Het blijft bewonderenswaardig hoe er in het secundair onderwijs getracht wordt de moeizame literatuurles aantrekkelijker te maken. In Breda deden twee leerlingen uit vwo 6 van het Newmancollege een poging. Voor hun profielwerkstuk gaven zij lessen literatuur aan hun medeleerlingen. Hun docent (is dat die man op de foto voor aanvang artikel? bijschrift ontbreekt) trok zich even terug.
Het tekent het jeugdig enthousiasme dat de twee leerlingen, Danique Seuntjes en Sam van Kuijk, in eerste instantie een nieuwe leesvaardigheidsmethode wilden ontwikkelen. Daarop kwamen ze terug toen ze de sandwich-methode ontdekten, die hebben ze toegepast.
In hun artikel in Levende Talen Magazine 2020-4 schetsen ze eerst wat er volgens hen zoal 'mis gaat' in het literatuuronderwijs:
Tegenwoordig wordt er door jongeren veel minder gelezen, door verschillende factoren, zoals bijvoorbeeld het steeds toenemende media-aanbod. Hierdoor is de verleiding groot om steeds minder te lezen, met als gevolg dat de leesvaardigheid achteruitgaat en de zin om te lezen vermindert. Een ander probleem is dat niet iedere leerling thuis aan de eettafel onderwerpen bespreekt die in het examen zouden kunnen terugkomen. Hun voorkennis is hierdoor kleiner.
Zelf merkten wij tijdens onze lessen Nederlands op het vwo van klas 1 tot en met klas 6 dat de teksten lang zijn en de onderwerpen velen van ons niet aanspreken.
Zoals ook bleek uit een van de bronnen die we raadpleegden voor het profielwerkstuk, het boek Lezen met de leessandwich (Pronk & De Vos, 2017), is de opdracht 'Lees de tekst en maak de vragen' dodelijk voor de motivatie en de leesvaardigheid van leerlingen. Zij gaan hierdoor plichtmatig met een tekst aan de slag en zijn alleen gericht op het goed beantwoorden van vragen. Elke keer maar lezen en weer de bijbehorende vragen maken, het is eentonig en saai.
Zo, die zit. (De link heb ik erin geplaatst.)
Wij dachten dat dit anders kon en hebben besloten om ons voor ons profielwerkstuk bezig te houden met de lessen leesvaardigheid bij Nederlands: misschien komt zo de interesse terug en krijgen we de cijfers omhoog.
Dat hebben ze uitgeprobeerd met drie lessen in een havo 3-klas met 28 leerlingen, zoals gemeld met de sandwich-methode. Te weinig om houdbare conclusies te trekken, zoals ze terecht schrijven (en daarvoor zelfs het jargonwoord interventie gebruiken). Maar de ervaring was positief, hun leerlingen zagen het kennelijk wel zitten.
Fijn. Want natuurlijk kan het anders. Alleen ligt dat slechts voor een deel aan een methode en voor een minstens zo groot deel aan de ervaring, mensenkennis en bevlogenheid van de docent. Je bent wel een erg beroerde docent als je niet verder komt dan je leerlingen aan het teksten-lezen-en-vragen-beantwoorden komt.
Wie weet maakte alleen al de betrokkenheid van deze twee jonge gelegenheidsdocenten al indruk op de havo-klanten.
Het blijft intussen soms modderen en dat ligt niet alleen aan de docentwn.
Hieronder een fraai citaat uit de column 'Ketchup' van Sylvia Witteman in de Volkskrant 30-5-2020:
Daar lag Steinbeck, sip en inderdaad wat dunnetjes, op de salontafel. Ruim honderd pagina's over Lennie en George, de Pooh en Piglet van de grotemensenliteratuur, Forrst Gump en Jenny, onderweg naar hun noodlot, een paar kilometer onder het ongetwijfeld slaperige stadje Soledad. ('Soledad' betekent 'eenzaamheid', jongens. Goed onthouden hoe Steinbeck hier zijn schaduwen vooruitwerpt. Hoe bedoel je, snap ik niet? Wát snap je niet? 'Je schaduw vooruit werpen' is een uitdrukking. Dat betekent dat je onheilspellende gebeurtenissen van tevoren aankondigt. Wat betekent 'onheilspellend'? Nou, Anouk, weet jij het? Max? Ook niet? (Oorverdovend lawaai van schoolbel.).)
Als het niet waargebeurd is, is het naar het leven verzonnen.
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
vrijdag 29 mei 2020
zaterdag 16 mei 2020
Onvoorstelbare prikbeestjes
Een schitterend ongeluk, noemde journalist Wim Kayzer het menselijk leven in 1984, in een legendarisch geworden reeks gesprekken met wetenschappers die zich bezighielden met de oorsprong van het leven (Daniel Dennett, Freeman Dyson, Stephen Jay Gould, Oliver Sacks, Rupert Sheldrake en Stephen Toulmin).
Het weerkaatst het idee dat wat wij waarnemen als het leven het resultaat is van een miljoenen jaren lange geschiedenis van zich door leren en voortplanten ontwikkelende vormen van leven, waarin allerlei vormen verschenen en weer verdwenen, of veranderden, onder invloed van andere levensvormen of van anorganische omstandigheden, klimaat, bodem, e.d. Wij mensen denken dan aan trial and error, maar er was niemand die bewust iets uitprobeerde. Het gebeurde. Wonderen worden niet uitgeprobeerd.
Een van die levensvormen is relatief kort geleden ontstaan en noemen we mens en een van de eigenschappen van ons mensen is dat we ons bewust zijn van onze omgeving en geschiedenis en dat we ons kunnen afvragen: hoe is dit zo gekomen? Om IJf Blokker en Wim T. Schippers aan te halen: waar gaat dit heen, hoe zal dat gaan, waar komt die rotzooi toch vandaan?
Maar ook vragen we ons af: waaróm? Heeft het leven een bedoeling? Is het ooit bedacht?
De wetenschappers in kwestie, en velen met hen, vroegen zich vooral af waardoor het leven is geworden zoals het is, maar mensen in het algemeen vragen zich geregeld af waarom dat dan zo is en zijn niet tevreden met waarom, daarom.
Ofwel, er zijn verklaringen voor het verschijnsel dat bananen krom zijn, maar die geven nog geen antwoord op de vraag, waarom zijn de bananen krom? Wel hoe dat mogelijkerwijs veroorzaakt werd. Idem, iets prangender, waartoe zijn wij op aarde? Geen idee, god mag het weten.
Er zijn, geloof ik, mensen die dit onderscheid tussen oorzaak en reden niet snappen. In hun teleologische voorstelling van de wereld hangt alles van redenen en bedoelingen aan elkaar, niet van oorzaken. Ik vermoed dat het dezelfde mensen zijn die soms beweren dat toeval niet bestaat en zich graag goden voorstellen om antwoorden op lastige vragen te vinden. Zij haten chaos en vrezen het idee dat wij een, zij het schitterend, ongeluk zijn, een toevallig doelloos rimpeltje in de kosmos. Alles moet een doel hebben, vinden ze. Een reden van bestaan. Een verhaal. Ontbreken daarvan maakt ze ongelukkig.
Ik moest hieraan denken bij het lezen van met onderhoudende boek Insectenrijk van Aglaia Bouma (Atlas Contact, 2020).
Insecten, en andere geleedpotigen maar daarover gaat het nu even niet, zijn ons wezensvreemd. Veel mensen vinden ze monsterlijk en lastig. Niet voor niets hebben aliens in sf-films vaak insect-achtige trekjes. Hun uitwendig skelet lijkt een pantser, hun kop een helm met zonnebril. Het is allemaal hard, scherp, glanzend. Kleine snorrende of kruipende robotjes zijn het, rotbeestjes die ons bij gelegenheid steken, in de ogen vliegen of onder onze huid kruipen. Jawel, ze zijn ook nuttig, zelfs zeer noodzakelijk voor de plantenseks ('Zonder die kleine beesten zouden we zo'n 75 % van onze landbouwgewassen zelf moeten bestuiven', p. 9) en als voedsel voor andere beesten, maar het is geen aaibaar nut.
Zij gedragen zich ook heel anders dan wij en andere zoogdieren ons gedragen. Je inleven in een insect is erg moeilijk, zelfs met een flinke scheut antropomorfisme. En al vertonen sommige insecten enige zorg voor hun nakomelingen, nog veel vaker springen ze zonder enig mededogen met elkaar om. De parasiet vreet zich in een parasiet die zich in een beest vreet. Ze weten letterlijk van voren niet wat ze van achteren doen (al lijkt dat soms ook een beetje menselijk, helaas) en kunnen doorgaan met paren als hun kop eraf wordt gebeten. (Dat doen wij ze niet na.)
Er zijn tienduizenden soorten en evenzovele wonderlijke gedragingen, zo onvoorstelbaar en bizar dat je er nauwelijks oorzaken voor kan verzinnen, laat staan redenen, dus dat een of andere instantie dit allemaal met een doel heeft ontworpen.
Toch lijkt Aglaia Bouma daar soms van uit te gaan.
Eerst iets over Aglaia zelf. Als zeventienjarige werd ze gestoken door een hoornaar. En flink ook, na een kwartier verloor ze het bewustzijn en ze kwam weer bij in een ziekenhuis. Ze hield er een panische angst voor wespen en later álle insecten aan over. Zo onpraktisch werd die angst dat ze op een goed moment besloot er iets aan te doen. Ik citeer:
Ik begon me te realiseren dat ik mezelf een loer had gedraaid. Door aan de angst te willen ontsnappen, had ik hem alleen maar groter gemaakt. In mijn hoofd waren die kleine insecten uitgegroeid tot griezelige, nietsontziende monsters die erop uit waren me iets vreselijks aan te doen. Door die 'monsters' uit de weg te gaan voorkwam ik dat ik kon inzien dat het allemaal wel meeviel. En dat vermijdingsgedrag versterkte doe bovenmatige bangheid ook weer, omdat de lichamelijke paniek verdween zodra ik was gevlucht. Ik bevond me in een vicieuze cirkel waarin ik me in mijn leven liet belemmeren door angst. Ik leed aan een fobie. Toen ik dat eindelijk tegenover mezelf durfde toe te geven, besloot ik dat ik er iets aan moest doen. Maar wat? Een directe confrontatie met bijvoorbeeld bijen bij een bloeiende struik was me te gortig; ik zou de neiging om te vluchten onmogelijk kunnen bedwingen. Het leek me veiliger om eerst naar dode beesten te gaan kijken.
Ze ging naar Naturalis om dode insecten te bekijken (waaronder een hoornaar), kocht gidsen (om te beginnen een over wespen), een loep, kreeg een fototoestel met macrolens, las veel en na vele jaren studie raakte ze van de angst af. Een modelgenezing!
Ze tekende dit op in een boek dat een liefdesverklaring is aan het insect.
Geen grootse stijl hier (bijvoorbeeld bijen bij) (tegenover mezelf toegeven), maar ook geen dikdoenerij en ladingen aan wetenschappelijke termen.
Kijk, kijk toch, lijkt ze ons lezers te willen toeroepen, kijk met mij mee, hoe mooi, hoe bijzonder. Het werkt aanstekelijk, tot mijn verrassing las ik het boek achter elkaar uit. En dat terwijl er veel te weinig afbeeldingen in staan, één katerntje met kleurenfoto's terwijl ze honderden soorten de revue laat passeren. Gelukkig vermeldt ze van alle besproken insecten de wetenschappelijke naam en hebben we internet: ik las dit boek met gsm of laptop bij de hand.
Monsterlijke wezentjes zijn het - maar wel mooi.
En wat ze doen lijkt bij nadere beschouwing heel doelmatig. De levendigheid van haar beschrijving berust ongetwijfeld deels op die teleologische benadering. Ze zal ook wel weten dat het huidige leven op aarde een geschiedenis heeft die van toeval aan elkaar hangt, dat soorten blijven bestaan doordat andere soorten (of beter nog: genen) het loodje legden in een almaar voortdurende concurrentiestrijd.
Maar zo schrijf je geen liefdesverklaring.
Dus staat er (p. 31):
Daar staat tegenover dat insecten, met uitzondering van veel vlinders en enkele vliegen, roodblind zijn. Ze hebben geen receptoren voor licht met lange golflengten en nemen rode objecten waar als zwart. Dit betekent dat soorten met een rode tekening die kleur niet voor elkaar hebben. De prachtige zwartkopvuurkever, Pyrochroa coccinea, bijvoorbeeld heeft zijn fluweelachtige, helrode dekschilden niet om andere vuurkevers te verleiden, maar om vogels en zoogdieren af te schrikken.
Nee, daarom heeft die kever die dekschilden niet. Er is sowieso geen reden waarom die kever die dekschilden heeft. Wel valt achteraf te beredeneren dat die dekschildjes ertoe leidden dat deze soort minder werd opgegeten dan andere en daardoor tot op heden bestaat.
Het maakt niet uit, en ook niet dat Aglaia op p. 134 een bepaalde soort 'schattig' vindt. De aandacht en liefde spat van de bladzijden en daardoor bleef ik geboeid en geamuseerd lezen. Er zit gelukkig een opbouw in: de hoofdstukken heten 'Kennismaken', 'Flirt', 'Liefde', 'Bevrucht', 'Groei', 'Metamorfose' en 'Ontpopping'.
Een werkelijk unieke plek om eieren op te leggen, is de rug van je partner. De meeste reuzenwaterwantsen doen dit. Deze doorgaans flinke, afgeplat eivorminge zoetwaterroofdieren hebben stevige grijpvoorpoten om prooien als andere insecten, slakken, en zelfs vissen en kikkers mee te vangen. Hun achterpoten zien eruit als peddels met lange haren, waarmee ze zich vlug door het water kunnen bewegen. Of iets minder vlug, in het geval van mannen die een plakkaat eieren meedragen. Doordat ze met hun bagage duidelijk minder gestroomlijnd zijn, zullen ze snellere prooien niet zo gemakkelijk weten te vangen en zich moeten behelpen met af en toe een trage slak. Toch wil zo'n man kennelijk graag dat zijn toekomstige nageslacht op zijn lijf wordt afgezet.
Enzovoort. Dit komt natuurlijk uit het hoofdstuk 'Bevrucht' (p. 107).
Misschien moet je een beetje gek zijn om zulke boeken te lezen. Dat ben ik dan, kennelijk.
Bouma, Aglaia. Insectenrijk. Atlas Contact, 2020.264 p., ISBN 978 90 450 3801 8.
Een reuzenwaterwants - zonder eieren.
Het weerkaatst het idee dat wat wij waarnemen als het leven het resultaat is van een miljoenen jaren lange geschiedenis van zich door leren en voortplanten ontwikkelende vormen van leven, waarin allerlei vormen verschenen en weer verdwenen, of veranderden, onder invloed van andere levensvormen of van anorganische omstandigheden, klimaat, bodem, e.d. Wij mensen denken dan aan trial and error, maar er was niemand die bewust iets uitprobeerde. Het gebeurde. Wonderen worden niet uitgeprobeerd.
Een van die levensvormen is relatief kort geleden ontstaan en noemen we mens en een van de eigenschappen van ons mensen is dat we ons bewust zijn van onze omgeving en geschiedenis en dat we ons kunnen afvragen: hoe is dit zo gekomen? Om IJf Blokker en Wim T. Schippers aan te halen: waar gaat dit heen, hoe zal dat gaan, waar komt die rotzooi toch vandaan?
Maar ook vragen we ons af: waaróm? Heeft het leven een bedoeling? Is het ooit bedacht?
De wetenschappers in kwestie, en velen met hen, vroegen zich vooral af waardoor het leven is geworden zoals het is, maar mensen in het algemeen vragen zich geregeld af waarom dat dan zo is en zijn niet tevreden met waarom, daarom.
Ofwel, er zijn verklaringen voor het verschijnsel dat bananen krom zijn, maar die geven nog geen antwoord op de vraag, waarom zijn de bananen krom? Wel hoe dat mogelijkerwijs veroorzaakt werd. Idem, iets prangender, waartoe zijn wij op aarde? Geen idee, god mag het weten.
Er zijn, geloof ik, mensen die dit onderscheid tussen oorzaak en reden niet snappen. In hun teleologische voorstelling van de wereld hangt alles van redenen en bedoelingen aan elkaar, niet van oorzaken. Ik vermoed dat het dezelfde mensen zijn die soms beweren dat toeval niet bestaat en zich graag goden voorstellen om antwoorden op lastige vragen te vinden. Zij haten chaos en vrezen het idee dat wij een, zij het schitterend, ongeluk zijn, een toevallig doelloos rimpeltje in de kosmos. Alles moet een doel hebben, vinden ze. Een reden van bestaan. Een verhaal. Ontbreken daarvan maakt ze ongelukkig.
Ik moest hieraan denken bij het lezen van met onderhoudende boek Insectenrijk van Aglaia Bouma (Atlas Contact, 2020).
Insecten, en andere geleedpotigen maar daarover gaat het nu even niet, zijn ons wezensvreemd. Veel mensen vinden ze monsterlijk en lastig. Niet voor niets hebben aliens in sf-films vaak insect-achtige trekjes. Hun uitwendig skelet lijkt een pantser, hun kop een helm met zonnebril. Het is allemaal hard, scherp, glanzend. Kleine snorrende of kruipende robotjes zijn het, rotbeestjes die ons bij gelegenheid steken, in de ogen vliegen of onder onze huid kruipen. Jawel, ze zijn ook nuttig, zelfs zeer noodzakelijk voor de plantenseks ('Zonder die kleine beesten zouden we zo'n 75 % van onze landbouwgewassen zelf moeten bestuiven', p. 9) en als voedsel voor andere beesten, maar het is geen aaibaar nut.
Zij gedragen zich ook heel anders dan wij en andere zoogdieren ons gedragen. Je inleven in een insect is erg moeilijk, zelfs met een flinke scheut antropomorfisme. En al vertonen sommige insecten enige zorg voor hun nakomelingen, nog veel vaker springen ze zonder enig mededogen met elkaar om. De parasiet vreet zich in een parasiet die zich in een beest vreet. Ze weten letterlijk van voren niet wat ze van achteren doen (al lijkt dat soms ook een beetje menselijk, helaas) en kunnen doorgaan met paren als hun kop eraf wordt gebeten. (Dat doen wij ze niet na.)
Er zijn tienduizenden soorten en evenzovele wonderlijke gedragingen, zo onvoorstelbaar en bizar dat je er nauwelijks oorzaken voor kan verzinnen, laat staan redenen, dus dat een of andere instantie dit allemaal met een doel heeft ontworpen.
Toch lijkt Aglaia Bouma daar soms van uit te gaan.
Eerst iets over Aglaia zelf. Als zeventienjarige werd ze gestoken door een hoornaar. En flink ook, na een kwartier verloor ze het bewustzijn en ze kwam weer bij in een ziekenhuis. Ze hield er een panische angst voor wespen en later álle insecten aan over. Zo onpraktisch werd die angst dat ze op een goed moment besloot er iets aan te doen. Ik citeer:
Ik begon me te realiseren dat ik mezelf een loer had gedraaid. Door aan de angst te willen ontsnappen, had ik hem alleen maar groter gemaakt. In mijn hoofd waren die kleine insecten uitgegroeid tot griezelige, nietsontziende monsters die erop uit waren me iets vreselijks aan te doen. Door die 'monsters' uit de weg te gaan voorkwam ik dat ik kon inzien dat het allemaal wel meeviel. En dat vermijdingsgedrag versterkte doe bovenmatige bangheid ook weer, omdat de lichamelijke paniek verdween zodra ik was gevlucht. Ik bevond me in een vicieuze cirkel waarin ik me in mijn leven liet belemmeren door angst. Ik leed aan een fobie. Toen ik dat eindelijk tegenover mezelf durfde toe te geven, besloot ik dat ik er iets aan moest doen. Maar wat? Een directe confrontatie met bijvoorbeeld bijen bij een bloeiende struik was me te gortig; ik zou de neiging om te vluchten onmogelijk kunnen bedwingen. Het leek me veiliger om eerst naar dode beesten te gaan kijken.
Ze ging naar Naturalis om dode insecten te bekijken (waaronder een hoornaar), kocht gidsen (om te beginnen een over wespen), een loep, kreeg een fototoestel met macrolens, las veel en na vele jaren studie raakte ze van de angst af. Een modelgenezing!
Ze tekende dit op in een boek dat een liefdesverklaring is aan het insect.
Geen grootse stijl hier (bijvoorbeeld bijen bij) (tegenover mezelf toegeven), maar ook geen dikdoenerij en ladingen aan wetenschappelijke termen.
Kijk, kijk toch, lijkt ze ons lezers te willen toeroepen, kijk met mij mee, hoe mooi, hoe bijzonder. Het werkt aanstekelijk, tot mijn verrassing las ik het boek achter elkaar uit. En dat terwijl er veel te weinig afbeeldingen in staan, één katerntje met kleurenfoto's terwijl ze honderden soorten de revue laat passeren. Gelukkig vermeldt ze van alle besproken insecten de wetenschappelijke naam en hebben we internet: ik las dit boek met gsm of laptop bij de hand.
Monsterlijke wezentjes zijn het - maar wel mooi.
En wat ze doen lijkt bij nadere beschouwing heel doelmatig. De levendigheid van haar beschrijving berust ongetwijfeld deels op die teleologische benadering. Ze zal ook wel weten dat het huidige leven op aarde een geschiedenis heeft die van toeval aan elkaar hangt, dat soorten blijven bestaan doordat andere soorten (of beter nog: genen) het loodje legden in een almaar voortdurende concurrentiestrijd.
Maar zo schrijf je geen liefdesverklaring.
Dus staat er (p. 31):
Daar staat tegenover dat insecten, met uitzondering van veel vlinders en enkele vliegen, roodblind zijn. Ze hebben geen receptoren voor licht met lange golflengten en nemen rode objecten waar als zwart. Dit betekent dat soorten met een rode tekening die kleur niet voor elkaar hebben. De prachtige zwartkopvuurkever, Pyrochroa coccinea, bijvoorbeeld heeft zijn fluweelachtige, helrode dekschilden niet om andere vuurkevers te verleiden, maar om vogels en zoogdieren af te schrikken.
Nee, daarom heeft die kever die dekschilden niet. Er is sowieso geen reden waarom die kever die dekschilden heeft. Wel valt achteraf te beredeneren dat die dekschildjes ertoe leidden dat deze soort minder werd opgegeten dan andere en daardoor tot op heden bestaat.
Het maakt niet uit, en ook niet dat Aglaia op p. 134 een bepaalde soort 'schattig' vindt. De aandacht en liefde spat van de bladzijden en daardoor bleef ik geboeid en geamuseerd lezen. Er zit gelukkig een opbouw in: de hoofdstukken heten 'Kennismaken', 'Flirt', 'Liefde', 'Bevrucht', 'Groei', 'Metamorfose' en 'Ontpopping'.
Een werkelijk unieke plek om eieren op te leggen, is de rug van je partner. De meeste reuzenwaterwantsen doen dit. Deze doorgaans flinke, afgeplat eivorminge zoetwaterroofdieren hebben stevige grijpvoorpoten om prooien als andere insecten, slakken, en zelfs vissen en kikkers mee te vangen. Hun achterpoten zien eruit als peddels met lange haren, waarmee ze zich vlug door het water kunnen bewegen. Of iets minder vlug, in het geval van mannen die een plakkaat eieren meedragen. Doordat ze met hun bagage duidelijk minder gestroomlijnd zijn, zullen ze snellere prooien niet zo gemakkelijk weten te vangen en zich moeten behelpen met af en toe een trage slak. Toch wil zo'n man kennelijk graag dat zijn toekomstige nageslacht op zijn lijf wordt afgezet.
Enzovoort. Dit komt natuurlijk uit het hoofdstuk 'Bevrucht' (p. 107).
Misschien moet je een beetje gek zijn om zulke boeken te lezen. Dat ben ik dan, kennelijk.
Bouma, Aglaia. Insectenrijk. Atlas Contact, 2020.264 p., ISBN 978 90 450 3801 8.
Een reuzenwaterwants - zonder eieren.
donderdag 7 mei 2020
Marit Törnqvist wint IBBY-prijs
Toch even vermelden, want dit is een bekroning die de Nederlandstalige pers zelden of nooit haalt en toch van enig belang is. Marit Törnqvist is een van de winnaars van de IBBY-iRead Outstanding Reading Promoter Award. Dat werd op 4 mei bekendgemaakt tijdens een online persconferentie van de International Bord on Books for Young people, zoals IBBY voluit heet.
En wel hierom:
She has developed reading programmes for children that focus not only the story, but also on the experience of reading itself. Her readingaloud activities strive to create a warm and joyful atmosphere that make children want to come back for more and inspire them to pick up a book and read. She encourages children to identify with the stories that they read, leading them to narrate their own stories and holds reading and illustrating activities with groups of children from different countries, resulting in a closer understanding of each other’s life and culture. She also conducts bibliotherapy programmes for children living in difficult circumstances, often helping them to face the grim realities of life by encouraging them to express their own stories.
She started a programme that provides books for refugee children in their own language so that they can read their own stories as a first step towards accepting the culture of their new home. In Iran, she has contributed, both professionally and personally, to giving support to street children, children from disadvantaged neighbourhoods, refugees and victims of natural disasters. Törnqvist’s work reaches children as well as families, caregivers and people working with children at home and around the world. She is a towering personality in reading promotion for children of the world.
Waarvan akte.
Hier een opname van de betreffende persconferentie. Hier meer over deze prijs.
Marit Törnqvist deelde de prijs met de Chinese docent en onderzoeker Zhu Yongxin.
De jury bestond uit Anastasia Arkhipova (Rusland), Carole Bloch (Zuid-Afrika), Sophie Hallam (Groot-Brittannië), Basarat Kazim (Pakistan), Ahmad Redza Khairuddin (Maleisië, voorzitter) en Nora Lía Sormani (Argentinië).
IBBY hoopte de winnaars bijeen te brengen op de aanstaande conferentie in Moskou, in september dit jaar, maar helaas:
It is with great sadness that we must announce that the 37th IBBY World Congress due to be held in Moscow, 5-7 September 2020 has been postponed. Unfortunately, the coronavirus pandemic has made it impossible to continue with the current dates. Therefore, the Congress has been postponed until September 2021.
Marit Törnqvist.
.
En wel hierom:
She has developed reading programmes for children that focus not only the story, but also on the experience of reading itself. Her readingaloud activities strive to create a warm and joyful atmosphere that make children want to come back for more and inspire them to pick up a book and read. She encourages children to identify with the stories that they read, leading them to narrate their own stories and holds reading and illustrating activities with groups of children from different countries, resulting in a closer understanding of each other’s life and culture. She also conducts bibliotherapy programmes for children living in difficult circumstances, often helping them to face the grim realities of life by encouraging them to express their own stories.
She started a programme that provides books for refugee children in their own language so that they can read their own stories as a first step towards accepting the culture of their new home. In Iran, she has contributed, both professionally and personally, to giving support to street children, children from disadvantaged neighbourhoods, refugees and victims of natural disasters. Törnqvist’s work reaches children as well as families, caregivers and people working with children at home and around the world. She is a towering personality in reading promotion for children of the world.
Waarvan akte.
Hier een opname van de betreffende persconferentie. Hier meer over deze prijs.
Marit Törnqvist deelde de prijs met de Chinese docent en onderzoeker Zhu Yongxin.
De jury bestond uit Anastasia Arkhipova (Rusland), Carole Bloch (Zuid-Afrika), Sophie Hallam (Groot-Brittannië), Basarat Kazim (Pakistan), Ahmad Redza Khairuddin (Maleisië, voorzitter) en Nora Lía Sormani (Argentinië).
IBBY hoopte de winnaars bijeen te brengen op de aanstaande conferentie in Moskou, in september dit jaar, maar helaas:
It is with great sadness that we must announce that the 37th IBBY World Congress due to be held in Moscow, 5-7 September 2020 has been postponed. Unfortunately, the coronavirus pandemic has made it impossible to continue with the current dates. Therefore, the Congress has been postponed until September 2021.
Marit Törnqvist.
.
Abonneren op:
Posts (Atom)