‘Ik viel altijd in slaap boven mijn aardrijkskundeboek’, zegt Nils Holgersson op p. 331 tegen Bataki de raaf, en tegen de vrouw in Mårbacka (spreek uit: Morbákka) zegt hij op p. 336 ‘Aardrijkskunde is saai’. Die vrouw stelt zich op p. 337 voor: ‘Ik ben Selma Lagerlöf van Mårbacka bij Sunne in Värmland.’ Ze doet van Nils’ verslag van zijn reis met de ganzen tot dan toe het idee op om een boek te maken over aardrijkskunde dat niet saai is.
Voor liefhebbers van verhaaltechniek een snoepje van een lus: de verteller laat de auteur (Selma Lagerlöf) haar hoofdpersoon ontmoeten en het idee krijgen voor een verhaal waarin de auteur haar hoofdpersoon ontmoet. De vos bijt in haar staart. Interessant ook dat de auteur in de derde persoon, dus als personage, optreedt, alsof de poppenkastbespeler annex verteller ineens een pop omhoog steekt met zijn of haar naam.
Is de auteur geslaagd? Is De wonderbare reis van Nils Holgersson geen saai verhaal?
Op mijn twaalfde (of een jaar eerder of later) kreeg ik Alleen op de wereld van Hector Malot cadeau. Dat verhaal maakte een onuitwisbare indruk op me. Alleen op de wereld is, net als De wonderbare reis van Nils Holgersson, een verhaal geschreven met de bedoeling jonge lezers enige aardrijkskundige kennis bij te brengen. Vergelijking ligt voor de hand. De valstrik ook.
Weinig beklijft immers zo diep als de indruk die verhalen maken die je pakken als je jong bent. Zelfs een kritische veellezer als Kees Fens loochende nooit de indruk die Fulco de minstreel op hem maakte (*). In die zin heeft De wonderbare reis van Nils Holgersson dus een enorme achterstand, want Nils van las ik ooit pas vluchtig een editie in verband met mijn werk en nu, zo'n veertig jaar later, dus deze nieuwe vertaling of bewerking (‘opnieuw verteld’) door Bette Westera, met illustraties van Martijn van der Linden.
Jawel: zelfs als ik probeer mij los te maken van die jeugdindruk wint Alleen op de wereld. Dan heb ik het niet over stijl: nog nooit heb ik het Franse origineel gelezen, en Zweeds beheers ik te weinig om een oordeel te kunnen vellen.
Maar in Alleen op de wereld zit zoveel meer contrast, diepte en drama! Neem alleen al het begin. Remi wordt uit armoede verkocht aan een reizende artiest. Nils wordt tot kabouter betoverd omdat hij een plaaggeest is, wat niets te maken heeft met dat zijn ouders óók nogal arm zijn.
In Alleen vinden we onmiddellijk het schrijnende contrast tussen zijn zachtaardige moeder en zijn lompe vader (we weten dan nog niet dat het zijn pleegouders zijn), en het verdriet en de angst van Remi. In Nils vinden we slechts zijn abrupte gedaanteverandering (teweeg gebracht door de gevangen genomen en tegen losprijs bevrijde huiskabouter), de verrassing van het verstaan van de dieren en zijn mislukte poging om gans Mårten thuis te houden - daarentegen wordt hij mee de lucht in gesleurd.
Remi maakt vervolgens kennis met tegenslag, gevaar en dood, agressie en bedrog, maar ook met vriendschap en liefde, en met de waardigheid en solidariteit van Vitalis, de reizende artiest die zich over hem ontfermt, en de onvoorwaardelijke vriendschap van Mattia.
De oude gans Akka is een mooi karakter, maar verder kan Nils hier niet tegenop, ook al komt het verhaal van Mats en Åsa een eind in de buurt.
Remi is een personage dat zich ontwikkelt: van een gevoelig en bang jongetje tot een jongen die zijn weg weet te vinden en vriendschap en trouw weet te waarderen. Nils krijgt door zijn gedaanteverandering plotseling door dat-ie voor zijn eigen hachie beter vriendelijk tegen dieren kan zijn en waarachtig, aan het eind waardeert hij de zorgzaamheid van de ganzen en vooral Akka, en blijkt hij in staat tot enige empathie.
(Standbeeld in Karlskrona.)
Misschien vergelijk ik appels met peren, ondanks het overeenkomstige didactische doel van beide verhalen, dat wat mij betreft in de beoordeling nauwelijks een rol speelt.
Alleen op de wereld vindt plaats in een wereld die in de 19e eeuw zeer reëel moet zijn overgekomen, en de verteller spaart ons niet als hij het moeizame leven beschrijft van mijnwerkers, steenhouwers, boeren, tuiniers, Londense dieven en andere minder gefortuneerden.
Nils heeft een sprookjesachtige insteek en wordt al gaande gelardeerd met sagen en legenden uit diverse streken en de belevenissen van enkele bijfiguren, zoals Mats en Åsa. Hoewel de hoofdpersoon dus wel enige ontwikkeling doormaakt, zijn die larderingen eigenlijk boeiender (en het verhaal van Mats en Åsa schrijnender) dan het hoofdverhaal, dat aan de belerende kant blijft.
De illustraties van Martijn van der Linden zijn mooi en versterken het realistisch aspect, dat er in de beschrijvingen van landschappen ook is. Maar ik had liever illustraties gezien die juist het irreële, fantasy-achtige aspect benadrukten. Een voorbeeld is zijn plaat van een duif (p. 239): zorgvuldig, maar niet op zijn plaats (**).
Aan herverteller Bette Westera heeft dat niet gelegen, denk ik.
Omdat de introductie van de auteur zelf als persoon in het verhaal me intrigeerde, heb ik haar versie vergeleken met het origineel, met ondersteuning door Google Translate. (Ik begrijp en weet wel iets van Zweeds, als verwante taal met herkenbare woorden, maar zonder woordenboek net niet genoeg. Jag talar inte svenska.)
Wat blijkt: die ontmoeting van auteur en Nils komt ook in het origineel voor, maar Lagerlöfs verteller geeft de auteur uitgebreid de gelegenheid om te mijmeren over haar jeugd en hoe het zou zijn om terug te keren naar waar ze opgroeide om een boek te schrijven, en maakt minder van de dialoog dan Westera's verteller.
Bette Westera's versie is veel levendiger dan het origineel! En het liedje op p. 335 komt in het origineel niet voor. Van die versjes zijn er meer en ze lijken me een typische Westera-toevoeging. 'Opnieuw verteld' is niets teveel gezegd.
Het kaartje voorin is handig, evenals de uitgebreide uitspraakhulp. Het kaartje had wel iets gedetailleerder gemogen.
Al met al vind ik het een waagstuk, deze uitgave. Ik wens de uitgeverij een goede verkoop toe, maar houd mijn hart vast.
Lagerlöf, Selma. De wonderbare reis van Nils Holgersson. Opnieuw verteld door Bette Westera, illustraties Martijn van der Linden. Gottmer, 2020. Orig.: Nils Holgerssons underbara resa genom Sverige, 1906.
De Zweedse tekst is hier te vinden, bij Project Runeberg, 'a volunteer effort to create free electronic editions of classic Nordic (Scandinavian) literature and make them openly available over the Internet'.
Een Nederlandse (1913, vert. Margaretha Meijboom) en een Engelse (1922) bewerking zijn te vinden bij Project Gutenberg.
* Zie o.a. Kees Fens, 'Het beslissende boek', 1984, DBNL.
** Terzijde: om wat voor soort duif gaat het hier? Geen houtduif, geen holenduif, ook geen tortel en om als rotsduif door te gaan mist hij de bekende donkere banden over de vleugels. De verteller noemt hem postduif. Hier heeft Martijn van der Linden even niet opgelet, want postduiven lijken doorgaans op rotsduiven, net als stadsduiven, óf het zijn witte duiven of anderszins sierduiven. Ergo: Martijn heeft een volstrekt nondescripte duif afgebeeld. Maar wel onmiskenbaar een duif.
De bovenste afbeelding komt van een Utrechtse straatlantaarnconsole.