Leuk interviewtje in de Volkskrant van 29-6-2015, door Mieke Zijlmans met Christine Liebrecht. Die promoveert dezer dagen aan de Radboud Universiteit met een proefschrift Krachtige taal in geschreven teksten, over woorden die kracht bijzetten - althans, waarvan verwacht wordt dat ze dat doen. Zie de kop van dit stukje.
Het zijn woorden die snel hun werking verliezen.
De conclusie ligt voor de hand en het interview begint er dan ook mee:
'Schande. Creperen. Kansloos. Vet. Relaxed. Kapotgoed. Genieten. Hoogtepunt. Om hun lezers te overtuigen, larderen schrijvers hun teksten met woorden die extra hard aankomen. Gebruiken schrijvers diezelfde signaalwoorden te vaak ('een tsunami aan vluchtelingen'), dan worden het cliché's en verliezen ze hun kracht. Wie zijn boodschap een duwtje in de rug wil geven, doet er verstandig aan creatief en origineel te zijn in zijn taalgebruik.'
'Hoe werkt het?', vroeg Zijlmans toch nog.
'Als schrijvers hun lezers willen overtuigen van hun meningen of oordelen, gebruiken ze allerlei taalversterkers, woorden om hun verhaal kracht bij te zetten. Oliedom is sterker dan dom. Mierzoet is sterker dan zoet. 'Ik ben woedend' komt sterker over dan 'Ik ben boos'.' Ik moest meteen denken aan al die reclameteksten waarin zaken niet vol zijn maar boordevol. De promotietekstschrijvers van mijn voormalige werkgever bezondigden zich er met regelmaat aan.
'Soms werkt het niet?'
'Een aantal overbekende bijvoeglijke naamwoorden, veel voorkomende bijwoorden en een overdosis aan leestekens zetten een boodschap feitelijk geen kracht bij. Amateurschrijvers gebruiken juist die vaak. Bijwoorden zoals heel, veel, erg, zeer, echt, nogal. Ook woorden als goed, prima en oké doen weinig bij de lezer. Of vier uitroeptekens achter elkaar: daarmee overtuig je niemand meer. 'De film is goed' is nauwelijks meer een aanbeveling om er naartoe te gaan; die film moet minstens fantastisch zijn.'
Om tot deze voor de hand liggende conclusie te komen nam de promovenda enkele honderden teksten door, o.a. van internet en uit kranten. Waar je de woorden het meest vindt is, ook al voorspelbaar, 'op internet, vooral op forums, beoordelingssites en weblogs: plekken waarop mensen hun mening geven. Bij kranten heeft een eindredacteur de tekst gelezen en misschien de scherpe kantjes erafgehaald. Maar iedereen kan alles publiceren op internet. Daarom zie je daar geregeld veel scherpere en fellere bewoordingen.'
Dat de conclusie voorspelbaar is, doet overigens niets af aan het onderzoek. Ik heb het niet gelezen, ga dat ook niet doen, maar in het algemeen hoeft goed onderzoek niet altijd tot verrassende resultaten te leiden. Zulk onderzoek levert dan wat feiten die bevestigen wat men al dacht. In het huidige woud van meningen zijn zulke feiten welkom.
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
dinsdag 30 juni 2015
maandag 29 juni 2015
Boeken opruimen
Heel moeilijk, boeken opruimen. En dat terwijl het verzamelen om het verzamelen me vreemd is. Ik hoef geen collecties te koesteren. Maar boeken, dat was mijn werk en bij elk boek dat ik al opruimend door mijn handen laat gaan denk ik: zou ik het niet eens herlezen, of kan ik het nog gebruiken voor een stukje of studie.
Dat schiet niet op, natuurlijk. Het opruimen gaat dan ook heel langzaam.
Het moet wel, vind ik. Mijn kasten puilen uit, er staan stapels boeken vóór in plaats van erin, ik heb een vliering vol kinderboeken waarvan ik het grootste deel nooit meer inzie. Het stof verzamelt zich tussen de stapels.
Soms moet ik te lang zoeken naar een boek waarvan ik weet dat ik het heb, en dat is, meer dan dat stof, het sein om met opruimen te beginnen.
Ik ben begonnen met die stapels. De grootste stapel ontstond na het leegruimen van mijn moeders huis in 2011. Zoveel mooie boeken, ik wou ze allemaal misschien lezen, vond het zonde om ze weg te doen. Een flinke portie daarvan ligt nog steeds ongelezen te wezen. Deels los ik dat op door verplaatsen, in het besef dat dit geen opruimen is. De delen uit de Joop ter Heul-serie gaan naar de vliering - die later opgeruimd zal worden. Maar Raadpleeg de meerval van Anton Koolhaas gaat toch maar de doos in. Idem De pianoman van Bernlef. Het doet een beetje zeer, want beide zijn toch mooie verhalen.
Maar ik heb alleen maar mooie verhalen! Als ik zo begin, die ik niets weg. Boeken die me niet bevielen, zijn allang het huis uit. Zal ik ze ooit herlezen? Zelfs dat is een te zwak criterium, want het antwoord is: dat weet ik niet.
Misschien leuk voor een ander? Dat is al helemaal geen goed criterium, want dan blijft alles staan en anderzijds is dat juist het criterium om boeken in de roulatie te gooien, hup, de kast uit.
Zal ik er ooit nog iets mee doen op dit blog, of voor een andere studie? Dat blijkt wel een werkbaar criterium, en daar gaan Koolhaas en Bernlef. Maar ook hier spelen twijfels bij vele titels. Anna Enquist heeft toch mooie poëzie geschreven, de twee bundels Hier was vuur en Soldatenliederen komen uit de kast van mijn moeder. Die ga ik vast weer eens doornemen, ik heb iets met poëzie. Ze blijven. Bijkomend voordeel is dat poëziebundels meestal dun zijn, dat bewaart makkelijker. (Maar de verzamelde poëzie van J.A. Emmens zal ik ook nooit wegdoen, al is het maar vanwege 'Hard facts'.)
Een makkelijk begin was de rij boeken (die stond deels wel in de kast) die ik heb helpen verschijnen, of de buitenlandse originelen. Boeken als The Periodic Table, Elements with Style en Aha! The most intersting book you'll ever read about intelligence. Op de mooiste na (daar begint het al...) zitten die nu in dozen. Ik ga er een mooie bestemming voor vinden, een liefdadigheidsboekenmarkt of Biblionef o.i.d.
Kinderboeken, ja, daar heb ik iets mee, dat was (en is nog een beetje) mijn werk. Maar die liggen op genoemde vliering, ze komen nog aan de beurt en ik hoef me nog niet het hoofd te breken over wat wel en wat niet weg gaat. Vooralsnog gaat er meer naar die vliering dan er af komt, het is een soort stadslandschap van stapeltjes geworden. Wordt onvermijdelijk vervolgd.
Alhoewel, ik kom in zo'n andere stapel, voor de boekenkast, wel Mijnheer Van Dale en juffrouw Scholten tegen, dat mooie kinderboekenweekgeschenk uit 1983, van Kees Fens en Margriet Heymans. Wegdoen? Nou nee, dat gaat (ook) naar de vliering... 'Woorden kun je niet stelen.' Het bevat een onbetaalbaar goed opstel van Kees Fens, dit boekje.
Blijft de rest van die stapel over, en de andere stapels ernaast.
Joop, een verzameling tekeningen van Opland, uit 1988. Als ik het mijn zoon voorleg, zal hij verbijsterd bladeren. Wie was die Joop? Waar slaan al die spotprenten op? Dit is definitief geschiedenis. Nee, nog niet weg, gaat naar de afdeling non-fictie (een stel werkelijk volgepropte planken, het kan er nog bovenop).
Reisgidsen, verspreid in die stapeltjes op en voor rijen boeken in de kast, en deels ervoor. Die van Nepal en Bulgarije, wegdoen? Nou, toch maar niet, je weet nooit... hoewel Nepal na die aardbeving nooit meer hetzelfde zal zijn, vrees ik, veel van de beschreven tempels zijn nu puinhopen. En de Veluwe-wandelgids uit 1995 gaat onherroepelijk de doos in, die zal echt verouderd zijn.
Romans, Godenslaap van Edwin Mortier, net gelezen, kan weg? Eh, nee, nog even niet.
Ebbenhout, van Ryszard Kapuściński? Zeer genoten van zijn reisverhalen, die evenwel gedeeltelijk bij elkaar verzonnen bleken. Hij had zich echter zo goed voorbereid dat wat niet waar gebeurd is waar gebeurd had kunnen zijn. Maar dat geldt ook voor veel compleet verzonnen verhalen, dat noemen we fictie. Alleen daarom al: bewaren.
Enzovoort.
Moeilijk hoor, boeken opruimen.
Dat schiet niet op, natuurlijk. Het opruimen gaat dan ook heel langzaam.
Het moet wel, vind ik. Mijn kasten puilen uit, er staan stapels boeken vóór in plaats van erin, ik heb een vliering vol kinderboeken waarvan ik het grootste deel nooit meer inzie. Het stof verzamelt zich tussen de stapels.
Soms moet ik te lang zoeken naar een boek waarvan ik weet dat ik het heb, en dat is, meer dan dat stof, het sein om met opruimen te beginnen.
Ik ben begonnen met die stapels. De grootste stapel ontstond na het leegruimen van mijn moeders huis in 2011. Zoveel mooie boeken, ik wou ze allemaal misschien lezen, vond het zonde om ze weg te doen. Een flinke portie daarvan ligt nog steeds ongelezen te wezen. Deels los ik dat op door verplaatsen, in het besef dat dit geen opruimen is. De delen uit de Joop ter Heul-serie gaan naar de vliering - die later opgeruimd zal worden. Maar Raadpleeg de meerval van Anton Koolhaas gaat toch maar de doos in. Idem De pianoman van Bernlef. Het doet een beetje zeer, want beide zijn toch mooie verhalen.
Maar ik heb alleen maar mooie verhalen! Als ik zo begin, die ik niets weg. Boeken die me niet bevielen, zijn allang het huis uit. Zal ik ze ooit herlezen? Zelfs dat is een te zwak criterium, want het antwoord is: dat weet ik niet.
Misschien leuk voor een ander? Dat is al helemaal geen goed criterium, want dan blijft alles staan en anderzijds is dat juist het criterium om boeken in de roulatie te gooien, hup, de kast uit.
Zal ik er ooit nog iets mee doen op dit blog, of voor een andere studie? Dat blijkt wel een werkbaar criterium, en daar gaan Koolhaas en Bernlef. Maar ook hier spelen twijfels bij vele titels. Anna Enquist heeft toch mooie poëzie geschreven, de twee bundels Hier was vuur en Soldatenliederen komen uit de kast van mijn moeder. Die ga ik vast weer eens doornemen, ik heb iets met poëzie. Ze blijven. Bijkomend voordeel is dat poëziebundels meestal dun zijn, dat bewaart makkelijker. (Maar de verzamelde poëzie van J.A. Emmens zal ik ook nooit wegdoen, al is het maar vanwege 'Hard facts'.)
Een makkelijk begin was de rij boeken (die stond deels wel in de kast) die ik heb helpen verschijnen, of de buitenlandse originelen. Boeken als The Periodic Table, Elements with Style en Aha! The most intersting book you'll ever read about intelligence. Op de mooiste na (daar begint het al...) zitten die nu in dozen. Ik ga er een mooie bestemming voor vinden, een liefdadigheidsboekenmarkt of Biblionef o.i.d.
Kinderboeken, ja, daar heb ik iets mee, dat was (en is nog een beetje) mijn werk. Maar die liggen op genoemde vliering, ze komen nog aan de beurt en ik hoef me nog niet het hoofd te breken over wat wel en wat niet weg gaat. Vooralsnog gaat er meer naar die vliering dan er af komt, het is een soort stadslandschap van stapeltjes geworden. Wordt onvermijdelijk vervolgd.
Alhoewel, ik kom in zo'n andere stapel, voor de boekenkast, wel Mijnheer Van Dale en juffrouw Scholten tegen, dat mooie kinderboekenweekgeschenk uit 1983, van Kees Fens en Margriet Heymans. Wegdoen? Nou nee, dat gaat (ook) naar de vliering... 'Woorden kun je niet stelen.' Het bevat een onbetaalbaar goed opstel van Kees Fens, dit boekje.
Blijft de rest van die stapel over, en de andere stapels ernaast.
Joop, een verzameling tekeningen van Opland, uit 1988. Als ik het mijn zoon voorleg, zal hij verbijsterd bladeren. Wie was die Joop? Waar slaan al die spotprenten op? Dit is definitief geschiedenis. Nee, nog niet weg, gaat naar de afdeling non-fictie (een stel werkelijk volgepropte planken, het kan er nog bovenop).
Reisgidsen, verspreid in die stapeltjes op en voor rijen boeken in de kast, en deels ervoor. Die van Nepal en Bulgarije, wegdoen? Nou, toch maar niet, je weet nooit... hoewel Nepal na die aardbeving nooit meer hetzelfde zal zijn, vrees ik, veel van de beschreven tempels zijn nu puinhopen. En de Veluwe-wandelgids uit 1995 gaat onherroepelijk de doos in, die zal echt verouderd zijn.
Romans, Godenslaap van Edwin Mortier, net gelezen, kan weg? Eh, nee, nog even niet.
Ebbenhout, van Ryszard Kapuściński? Zeer genoten van zijn reisverhalen, die evenwel gedeeltelijk bij elkaar verzonnen bleken. Hij had zich echter zo goed voorbereid dat wat niet waar gebeurd is waar gebeurd had kunnen zijn. Maar dat geldt ook voor veel compleet verzonnen verhalen, dat noemen we fictie. Alleen daarom al: bewaren.
Enzovoort.
Moeilijk hoor, boeken opruimen.
vrijdag 26 juni 2015
U of jij 3
Er bestaat een LinkedIn-discussiegroep van het Genootschap Onze Taal die allerlei zaken rond taal en spelling bespreekt. In die groep begon op 15 juni een discussie over u en jou.
Karolijne Bouland startte die als volgt:
'De laatste tijd valt me op dat veel - al dan niet zelfbenoemde - gezagdragers mij ongevraagd het «jij» opdringen. Daarom breek ik hier eens lans voor u. Niet zozeer uit nostalgische overwegingen, maar om duidelijk te maken dat ik van overheden en andere machthebbertjes in den lande verwacht dat ze mij als een volwassen mens behandelen. Een gedachtewisseling hierover lijkt me mee dan ooit wenselijk nu «Vadertje Staat» steeds vaker zegt dat ik volwassen genoeg ben om het zelf uit te zoeken.'
Zij brak een lans voor u en dat leverde een regen aan reacties op. Standpunten! Er werd een heel regiment lansen gebroken voor u. Ongeveer zo (Marlies van de Voort): 'Wat mij betreft creëert men met het gebruik van 'u' een aangename afstand tussen zender en ontvanger. Het suggereert respect, bij mij althans.'
En daar tegenover (Jaap van Silfhout): 'Prima als je afstand wilt bewaren door 'u' te gebruiken. Overigens hangt het tonen van respect bepaald niet alleen af van het gebruik van 'u'. Het is heel goed mogelijk 'u' te gebruiken en toch respectloos te zijn.' Dat werd door veel deelnemers beaamd. Maar men vindt in meerderheid dat met name zij die macht over ons hebben, ons met u zouden moeten aanspreken.
Zoals Karolijne Bouland het verwoordde:
'Maar het gaat mij in deze discussie over iets anders; de sprekers waarover ik het in mijn inleiding had hebben in zekere zin macht over mij. Ze vertegenwoordigen vanuit hun functie of positie een gezag dragende autoriteit bijvoorbeeld de politie, een uitkerende instantie of een overheid. Op grond daarvan mogen ze, bij vermeende overtredingen, soms pittige sancties opleggen. Die vallen dan misschien binnen wettelijke kaders, maar mogen nooit afbreuk doen aan het normale, menselijke respect dat soms gepaard gaat met enige afstand. Voor alle duidelijkheid: ik wil beslist niet terug naar lang vervlogen tijden.'
En: 'een al te populaire houding van overheden naar burgers verhoudt zich slecht tot de machtsongelijkheid'.
Ik deed uiteindelijk zelf ook nog een duitje in de zak:
'U legt het af, je wint. Dat lijkt mij vooral een onderzoek waard, geen ergernis. Ik begreep dat buurtalen als Duits en Frans hetzelfde verschijnsel kennen. Invloed van het Engels, dat het in het dagelijks spraakgebruik al enkele eeuwen met één aanspreekvorm doet? Van reclame, waarin we graag als vertrouwde vriendjes worden aangesproken, want wellicht gaan we dan eerder over tot kopen? Van Radio Veronica, en daarna andere tv- en radiostations waar men ons en elkaar graag als familieleden toespreekt, om dat sfeertje van wij-onder-elkaar te kweken? De overheid volgt hier de reclame. Als de regering mij met u aanspreekt, moet ik waarschijnlijk iets, als ze mij met je aanspreekt, spoort ze me aan - en moet ik dus uiteindelijk ook iets. (Als de regering mij aanspreekt, moet ik doorgaans iets.)
O ja, Engelsen en Amerikanen kunnen soms heel hoffelijk zijn - en dat met één aanspreekvorm.'
En:
'Karolijne, "Daarom breek ik hier eens lans voor u": ik vind het fijn dat u een lans voor mij breekt, ik mag u wel. U is misschien wat ouderwets en u bent nog niet zo voor die moderne overheid ('tof dat je belasting betaalt!' en 'houd je aan de maximum-snelheid'), maar je bent gauw te vertrouwelijk en je wil niet als vriendjes met de Belastingdienst of de politie corresponderen. Ik ook niet en ik waardeer het zeer dat de agent die mij op de bon slingert me tenminste nog u noemt. Nog even. Daarna wordt het: "Je bent er gloeiend bij..."'
De discussie gaat nog steeds door, het aantal reacties moet inmiddels al over de honderd zijn, het aantal deelnemers enkele tientallen.
Marlies van de Voort weer, eergisteren, met een prachtige tekst:
'Een voorbeeld van wijze van aanspreken waarvoor ik onmiddellijk een teiltje nodig heb:
"Beste meneer, mevrouw van de Voort,
We vinden het super fijn dat je klant bij ons bent. En om dat te laten blijken, profiteer je bij Ziggo van allerlei extra’s. Gewoon omdat je klant bent.Zo zoeken we elke maand leuke Vriendendeals voor je. Toffe voordeeltjes op zenderpakketten, korting op gave gadgets of leuke acties rondom de Ziggo Dome."'
Mooi, dat contrast tussen 'meneer, mevrouw' en dan dat quasi-vertrouwelijke riedeltje erachteraan.
Wordt vervolgd.
Zie ook U of jij 2 en U of jij 1.
Karolijne Bouland startte die als volgt:
'De laatste tijd valt me op dat veel - al dan niet zelfbenoemde - gezagdragers mij ongevraagd het «jij» opdringen. Daarom breek ik hier eens lans voor u. Niet zozeer uit nostalgische overwegingen, maar om duidelijk te maken dat ik van overheden en andere machthebbertjes in den lande verwacht dat ze mij als een volwassen mens behandelen. Een gedachtewisseling hierover lijkt me mee dan ooit wenselijk nu «Vadertje Staat» steeds vaker zegt dat ik volwassen genoeg ben om het zelf uit te zoeken.'
Zij brak een lans voor u en dat leverde een regen aan reacties op. Standpunten! Er werd een heel regiment lansen gebroken voor u. Ongeveer zo (Marlies van de Voort): 'Wat mij betreft creëert men met het gebruik van 'u' een aangename afstand tussen zender en ontvanger. Het suggereert respect, bij mij althans.'
En daar tegenover (Jaap van Silfhout): 'Prima als je afstand wilt bewaren door 'u' te gebruiken. Overigens hangt het tonen van respect bepaald niet alleen af van het gebruik van 'u'. Het is heel goed mogelijk 'u' te gebruiken en toch respectloos te zijn.' Dat werd door veel deelnemers beaamd. Maar men vindt in meerderheid dat met name zij die macht over ons hebben, ons met u zouden moeten aanspreken.
Zoals Karolijne Bouland het verwoordde:
'Maar het gaat mij in deze discussie over iets anders; de sprekers waarover ik het in mijn inleiding had hebben in zekere zin macht over mij. Ze vertegenwoordigen vanuit hun functie of positie een gezag dragende autoriteit bijvoorbeeld de politie, een uitkerende instantie of een overheid. Op grond daarvan mogen ze, bij vermeende overtredingen, soms pittige sancties opleggen. Die vallen dan misschien binnen wettelijke kaders, maar mogen nooit afbreuk doen aan het normale, menselijke respect dat soms gepaard gaat met enige afstand. Voor alle duidelijkheid: ik wil beslist niet terug naar lang vervlogen tijden.'
En: 'een al te populaire houding van overheden naar burgers verhoudt zich slecht tot de machtsongelijkheid'.
Ik deed uiteindelijk zelf ook nog een duitje in de zak:
'U legt het af, je wint. Dat lijkt mij vooral een onderzoek waard, geen ergernis. Ik begreep dat buurtalen als Duits en Frans hetzelfde verschijnsel kennen. Invloed van het Engels, dat het in het dagelijks spraakgebruik al enkele eeuwen met één aanspreekvorm doet? Van reclame, waarin we graag als vertrouwde vriendjes worden aangesproken, want wellicht gaan we dan eerder over tot kopen? Van Radio Veronica, en daarna andere tv- en radiostations waar men ons en elkaar graag als familieleden toespreekt, om dat sfeertje van wij-onder-elkaar te kweken? De overheid volgt hier de reclame. Als de regering mij met u aanspreekt, moet ik waarschijnlijk iets, als ze mij met je aanspreekt, spoort ze me aan - en moet ik dus uiteindelijk ook iets. (Als de regering mij aanspreekt, moet ik doorgaans iets.)
O ja, Engelsen en Amerikanen kunnen soms heel hoffelijk zijn - en dat met één aanspreekvorm.'
En:
'Karolijne, "Daarom breek ik hier eens lans voor u": ik vind het fijn dat u een lans voor mij breekt, ik mag u wel. U is misschien wat ouderwets en u bent nog niet zo voor die moderne overheid ('tof dat je belasting betaalt!' en 'houd je aan de maximum-snelheid'), maar je bent gauw te vertrouwelijk en je wil niet als vriendjes met de Belastingdienst of de politie corresponderen. Ik ook niet en ik waardeer het zeer dat de agent die mij op de bon slingert me tenminste nog u noemt. Nog even. Daarna wordt het: "Je bent er gloeiend bij..."'
De discussie gaat nog steeds door, het aantal reacties moet inmiddels al over de honderd zijn, het aantal deelnemers enkele tientallen.
Marlies van de Voort weer, eergisteren, met een prachtige tekst:
'Een voorbeeld van wijze van aanspreken waarvoor ik onmiddellijk een teiltje nodig heb:
"Beste meneer, mevrouw van de Voort,
We vinden het super fijn dat je klant bij ons bent. En om dat te laten blijken, profiteer je bij Ziggo van allerlei extra’s. Gewoon omdat je klant bent.Zo zoeken we elke maand leuke Vriendendeals voor je. Toffe voordeeltjes op zenderpakketten, korting op gave gadgets of leuke acties rondom de Ziggo Dome."'
Mooi, dat contrast tussen 'meneer, mevrouw' en dan dat quasi-vertrouwelijke riedeltje erachteraan.
Wordt vervolgd.
Zie ook U of jij 2 en U of jij 1.
dinsdag 23 juni 2015
Het licht gaat uit
... en nu lijkt het wel definitief, zie ook mijn vorig bericht, vooral als u geen licht opgaat.
Hoewel, Hanneke Koene schrijft in haar redactioneel
' Tot en met juni zullen er onderwerpen aan het blad worden toegevoegd. Op het moment dat ik dit schrijf, kan ik nog niet precies alle onderwerpen benoemen, omdat de opnames nog gemaakt moeten worden. '
Dus ze blijft ons nog even verrassen met bijdragen over jeugdliteratuur. Zoals deze keer een flink deel Annie M.G. Schmidtlezing door Els Beerten, doorschoten met stukjes interview óver die lezing, die vooral ging over het schrijverschap en leraarschap van Els Beerten, begrijp ik nu. (Ik heb de lezing niet bijgewoond.)
Overigens wordt die lezing naar ik aanneem want zoals gewoonlijk ook afgedrukt in het tijdschrift-in-boekvorm Literatuur zonder leeftijd.
Dat wordt uitgegeven door de Nederlandse sectie van de International Board on Books for Young people (IBBY). Die sectie heeft zowel een website als een Facebook-pagina. Het meest recente bericht op die pagina dateert van 19 februari en kondigt een aflevering van Literatuur zonder leeftijd die inmiddels verschenen is (binnenkort bespreking in dit blog). De website is iets meer bij de tijd, op dit moment, maar wekt toch eveneens de indruk dat de sectie tijd of energie ontbeert om aan communicatie te werken. Jammer, want die sectie is nog steeds actief en nog altijd verdient jeugdliteratuur meer aandacht dan ze nu krijgt,
Jammer dus dat Licht op lezen stopt.
Hoewel, Hanneke Koene schrijft in haar redactioneel
' Tot en met juni zullen er onderwerpen aan het blad worden toegevoegd. Op het moment dat ik dit schrijf, kan ik nog niet precies alle onderwerpen benoemen, omdat de opnames nog gemaakt moeten worden. '
Dus ze blijft ons nog even verrassen met bijdragen over jeugdliteratuur. Zoals deze keer een flink deel Annie M.G. Schmidtlezing door Els Beerten, doorschoten met stukjes interview óver die lezing, die vooral ging over het schrijverschap en leraarschap van Els Beerten, begrijp ik nu. (Ik heb de lezing niet bijgewoond.)
Overigens wordt die lezing naar ik aanneem want zoals gewoonlijk ook afgedrukt in het tijdschrift-in-boekvorm Literatuur zonder leeftijd.
Dat wordt uitgegeven door de Nederlandse sectie van de International Board on Books for Young people (IBBY). Die sectie heeft zowel een website als een Facebook-pagina. Het meest recente bericht op die pagina dateert van 19 februari en kondigt een aflevering van Literatuur zonder leeftijd die inmiddels verschenen is (binnenkort bespreking in dit blog). De website is iets meer bij de tijd, op dit moment, maar wekt toch eveneens de indruk dat de sectie tijd of energie ontbeert om aan communicatie te werken. Jammer, want die sectie is nog steeds actief en nog altijd verdient jeugdliteratuur meer aandacht dan ze nu krijgt,
Jammer dus dat Licht op lezen stopt.
dinsdag 9 juni 2015
Kuifje!
Ik citeer uit Rechtspraak:
'Het gebruik van de werken van Hergé – de geestelijk vader van Kuifje – door het Hergé Genootschap in de periode van 2009 tot 2012 is door de rechtbank Den Haag niet verboden. Het Belgische bedrijf Moulinsart, dat om een dergelijk verbod vroeg, heeft onvoldoende aangetoond dat het Hergé Genootschap inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten door Kuifje-tekeningen in haar eigen publicaties te gebruiken.
De rechtbank oordeelt dat er sinds 2000 een overeenkomst tussen Moulinsart en het Hergé Genootschap bestond die nooit is opgezegd en op grond waarvan Moulinsart toestemming voor dergelijk gebruik heeft gegeven. Moulinsart stelde dat opzegging van de overeenkomst niet nodig was, omdat deze in haar ogen niet bestond.
De rechtbank oordeelt verder dat door Moulisart onvoldoende is aangevoerd om te kunnen aannemen dat het Hergé Genootschap met het gebruik van de domeinnaam kuifje.nl inbreuk maakt op een woord/beeldmerk van Moulisart waarin het bestanddeel “Kuifje” is opgenomen.'
Er ging grondig speurwerk aan vooraf en er zal na afloop ongetwijfeld een fles champagne geopend zijn.
Ik citeer nog even:
'Eerst was dat niet zo, zegt Jan Aarnout Boer, voorzitter van het Hergé Genootschap. De verhouding met Moulinsart was vriendschappelijk en informeel. Er was ooit een overeenkomst getekend over het gebruik, en het Genootschap hoefde niets te betalen. Dat gold ook voor de vele andere fanclubs en genootschappen die wereldwijd zijn gewijd aan het werk van Hergé.
Maar dat veranderde in 2009.
„Toen was er een wisseling van de wacht bij Moulinsart. Al het contact moest opeens lopen via twee nieuwe juridische medewerkers, en we moesten een nieuwe overeenkomst tekenen.” Alle genootschappen moesten tekenen, en forse bedragen betalen voor het gebruik van de afbeeldingen uit de albums. Boer: „Er zijn meer genootschappen geweest die advies hebben gevraagd van advocaten. Maar niemand heeft het aangedurfd om het op een procedure te laten aankomen, behalve wij. Ze hebben allemaal getekend, of ze zijn gestopt.”
Moulinsart heeft een stevige reputatie op het gebied van het beschermen van de Kuifje-rechten. Het vehikel van de intussen hertrouwde Hergé-weduwe Fanny Rodwell procedeert tegen iedereen die zonder toestemming afbeeldingen van Kuifje gebruikt, ook als dat in parodieën of spotprenten is.' (Link van mij)
Juist die hebberige, gulzige opstelling veroorzaakt vrolijk leedvermaak na deze uitspraak van de rechtbank.
Zoals NRC Handelsblad schreef: 'Het past wel bij een rechtszaak over een stripverhaal: een kapitaalkrachtige, grote partij, die genadeloos procedeert tegen een nietige Kuifje-hobbyclub, maar de zaak als een boemerang terugkrijgt en nu ineens met lege handen staat. Boem. Op alle punten verslagen. Na een lang proces met verborgen overeenkomsten, plotselinge eiswijzigingen en geïrriteerde rechters.'
Ook Sylvia Witteman had het bericht gelezen. In 'Witteman heeft iets gelezen', haar rubriek in de Volkskrant, d.d. 6-6, beschrijft ze onderhoudend hoe haar liefde voor Kuifje in haar puberteit verminderde.
'Toen ging ik me natuurlijk ook die dingen afvragen die je als kind voor kennisgeving aanneemt. Kuifje was 'reporter' maar je zag hem nooit een stuk tikken. En waarom zag hij eruit als een 14-jarige jongen, met die malle plusfours? Waarom had hij geen ouders, vrouw, kinderen? Waarom moest hij nooit naar de wc?
Rond die tijd, het zal in de jaren tachtig geweest zijn, verscheen ook de eerste seksparodie. Kuifje in Zwitserland heette die, meen ik. Een naakte, hijgende Kuifje, Bianca Castafiore als sm-meesteres; het was helemaal niet leuk. Het was verschrikkelijke heiligschennis.
Vanaf toen ging het alleen maar verder bergafwaarts. Mijn oma stierf en de hemel weet wat er met die oude albums gebeurd is: ík heb ze niet. In de nieuwste drukken werden de geheimzinnig-oubollige Vlaamse dialogen uit de originele strip hertaald naar 'gewoon' Nederlands. Postuum kreeg Hergé allemaal politiek-correct gezeur over zich heen omdat Kuifje zich nogal bazig had opgesteld tegen krom pratende negertjes en ook weleens een neushoorn had opgeblazen.
De betovering was verbroken.'
Voor sommigen duurt die betovering nog voort.
zondag 7 juni 2015
Heimwee naar een taal
Talen, ze zijn er langer dan ons geheugen reikt, dus weten we niet precies hoe ze ontstonden. Geleerden trachtten verwantschappen aan te tonen en verdeelden ze in families. Daarnaast fabriceerden mensen nieuwe talen, geheimtalen, gebarentalen, piepjestalen, wat niet al. Idealisten maakten talen bedoeld voor universeel gebruik (Esperanto, Volapük), wat nooit lukte.
Heimwee brengt mensen ertoe een taal te blijven spreken, vaak om een bijbehorend wij-idee in stand te houden. 'Wij Friezen spreken Fries.' Wij Bretonnen, wij Welshmen, wij Ieren, wij, enfin, vul maar in.
Wij Tapeba, bijvoorbeeld. Uit een stuk door Mieke Zijlmans in de Volkskrant 6-6-2015 begreep ik dat er ten noorden van Fortaleza in Brazilië mensen wonen die graag zo over zichzelf en hun familie, vrienden en buren denken. 'Wij Taleba.' 'Een Indianenvolk dat zo'n zevenduizend zielen telt.' Ongeveer evenveel dus als er inwoners zijn van de plaatsen Heino en Den Burg (Texel).
'Deze Tapeba hebben een droom: ze willen hun oorspronkelijke moedertaal leren.' [...] 'Ze hebben die taal nodig: als onderdeel van een eigen identiteit, waarmee ze aanspraak kunnen maken op landrechten in Brazilië.' Het is dus een droom met praktische consequenties. 'Wij Tapeba' willen ons land terug. Het is nu van de Brazilaanse deelstaat Ceará, de aanpalende stad Fortaleza rukt op en daar hebben 'wij Tapeba' geen zin in.
Om die droom te verwerkelijken hebben 'wij Tapeba' de hulp ingeroepen van de taalgeleerde Leo Wetzels. Daarover ging dat stuk, over het reconstrueren van hun taal. Een soort Esperanto voor zevenduizend mensen, maar dan niet gebaseerd op Indo-Europese talen maar op het Tupinambá, de op Amazone-Indiaanse talen gebaseerde lingua franca die eeuwenlang gangbaar was aan de Braziliaanse noordkust, ook wel Nheengatú genoemd (spreek uit: Njeëngatóe met de g van goal).
Hierachter schuilt natuurlijk een botsing tussen wereldbeelden, verwachtingen, tradities, arm en rijk en nog zo wat. Niet tussen talen: op dit moment spreken 'wij Tapeba' allen Braziliaans-Portugees, dezelfde taal als de inwoners van Fortaleza spreken, en die andere rond 200 miljoen inwoners van Brazilië.
Het is een heimwee die verder gaat dan die van sommige Ieren naar het Iers en Bretonnen naar het Bretons. Tenslotte bestonden die talen nog toen actievelingen ervoor zorgden dat ze een kontje mee kregen, met cursussen, radiostations, tweetalige plaatsnaamborden enzovoort. Maar nu las ik dus voor het eerst over een groep die uit heimwee een verdwenen, maar toch als 'eigen' ervaren taal opnieuw wil leren. Nou ja, nieuw, het Nheengatú schijnt nog hier en daar gesproken te worden. Maar ja, is dat de taal van 'ons Tapeba'? Hij is nota bene mede door missionarissen in stand gehouden.
'Jawe jasu ja muña kwa muraki!' '"Vast en zeker zal het ons lukken dit project tot een goed einde te brengen"'.
Succes!
Heimwee brengt mensen ertoe een taal te blijven spreken, vaak om een bijbehorend wij-idee in stand te houden. 'Wij Friezen spreken Fries.' Wij Bretonnen, wij Welshmen, wij Ieren, wij, enfin, vul maar in.
Wij Tapeba, bijvoorbeeld. Uit een stuk door Mieke Zijlmans in de Volkskrant 6-6-2015 begreep ik dat er ten noorden van Fortaleza in Brazilië mensen wonen die graag zo over zichzelf en hun familie, vrienden en buren denken. 'Wij Taleba.' 'Een Indianenvolk dat zo'n zevenduizend zielen telt.' Ongeveer evenveel dus als er inwoners zijn van de plaatsen Heino en Den Burg (Texel).
'Deze Tapeba hebben een droom: ze willen hun oorspronkelijke moedertaal leren.' [...] 'Ze hebben die taal nodig: als onderdeel van een eigen identiteit, waarmee ze aanspraak kunnen maken op landrechten in Brazilië.' Het is dus een droom met praktische consequenties. 'Wij Tapeba' willen ons land terug. Het is nu van de Brazilaanse deelstaat Ceará, de aanpalende stad Fortaleza rukt op en daar hebben 'wij Tapeba' geen zin in.
Om die droom te verwerkelijken hebben 'wij Tapeba' de hulp ingeroepen van de taalgeleerde Leo Wetzels. Daarover ging dat stuk, over het reconstrueren van hun taal. Een soort Esperanto voor zevenduizend mensen, maar dan niet gebaseerd op Indo-Europese talen maar op het Tupinambá, de op Amazone-Indiaanse talen gebaseerde lingua franca die eeuwenlang gangbaar was aan de Braziliaanse noordkust, ook wel Nheengatú genoemd (spreek uit: Njeëngatóe met de g van goal).
Hierachter schuilt natuurlijk een botsing tussen wereldbeelden, verwachtingen, tradities, arm en rijk en nog zo wat. Niet tussen talen: op dit moment spreken 'wij Tapeba' allen Braziliaans-Portugees, dezelfde taal als de inwoners van Fortaleza spreken, en die andere rond 200 miljoen inwoners van Brazilië.
Het is een heimwee die verder gaat dan die van sommige Ieren naar het Iers en Bretonnen naar het Bretons. Tenslotte bestonden die talen nog toen actievelingen ervoor zorgden dat ze een kontje mee kregen, met cursussen, radiostations, tweetalige plaatsnaamborden enzovoort. Maar nu las ik dus voor het eerst over een groep die uit heimwee een verdwenen, maar toch als 'eigen' ervaren taal opnieuw wil leren. Nou ja, nieuw, het Nheengatú schijnt nog hier en daar gesproken te worden. Maar ja, is dat de taal van 'ons Tapeba'? Hij is nota bene mede door missionarissen in stand gehouden.
'Jawe jasu ja muña kwa muraki!' '"Vast en zeker zal het ons lukken dit project tot een goed einde te brengen"'.
Succes!
donderdag 4 juni 2015
Burgers en anderen
Ik kan het niet laten, dus na mijn meest recente aflevering over burgers (6-1-2015) ging ik door.
In de Volkskrant 3-2-2015 was het weer raak, in een artikel onder de kop 'Wordt hypotheek echt weer duurder?'. 'Toezichthouders stellen hoge buffers verplicht om de banken veiliger te maken, zodat het risico op een nieuwe bankencrisis - waarbij de burger de rekening betaalt - afneemt.'
Het gaat me niet om de boodschap, hoewel daarover ook fijne dingen te zeggen zouden zijn (hoezo 'hoge' buffers, wie vindt ze hoog?), maar om de vaststelling dat er bij banken kennelijk geen burgers werken.
Aanleiding voor het stuk waren uitspraken van RABO-baas Bert Bruggink (zie ook hier), en volgens de journalist (Yvonne Hofs) 'waarschuwt' die 'diezelfde burger nu dat hoge buffers de banken veel geld kosten.'
Want daaruit blijkt dat Bruggink zelf wellicht géén burger is. Maar wat is-ie dan wel?
Raak was het ook in een bijdrage van Marjan Slob in de Volkskrant 5-3-2015, over het beoordelen van politici. Interessant, omdat hier meerdere groepen worden gepresenteerd: politici, wij, burgers, het volk en gewone mensen. Die vier laatste groepen blijken min of meer synoniem, de politici staan apart, maar waar ze vandaan komen verklaart ze niet. Ze verwijst naar een boek van Jeffrey Green, The Eyes of the People:Democracy in an Age of Spectatorship (Oxford University Press, 2009), na eerst geciteerd te hebben uit het VVD-rapport over integriteit, waarin over declaratiegedrag wordt geschreven 'dat men een en ander moet beschouwen vanuit de burger/de kiezer. Een politicus wordt geacht dit als geen ander te beseffen.' Ook in dat rapport wordt kennelijk de politicus zelf niet als burger gezien, maar ik heb het niet gelezen, dus zeker daarvan ben ik niet.
Wij, aldus Slob, 'mogen op rituele momenten "onze stem uitbrengen" op politici'. En: 'Je wordt als politicus bekeken door het volk, en als het volk je niet moet, heeft dat consequenties voor jouw persoon. Dit maakt het enige verschil uit met een (al dan niet goedbedoelde) dictatuur.'
Een relatief nieuwe variant vond ik in een ingezonden brief in de Volkskrant 31-3-2015 van Eric Smit (Follow the Money) en vijf anderen, met het idee om van ABN Amro een 'nutsbank' te maken.
'Nederland', schreven ze plechtig, 'heeft behoefte aan een bank die financiering zoekende klanten op een geavanceerde en klantvriendelijke wijze bedient. Een bank die visie toont en innoveert ten dienste van ons, Nederlanders. Een bank die zich maatschappelijk opstelt en niet voor aandeelhouders werkt.'
Ons Nederlanders! Arme Belg die bij die ideale bank een rekening wil openen... Trouwens, die aandeelhouders zijn volgens deze formulering dus per definitie géén Nederlanders, en de bank zelf ook niet. Dat is vermoedelijk niet wat ze bedoelden, maar zo staat het er wel.
Een mooie zat in een bericht van Kees Broere over de aanslag op studenten in Garissa in Kenia, ergens in april. 'Het patroon van islamistisch geweld tegen Keniaanse burgers'[...] en 'de vijand komt van binnen'. Ofwel: burgers doden burgers. Inderdaad.
Interessant was ook de impliciete vaststelling door Sanne Bloemink in De Groene Amsterdammer 28-5-2015, in een modderig stuk over modderige onderzoekers die ineens het individuele verhaal ontdekken ('Niemand is gemiddeld', nee, dat dankt je de koekoek), dat wetenschappers geen burgers zijn, althans volgens wetenschapper Marlieke Kieboom. 'Daarnaast ontstaat in de nieuwe wetenschap het ideaal van "transdisciplinariteit"waarbij samenwerking met niet-academici centraal staat. Marlieke Kieboom, onderzoeksadviseur bij Kennisland, een onafhankelijke denktank voor maatschappelijke vernieuwing, bepleitte onlangs in Het Parool om burgers een stem te geven in de wetenschap. "Onze kennisproductie wordt in belangrijke mate bepaald door de maatschappelijke top. De meeste politici, wetenschappers en NWO-beleidmedewerkers zijn nooit asielzoeker in een AZC geweest en vast ook geen bejaarde in een verzorgingstehuis. Je positie bepaalt nog steeds in hoge mate met wie je samenwerkt en welke vraagstukken je interesseren."'
Wordt vervolgd.
In de Volkskrant 3-2-2015 was het weer raak, in een artikel onder de kop 'Wordt hypotheek echt weer duurder?'. 'Toezichthouders stellen hoge buffers verplicht om de banken veiliger te maken, zodat het risico op een nieuwe bankencrisis - waarbij de burger de rekening betaalt - afneemt.'
Het gaat me niet om de boodschap, hoewel daarover ook fijne dingen te zeggen zouden zijn (hoezo 'hoge' buffers, wie vindt ze hoog?), maar om de vaststelling dat er bij banken kennelijk geen burgers werken.
Aanleiding voor het stuk waren uitspraken van RABO-baas Bert Bruggink (zie ook hier), en volgens de journalist (Yvonne Hofs) 'waarschuwt' die 'diezelfde burger nu dat hoge buffers de banken veel geld kosten.'
Want daaruit blijkt dat Bruggink zelf wellicht géén burger is. Maar wat is-ie dan wel?
Raak was het ook in een bijdrage van Marjan Slob in de Volkskrant 5-3-2015, over het beoordelen van politici. Interessant, omdat hier meerdere groepen worden gepresenteerd: politici, wij, burgers, het volk en gewone mensen. Die vier laatste groepen blijken min of meer synoniem, de politici staan apart, maar waar ze vandaan komen verklaart ze niet. Ze verwijst naar een boek van Jeffrey Green, The Eyes of the People:Democracy in an Age of Spectatorship (Oxford University Press, 2009), na eerst geciteerd te hebben uit het VVD-rapport over integriteit, waarin over declaratiegedrag wordt geschreven 'dat men een en ander moet beschouwen vanuit de burger/de kiezer. Een politicus wordt geacht dit als geen ander te beseffen.' Ook in dat rapport wordt kennelijk de politicus zelf niet als burger gezien, maar ik heb het niet gelezen, dus zeker daarvan ben ik niet.
Wij, aldus Slob, 'mogen op rituele momenten "onze stem uitbrengen" op politici'. En: 'Je wordt als politicus bekeken door het volk, en als het volk je niet moet, heeft dat consequenties voor jouw persoon. Dit maakt het enige verschil uit met een (al dan niet goedbedoelde) dictatuur.'
Een relatief nieuwe variant vond ik in een ingezonden brief in de Volkskrant 31-3-2015 van Eric Smit (Follow the Money) en vijf anderen, met het idee om van ABN Amro een 'nutsbank' te maken.
'Nederland', schreven ze plechtig, 'heeft behoefte aan een bank die financiering zoekende klanten op een geavanceerde en klantvriendelijke wijze bedient. Een bank die visie toont en innoveert ten dienste van ons, Nederlanders. Een bank die zich maatschappelijk opstelt en niet voor aandeelhouders werkt.'
Ons Nederlanders! Arme Belg die bij die ideale bank een rekening wil openen... Trouwens, die aandeelhouders zijn volgens deze formulering dus per definitie géén Nederlanders, en de bank zelf ook niet. Dat is vermoedelijk niet wat ze bedoelden, maar zo staat het er wel.
Een mooie zat in een bericht van Kees Broere over de aanslag op studenten in Garissa in Kenia, ergens in april. 'Het patroon van islamistisch geweld tegen Keniaanse burgers'[...] en 'de vijand komt van binnen'. Ofwel: burgers doden burgers. Inderdaad.
Interessant was ook de impliciete vaststelling door Sanne Bloemink in De Groene Amsterdammer 28-5-2015, in een modderig stuk over modderige onderzoekers die ineens het individuele verhaal ontdekken ('Niemand is gemiddeld', nee, dat dankt je de koekoek), dat wetenschappers geen burgers zijn, althans volgens wetenschapper Marlieke Kieboom. 'Daarnaast ontstaat in de nieuwe wetenschap het ideaal van "transdisciplinariteit"waarbij samenwerking met niet-academici centraal staat. Marlieke Kieboom, onderzoeksadviseur bij Kennisland, een onafhankelijke denktank voor maatschappelijke vernieuwing, bepleitte onlangs in Het Parool om burgers een stem te geven in de wetenschap. "Onze kennisproductie wordt in belangrijke mate bepaald door de maatschappelijke top. De meeste politici, wetenschappers en NWO-beleidmedewerkers zijn nooit asielzoeker in een AZC geweest en vast ook geen bejaarde in een verzorgingstehuis. Je positie bepaalt nog steeds in hoge mate met wie je samenwerkt en welke vraagstukken je interesseren."'
Wordt vervolgd.
maandag 1 juni 2015
Poëzie: stilte
Een mooi stukje van Remco Campert in de Volkskrant 30-5-2015, 'Poëzie'.
Het eindigt zo:
'Stilte is het hoogst bereikbare in de poëzie, maar om die stilte te benaderen, heb je woorden nodig. Pas als je je laatste woord heb gesproken is de rest silence. De dood volmaakt het gedicht.'
Afgezien van de overblijvende vraag of silence iets anders is dan stilte, is dit een prachtig citaat, en heel erg Remco Campert.
Vooruit, ik citeer ook de alinea die eraan vooraf ging.
'Wat is waar? Voor de maker blijft poëzie een geheim waarvan hij de ontraadseling zoekt en tegelijkertijd hoopt dat die zoektocht tot meer poëzie leidt. Dit geldt voor kunst in het algemeen en voor muziek in het bijzonder. John Cage liet in zijn minimal music pure stilte klinken. Auden schrijft dat er over muziek niets gezegd kan worden, je kunt alleen maar luisteren en dankbaar zijn. Ik schreef over poëzie, die het dichtst in de buurt is van muziek:
"Woorden eenmaal gesproken, geschreven
zijn anders alleen verzwegen onuitgesproken
bezitten ze een schijn van gelijk
van geluk."'
In alle bescheidenheid niets meer of minder dan een poëtica.
Het eindigt zo:
'Stilte is het hoogst bereikbare in de poëzie, maar om die stilte te benaderen, heb je woorden nodig. Pas als je je laatste woord heb gesproken is de rest silence. De dood volmaakt het gedicht.'
Afgezien van de overblijvende vraag of silence iets anders is dan stilte, is dit een prachtig citaat, en heel erg Remco Campert.
Vooruit, ik citeer ook de alinea die eraan vooraf ging.
'Wat is waar? Voor de maker blijft poëzie een geheim waarvan hij de ontraadseling zoekt en tegelijkertijd hoopt dat die zoektocht tot meer poëzie leidt. Dit geldt voor kunst in het algemeen en voor muziek in het bijzonder. John Cage liet in zijn minimal music pure stilte klinken. Auden schrijft dat er over muziek niets gezegd kan worden, je kunt alleen maar luisteren en dankbaar zijn. Ik schreef over poëzie, die het dichtst in de buurt is van muziek:
"Woorden eenmaal gesproken, geschreven
zijn anders alleen verzwegen onuitgesproken
bezitten ze een schijn van gelijk
van geluk."'
In alle bescheidenheid niets meer of minder dan een poëtica.
Abonneren op:
Posts (Atom)