Sprookjes van overal is niet het eerste sprookjesboek van The Tjong-Khing, wel het eerste dat ik bespreek. Het is net als De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller en Sprookjes van Andersen (van The Tjong-Khing 'de sprookjesverteller') een kloek boek, gebonden en met leeslint. En ook dit boek is uiteraard geïllustreerd door The Tjong-Khing zelf, met veel paginagrote platen, maar ook kleinere illustraties.
Bronnen van de dertien verhalen ontbreken, verantwoording van de selectie eveneens. Jammer, want het is een interessant allegaartje, met zowel 'De tweede reis van Sindbad de zeeman' als 'Belle en het monster' en 'Jaap en de bonenstaak' en een hier relatief onbekend sprookje als 'Zout op de ekster' uit Zweden. 'Sprookjes van overal', inderdaad. Lijkt het meest op een greep in een sprookjestrommel met blindendoek om.
Khing hanteert een makkelijke, losse vertelstijl, bijna spreekstijl, als een (groot)vader die aan de rand van het bed zijn kinderen voorleest. Hij begint steevast met 'Lang, lang geleden, heel ver hier vandaan', gevolgd door 'was er eens', 'waren er eens' of 'leefde er eens' o.i.d., en eindigt vaak met een moraal, soms refererend aan een vermeend genrekenmerk, zoals in
In sprookjes zijn stiefmoeders bijna altijd jaloers en gemeen.
Nou ja, daarvoor zijn het dan ook sprookjes.
(Eind van 'Prinses Hase) Of:
Jaap heeft een boon aangenomen van een vreemde en het is heel goed voor hem afgelopen. Maar hé, dit is een sprookje! In het echt moet je nóóit iets aannemen van iemand die je niet kent.
Maar dat wist je natuurlijk al.
(Eind van 'Jaap en de bonenstaak'.) Of:
Pfff, wat een verhaal. Maar in sprookjes kan alles, dat blijkt maar weer. Wees maar blij dat jouw leven geen sprookjes is.
(Eind van 'Rosa'.) Zoals hier spreekt hij vaker het veronderstelde publiek aan, en soms voert hij zichzelf op, zij het niet vaak en heel onnadrukkelijk.
Het valt nog mee dat hij zijn verhalen niet eindigt met 'en ze leefden nog lang en gelukkig', anders zouden ze met hun rituele begin perfect in het sprookjescliché passen. Dat geldt ook voor het veelvuldig voorkomen van koningen, prinsen en prinsessen e.d.
Ze lijken soms wat onlogisch, voor ons soort lezers, en daar breit de verteller soms een mouw aan door een verklaring te verzinnen, zoals in 'Jaap en de bonenstaak':
Weer klopte hij op de poort van het kasteel en weer deed de reuzenvrouw open. Ze had slechte ogen, dus gelukkig herkende ze hem niet.
Sprookjes zoals deze, gebaseerd op oude verhalen, zou je ook toververhalen kunnen noemen. Plaats en tijd zijn (anders dan in sagen en legenden) onbestemd. Er komen vrijwel altijd magische elementen in voor, die doorgaans ook een rol spelen in de intrige. Er komen soms mensachtigen in voor die duidelijk niet homo sapiens zijn: elfen, dwergen, trollen, feeën, reuzen. Met de hoofdpersoon loopt het vrijwel altijd goed af, in tegenstelling tot stiefmoeders.
Er is een grote variatie aan intriges - maar niet oneindig, ze zijn door Anti Aarne en Stith Thompsom, later nog aangevuld door Hans-Jörg Uther (zie de zogenoemde Aarne-Thompson-Uther-index) en Vladimir Propp (Владимир Яковлевич Пропп) keurig in beeld gebracht.
Hieronder vallen niet de zogenoemde cultuursprookjes, sprookjesachtige verhalen die in de 19e eeuw en later werden geschreven. Verreweg de bekendste zijn die van Hans Christian Andersen - die zijn verhalen overigens geen sprookjes noemde. Deze verhalen hebben een aanwijsbare auteur, maar dat heeft vele bewerkers er niet van verhinderd ze lustig om te spitten. Dat past dan weer wel in de sprookjestraditie, want ook die oude verhalen zijn vele malen bewerkt.
The Tjong-Khing heeft daar nu zijn bewerkingen aan toegevoegd. Geen opmerkelijke bewerkingen, maar ze laten zich goed voorlezen en de oude meester maakt nog steeds prachtige platen.
The Tjong-Khing de sprookjesverteller. Sprookjes van overal. Gottmer, 2018, ISBN 978 90 257 7013 6, 168 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten