Wie wil er een glaasje, zei Tante Tine,
ja, want dat rijmt zo lekker op grenadine. Of omgekeerd. Hoe dan ook, dit vrolijke, ogenschijnlijk wat makkelijke liedje van Annie M.G. Schmidt siert het achterplat van Literatuur zonder leeftijd 85, najaar 2011. Thema: jaren '50.
Zo ziet LZL er van voren uit. Het ontwerp is van Ted van Lieshout en de redactie is er blijkens de redactionele inleiding blij mee.
Een opgewekt gezicht, maar toch iets malicieus, en klaar om te bijten lijkt het wel.
Voor wie LZL niet kent: het is het enige periodiek over jeugdliteratuur met academische status. Op die status valt niet meer af te dingen dan op die van de literatuurwetenschap in het algemeen: veel beschrijving, analyses waarin de rol van de analysator soms onderbelicht is, weinig voorspellend vermogen. LZL bestaat naast de vakbladen Leesgoed en De Leeswelp, en het richt zich tot wie bereid is drie keer per jaar zo'n 170 pagina's tekst tot zich te nemen over jeugdliteratuur.
De titel mag dan suggereren dat eigenlijk alle literatuur wordt behandeld, zo is het niet.
Want de naam Literatuur zonder leeftijd is een programma, zoals En nu over jeugdliteratuur (voorganger van Leesgoed) dat ook was. En nu over jeugdliteratuur: en nu aandacht voor jeugdliteratuur. Literatuur zonder leeftijd: … en die jeugdliteratuur is interessant voor iedereen.
Dit periodiek in pocketvorm gaat dus wel degelijk over jeugdliteratuur.
Deze aflevering heeft de jaren ’50 als thema. In vijf artikelen wordt een behoorlijk goed en uitgebreid beeld gegeven van de jeugdliteratuur in die tijd:
- Joke Linders over de ‘kinder- en jeugdliteratuur van de jaren vijftig in sociaal-cultureel perspectief’, maar in het bijzonder over de Gouden Boekjes. (Daar weet ze veel van, want ze heeft er kort geleden een boek over gemaakt: Ik hou zo van… de Gouden Boekjes, Rubinstein, 2010.)
- Saskia de Bodt over stijlen van illustratoren: ‘Vrolijke expressie in zwart-wit’, met onder meer een mooi eerbetoon aan Jenny Dalenoord.
- Janneke van der Veer over ‘traditie en vernieuwing in de kinderpoëzie in de jaren vijftig’, met als binnenvaller de tegenstelling tussen ‘Jokkentje’ van Rie Cramer (nog veel voorgelezen in de jaren ’50) en ‘Dikkertje Dap’ van Annie M.G. Schmidt.
- Bea Ros over meisjesboeken voor en na de Tweede Wereldoorlog, met aandacht voor de uitschieters.
- Berry Dongelmans over ‘kinderboeken uitgeven in de jaren 50: strategisch opereren of bijzaak?’ ‘Er vindt geen majeure omslag plaats, maar zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin komen er in de jaren vijftig allerlei initiatieven van de grond, mede geëntameerd door uitgevers, die laten zien dat er op het gebied van het goede kinderboek zeker wat veranderde.’
En tenslotte biedt Jant van der Weg-Laverman een beeld van de Friese jeugdliteratuur in de jaren ’50 en nog veel eerder, met uiteraard aandacht voor het werk van Diet Huber en Tiny Mulder.
Deze zes artikelen zijn gebaseerd op de lezingen van het symposium dat de Stichting voor Geschiedenis van de Kinder- en Jeugdliteratuur op 20 maart 2010 hield.
Buiten het thema is er naast een In memoriam voor Peter van den Hoven (zie ook hier) nog een heleboel tekst in LZL 85 te vinden. Ik noem:
- de Annie M.G. Schmidtlezing die Floortje Zwigtman dit voorjaar in Leiden hield, zie ook hier.
- Annelies Jorna over het vertalen van David Almond.
- een gesprek met Dimitri Leue, die beweert: ‘Schrijven is de puurste vorm van creëren.’
Al met al een zeer lezenswaardige aflevering van LZL.
Het zij iedere keer waar nodig weer vermeld: in principe is ‘kinder- en jeugdliteratuur’ een tautologie, ontleend aan de Duitstalige vakliteratuur, waar men het ook vaak heeft over Kinder- und Jugendliteratur, of KJL. En ook in het Duits is de term eigenlijk een tautologie, hoewel in beide gevallen iedereen juist door de positie naast en na elkaar van kinder en jeugd begrijpt dat met jeugd kennelijk een fase wordt bedoeld die volgt op kinderen. De jeugd heeft al tietjes en de baard in de keel, kinderen nog niet. Zoiets.
LZL maakt er nog een vrolijker stamppotje van doordat de ene auteur ‘kinder- en jeugdliteratuur’ en de andere ‘jeugdliteratuur’ of ‘het kinderboek’ gebruikt en het bovendien dus volgens de redactie gaat om ‘literatuur zonder leeftijd’.
LZL wordt uitgegeven door IBBY-Nederland en een abonnement kost € 32,- per jaar voor ‘particulieren’, € 24,25 voor ‘studenten’ en € 43,- voor ‘instellingen’’. Men ontvangt drie van zulke pockets per jaar. De redactie bestaat uit Toin Duijx, Karen Ghonem-Woets, Vanessa Joosen, Helma van Lierop-Debrauwer, Sanne Parlevliet en Bea Ros (hoofdred.).
ja, want dat rijmt zo lekker op grenadine. Of omgekeerd. Hoe dan ook, dit vrolijke, ogenschijnlijk wat makkelijke liedje van Annie M.G. Schmidt siert het achterplat van Literatuur zonder leeftijd 85, najaar 2011. Thema: jaren '50.
Zo ziet LZL er van voren uit. Het ontwerp is van Ted van Lieshout en de redactie is er blijkens de redactionele inleiding blij mee.
Een opgewekt gezicht, maar toch iets malicieus, en klaar om te bijten lijkt het wel.
Voor wie LZL niet kent: het is het enige periodiek over jeugdliteratuur met academische status. Op die status valt niet meer af te dingen dan op die van de literatuurwetenschap in het algemeen: veel beschrijving, analyses waarin de rol van de analysator soms onderbelicht is, weinig voorspellend vermogen. LZL bestaat naast de vakbladen Leesgoed en De Leeswelp, en het richt zich tot wie bereid is drie keer per jaar zo'n 170 pagina's tekst tot zich te nemen over jeugdliteratuur.
De titel mag dan suggereren dat eigenlijk alle literatuur wordt behandeld, zo is het niet.
Want de naam Literatuur zonder leeftijd is een programma, zoals En nu over jeugdliteratuur (voorganger van Leesgoed) dat ook was. En nu over jeugdliteratuur: en nu aandacht voor jeugdliteratuur. Literatuur zonder leeftijd: … en die jeugdliteratuur is interessant voor iedereen.
Dit periodiek in pocketvorm gaat dus wel degelijk over jeugdliteratuur.
Deze aflevering heeft de jaren ’50 als thema. In vijf artikelen wordt een behoorlijk goed en uitgebreid beeld gegeven van de jeugdliteratuur in die tijd:
- Joke Linders over de ‘kinder- en jeugdliteratuur van de jaren vijftig in sociaal-cultureel perspectief’, maar in het bijzonder over de Gouden Boekjes. (Daar weet ze veel van, want ze heeft er kort geleden een boek over gemaakt: Ik hou zo van… de Gouden Boekjes, Rubinstein, 2010.)
- Saskia de Bodt over stijlen van illustratoren: ‘Vrolijke expressie in zwart-wit’, met onder meer een mooi eerbetoon aan Jenny Dalenoord.
- Janneke van der Veer over ‘traditie en vernieuwing in de kinderpoëzie in de jaren vijftig’, met als binnenvaller de tegenstelling tussen ‘Jokkentje’ van Rie Cramer (nog veel voorgelezen in de jaren ’50) en ‘Dikkertje Dap’ van Annie M.G. Schmidt.
- Bea Ros over meisjesboeken voor en na de Tweede Wereldoorlog, met aandacht voor de uitschieters.
- Berry Dongelmans over ‘kinderboeken uitgeven in de jaren 50: strategisch opereren of bijzaak?’ ‘Er vindt geen majeure omslag plaats, maar zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin komen er in de jaren vijftig allerlei initiatieven van de grond, mede geëntameerd door uitgevers, die laten zien dat er op het gebied van het goede kinderboek zeker wat veranderde.’
En tenslotte biedt Jant van der Weg-Laverman een beeld van de Friese jeugdliteratuur in de jaren ’50 en nog veel eerder, met uiteraard aandacht voor het werk van Diet Huber en Tiny Mulder.
Deze zes artikelen zijn gebaseerd op de lezingen van het symposium dat de Stichting voor Geschiedenis van de Kinder- en Jeugdliteratuur op 20 maart 2010 hield.
Buiten het thema is er naast een In memoriam voor Peter van den Hoven (zie ook hier) nog een heleboel tekst in LZL 85 te vinden. Ik noem:
- de Annie M.G. Schmidtlezing die Floortje Zwigtman dit voorjaar in Leiden hield, zie ook hier.
- Annelies Jorna over het vertalen van David Almond.
- een gesprek met Dimitri Leue, die beweert: ‘Schrijven is de puurste vorm van creëren.’
Al met al een zeer lezenswaardige aflevering van LZL.
Het zij iedere keer waar nodig weer vermeld: in principe is ‘kinder- en jeugdliteratuur’ een tautologie, ontleend aan de Duitstalige vakliteratuur, waar men het ook vaak heeft over Kinder- und Jugendliteratur, of KJL. En ook in het Duits is de term eigenlijk een tautologie, hoewel in beide gevallen iedereen juist door de positie naast en na elkaar van kinder en jeugd begrijpt dat met jeugd kennelijk een fase wordt bedoeld die volgt op kinderen. De jeugd heeft al tietjes en de baard in de keel, kinderen nog niet. Zoiets.
LZL maakt er nog een vrolijker stamppotje van doordat de ene auteur ‘kinder- en jeugdliteratuur’ en de andere ‘jeugdliteratuur’ of ‘het kinderboek’ gebruikt en het bovendien dus volgens de redactie gaat om ‘literatuur zonder leeftijd’.
LZL wordt uitgegeven door IBBY-Nederland en een abonnement kost € 32,- per jaar voor ‘particulieren’, € 24,25 voor ‘studenten’ en € 43,- voor ‘instellingen’’. Men ontvangt drie van zulke pockets per jaar. De redactie bestaat uit Toin Duijx, Karen Ghonem-Woets, Vanessa Joosen, Helma van Lierop-Debrauwer, Sanne Parlevliet en Bea Ros (hoofdred.).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten