
 
Alle opmerkingen over The als verteller bij Sprookjes van overal en Russische sprookjes zijn ook van toepassing op het recent verschenen Sprookjes van ergens. Het heeft niet zoveel zin om in herhaling te  vervallen. Voor wie geen zin heeft in klikken en teruglezen één citaat, met weglating van voorbeelden.

Khing hanteert een makkelijke, losse vertelstijl, bijna spreekstijl, als een (groot)vader die aan de rand van het bed zijn kinderen voorleest. Hij begint steevast met 'Lang, lang geleden, heel ver hier vandaan', gevolgd door 'was er eens', 'waren er eens' of 'leefde er eens' o.i.d., en eindigt vaak met een moraal, soms refererend aan een vermeend genrekenmerk.
Zoals hier spreekt hij vaker het veronderstelde publiek aan, en soms voert hij zichzelf op, zij het niet vaak en heel onnadrukkelijk.
Het valt nog mee dat hij zijn verhalen niet eindigt met 'en ze leefden nog lang en gelukkig', anders zouden ze met hun rituele begin perfect in het sprookjescliché passen. Dat geldt ook voor het veelvuldig voorkomen van koningen, prinsen en prinsessen e.d.
Ze lijken soms wat onlogisch, voor ons soort lezers, en daar breit de verteller soms een mouw aan door een verklaring te verzinnen.

Zo dus. Geldt m.m. voor Sprookjes van ergens, inclusief verwijzing naar het genre (p. 117):
 
Gelukkig maar dat zulke boze geesten alleen in sprookjes bestaan!
 
Ook nog maar even dit citaat uit genoemde besprekingen:
 
Sprookjes zoals deze, gebaseerd op oude verhalen, zou je ook toververhalen kunnen noemen. Plaats en tijd zijn (anders dan in sagen en legenden) onbestemd. Er komen vrijwel altijd magische elementen in voor, die doorgaans ook een rol spelen in de intrige. Er komen soms mensachtigen in voor die duidelijk niet homo sapiens zijn: elfen, dwergen, trollen, feeën, reuzen. Met de hoofdpersoon loopt het vrijwel altijd goed af, in tegenstelling tot stiefmoeders.
Er is een grote variatie aan intriges - maar niet oneindig, ze zijn door Anti Aarne en Stith Thompsom, later nog aangevuld door Hans-Jörg Uther (zie de zogenoemde Aarne-Thompson-Uther-index) en Vladimir Propp (Владимир Яковлевич Пропп) keurig in beeld gebracht.
Hieronder vallen niet de zogenoemde cultuursprookjes, sprookjesachtige verhalen die in de 19e eeuw en later werden geschreven. Verreweg de bekendste zijn die van Hans Christian Andersen - die zijn verhalen overigens geen sprookjes noemde.
 


(Bij 'Woeloer en het kleine visje'.)
 
Intrigerend is dat ook in Sprookjes van ergens opgave van bronnen ontbreekt. 
Ergens ligt nergens, als het ware, al wordt hier en daar wel een landstreek genoemd.
 
Fascinerend, want omdat alle bekende sprookjes al aan de beurt zijn geweest, bevat deze bundel grotendeels verhalen waarvan de herkomst soms lastig te raden is. Ja, 'Koning Midas' komt uit de Griekse mythenschat en 'Anansi de luiwammes' uit de ruime voorraad Anansi-verhalen. 
'De gans met de zilveren eieren' doet denken aan de fabel van Aesopus, al was het ei daar van goud, en liep het verhaal toch net anders en met het sprookje van Grimm, 'De gouden gans' heeft het niets van doen. De echte bron is de Pentamerone (De cunto de li cunti overo de trattenemiento de peccerille) van Giambattista Basile. Deze verhalenbundel werd postuum gepubliceerd in twee delen in 1634 en 1636 door zijn zus Adriana, onder het pseudoniem Gian Alesio Abbatutis, een anagram van zijn naam. 
Voor 'De brahmaan en de tijger' moeten we naar India en wellicht heeft Thé het verhaal gevonden in de Volksverhalenalmanak (pardon Volksverhalen Almanak, zie beleven.org), net als 'De bloedende zwaan', 'Woeloer en het kleine visje', 'De zilveren bloem' (in beleven.org 'Het zuiderkruis en zilver op het water'), 'Anansi de luiwammes' (= 'Anansi en de wonderboom'), 'De slangengeest en de toverspiegel', 'Het geborduurde tasje', 'Abina en de slang', 'De Feniksberg', 'De goede geest' en 'De onzichtbare Helga'.
Voor 'Momotaro', 'Tolla en de geest' en 'Romulo' zijn andere bronnen te vinden, al is het maar Wikipedia.


 (Bij 'De Feniksberg'.)
 
Intussen is Thé Tjong-Khing ook illustrator, met een geheel eigen stijl, en al veelvuldig bekroond. Een fijn pennetje, zorgvuldige lijnen en kleuren, bijna strip-achtig maar toch met onderkoelde expressie. De vele prenten maken Sprookjes van ergens een mooi boek, ook om voor te lezen. Het leeslint is een fijn extra.
 
Thé Tjong-Khing. Sprookjes van ergens. Gottmer, 2025. ISBN 978 90 257 8155 2, 168 p.  

vrijdag 26 september 2025

Avontuur...

Het avontuur lokt... een standaardfrase, ook wel cliché geheten. Ondernemers weten er wel raad mee. Disney, Efteling, Bobbejaanland, ... 'Kom langs in Desperado City voor een verfrissende rit in El Rio, en laat je doldraaien door de draaikolken.' Ja hoor.
Ook auteurs weten er wel raad mee. Zoek bijvoorbeeld in Jaapleest.nl op 'spanning en avontuur' en je krijgt tientallen, zo niet honderden titels voorgeschoteld, veelal voor veronderstelde lezers van 6 tot 12, pakweg basisschoolleeftijd. De meedogenloze detectives, Landhuis vol geheimen e.v.a.
 
 
 
Vol avontuur!, het is het gewoonste, veiligste en dus saaiste thema dat de CPNB kon kiezen voor de Kinderboekenweek van 2025. Lekker commercieel. Er valt verder niet veel over te schrijven. Uitgevers en kinderboekenwinkeliers wens ik een hoge omzet toe, en bibliotheken succesvolle acties.
Bijzonder is dat je, als je argeloos kinderboekenweek in je browser tikt, je kans loopt op zowel een site van Hebban terecht te komen als op kinderboeken.nl, een site van de uitgeverijen Condor, Leopold, Ploegsma en Witte Leeuw, alle van WPG Uitgevers. Daar heeft ooit een gisse medewerker op tijd een URL vastgelegd. De pagina van Hebban fungeert als link van de CPNB. Er is een Kinderboekenweekgeschenk (Lexie, van Kevin Hassing), een Prentenboek (De koning zonder paard van Levina van Teunenbroek en Charlotte Bruijn), een Kinderboekenweekgedicht (van Simon van der Geest), en natuurlijk zijn inmiddels de Gouden Griffel en Penseel bekend gemaakt en op 1 oktober uitgereikt.
 
 
 
 
De Gouden Griffel ging naar Lida Dijkstra wegens De wonderverteller, de Gouden Penseel naar Natascha Stenvert wegens haar illustraties in Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan van Pim Lammers. 
De Griffeljury bestond dit jaar uit Noraly Beyer (voorzitter), Sarita Bajnath, Noaemi Horbach, Jaap Friso, Astrid Goedknegt, Rick Teseling en Aisha Plein.
De Penseeljury bestond uit Emilie Sitzia (voorzitter), Miriam Bestebreurtje, Müzeyyen Çolak-Uysal, William Remmers en Maud van Suylen.
 
Bij Plint, ten slotte, verscheen een aflevering van het tijdschriftboek Dichter onder de titel Vol avontuur. Daar staan mooie gedichten in. Meer daarover in een komend bericht op dit blog.