Zoeken in deze blog

maandag 30 november 2020

Aardrijkskunde per ganzenrug



‘Ik viel altijd in slaap boven mijn aardrijkskundeboek’, zegt Nils Holgersson op p. 331 tegen Bataki de raaf, en tegen de vrouw in Mårbacka (spreek uit: Morbákka) zegt hij op p. 336 ‘Aardrijkskunde is saai’. Die vrouw stelt zich op p. 337 voor: ‘Ik ben Selma Lagerlöf van Mårbacka bij Sunne in Värmland.’ Ze doet van Nils’ verslag van zijn reis met de ganzen tot dan toe het idee op om een boek te maken over aardrijkskunde dat niet saai is.

Voor liefhebbers van verhaaltechniek een snoepje van een lus: de verteller laat de auteur (Selma Lagerlöf) haar hoofdpersoon ontmoeten en het idee krijgen voor een verhaal waarin de auteur haar hoofdpersoon ontmoet. De vos bijt in haar staart. Interessant ook dat de auteur in de derde persoon, dus als personage, optreedt, alsof de poppenkastbespeler annex verteller ineens een pop omhoog steekt met zijn of haar naam.

Is de auteur geslaagd? Is De wonderbare reis van Nils Holgersson geen saai verhaal? 

 

(Ouderlijk huis Nils.)

Op mijn twaalfde (of een jaar eerder of later) kreeg ik Alleen op de wereld van Hector Malot cadeau. Dat verhaal maakte een onuitwisbare indruk op me. Alleen op de wereld is, net als De wonderbare reis van Nils Holgersson, een verhaal geschreven met de bedoeling jonge lezers enige aardrijkskundige kennis bij te brengen. Vergelijking ligt voor de hand. De valstrik ook.

Weinig beklijft immers zo diep als de indruk die verhalen maken die je pakken als je jong bent. Zelfs een kritische veellezer als Kees Fens loochende nooit de indruk die Fulco de minstreel op hem maakte (*). In die zin heeft De wonderbare reis van Nils Holgersson dus een enorme achterstand, want Nils van las ik ooit pas vluchtig een editie in verband met mijn werk en nu, zo'n veertig jaar later, dus deze nieuwe vertaling of bewerking (‘opnieuw verteld’) door Bette Westera, met illustraties van Martijn van der Linden.

Jawel: zelfs als ik probeer mij los te maken van die jeugdindruk wint Alleen op de wereld. Dan heb ik het niet over stijl: nog nooit heb ik het Franse origineel gelezen, en Zweeds beheers ik te weinig om een oordeel te kunnen vellen.

Maar in Alleen op de wereld zit zoveel meer contrast, diepte en drama! Neem alleen al het begin. Remi wordt uit armoede verkocht aan een reizende artiest. Nils wordt tot kabouter betoverd omdat hij een plaaggeest is, wat niets te maken heeft met dat zijn ouders óók nogal arm zijn.

In Alleen vinden we onmiddellijk het schrijnende contrast tussen zijn zachtaardige moeder en zijn lompe vader (we weten dan nog niet dat het zijn pleegouders zijn), en het verdriet en de angst van Remi. In Nils vinden we slechts zijn abrupte gedaanteverandering (teweeg gebracht door de gevangen genomen en tegen losprijs bevrijde huiskabouter), de verrassing van het verstaan van de dieren en zijn mislukte poging om gans Mårten thuis te houden - daarentegen wordt hij mee de lucht in gesleurd.

Remi maakt vervolgens kennis met tegenslag, gevaar en dood, agressie en bedrog, maar ook met vriendschap en liefde, en met de waardigheid en solidariteit van Vitalis, de reizende artiest die zich over hem ontfermt, en de onvoorwaardelijke vriendschap van Mattia.
De oude gans Akka is een mooi karakter, maar verder kan Nils hier niet tegenop, ook al komt het verhaal van Mats en Åsa een eind in de buurt.

Remi is een personage dat zich ontwikkelt: van een gevoelig en bang jongetje tot een jongen die zijn weg weet te vinden en vriendschap en trouw weet te waarderen. Nils krijgt door zijn gedaanteverandering plotseling door dat-ie voor zijn eigen hachie beter vriendelijk tegen dieren kan zijn en waarachtig, aan het eind waardeert hij de zorgzaamheid van de ganzen en vooral Akka, en blijkt hij in staat tot enige empathie.


(Standbeeld in Karlskrona.)

Misschien vergelijk ik appels met peren, ondanks het overeenkomstige didactische doel van beide verhalen, dat wat mij betreft in de beoordeling nauwelijks een rol speelt.

Alleen op de wereld vindt plaats in een wereld die in de 19e eeuw zeer reëel moet zijn overgekomen, en de verteller spaart ons niet als hij het moeizame leven beschrijft van mijnwerkers, steenhouwers, boeren, tuiniers, Londense dieven en andere minder gefortuneerden.

Nils heeft een sprookjesachtige insteek en wordt al gaande gelardeerd met sagen en legenden uit diverse streken en de belevenissen van enkele bijfiguren, zoals Mats en Åsa. Hoewel de hoofdpersoon dus wel enige ontwikkeling doormaakt, zijn die larderingen eigenlijk boeiender (en het verhaal van Mats en Åsa schrijnender) dan het hoofdverhaal, dat aan de belerende kant blijft.

De illustraties van Martijn van der Linden zijn mooi en versterken het realistisch aspect, dat er in de beschrijvingen van landschappen ook is. Maar ik had liever illustraties gezien die juist het irreële, fantasy-achtige aspect benadrukten. Een voorbeeld is zijn plaat van een duif (p. 239): zorgvuldig, maar niet op zijn plaats (**).





Aan herverteller Bette Westera heeft dat niet gelegen, denk ik.

Omdat de introductie van de auteur zelf als persoon in het verhaal me intrigeerde, heb ik haar versie vergeleken met het origineel, met ondersteuning door Google Translate. (Ik begrijp en weet wel iets van Zweeds, als verwante taal met herkenbare woorden, maar zonder woordenboek net niet genoeg. Jag talar inte svenska.)

Wat blijkt: die ontmoeting van auteur en Nils komt ook in het origineel voor, maar Lagerlöfs verteller geeft de auteur uitgebreid de gelegenheid om te mijmeren over haar jeugd en hoe het zou zijn om terug te keren naar waar ze opgroeide om een boek te schrijven, en maakt minder van de dialoog dan Westera's verteller.

Bette Westera's versie is veel levendiger dan het origineel! En het liedje op p. 335 komt in het origineel niet voor. Van die versjes zijn er meer en ze lijken me een typische Westera-toevoeging. 'Opnieuw verteld' is niets teveel gezegd.

Het kaartje voorin is handig, evenals de uitgebreide uitspraakhulp. Het kaartje had wel iets gedetailleerder gemogen.

Al met al vind ik het een waagstuk, deze uitgave. Ik wens de uitgeverij een goede verkoop toe, maar houd mijn hart vast.


                                               


Lagerlöf, Selma. De wonderbare reis van Nils Holgersson. Opnieuw verteld door Bette Westera, illustraties Martijn van der Linden. Gottmer, 2020. Orig.: Nils Holgerssons underbara resa genom Sverige, 1906.

De Zweedse tekst is hier te vinden, bij Project Runeberg, 'a volunteer effort to create free electronic editions of classic Nordic (Scandinavian) literature and make them openly available over the Internet'.

Een Nederlandse (1913, vert. Margaretha Meijboom) en een Engelse (1922) bewerking zijn te vinden bij Project Gutenberg.

* Zie o.a. Kees Fens, 'Het beslissende boek', 1984, DBNL.

** Terzijde: om wat voor soort duif gaat het hier? Geen houtduif, geen holenduif, ook geen tortel en om als rotsduif door te gaan mist hij de bekende donkere banden over de vleugels. De verteller noemt hem postduif. Hier heeft Martijn van der Linden even niet opgelet, want postduiven lijken doorgaans op rotsduiven, net als stadsduiven, óf het zijn witte duiven of anderszins sierduiven. Ergo: Martijn heeft een volstrekt nondescripte duif afgebeeld. Maar wel onmiskenbaar een duif.

De bovenste afbeelding komt van een Utrechtse straatlantaarnconsole.

donderdag 26 november 2020

Literatuurgeschiedenis org in plaats van nl

Persbericht van de 40-jarige Taalunie: 

De educatieve website literatuurgeschiedenis.org (voorheen literatuurgeschiedenis.nl) is aangepast en in een modern jasje gestoken. In de nieuwe vorm sluit literatuurgeschiedenis.org beter aan bij de behoeften van leraren Nederlands die lesgeven over literatuurgeschiedenis op de middelbare school.

Einde persbericht. Wie er heeft vastgesteld dat de site 'beter aansluit' bij 'de behoeften van leraren Nederlands' kon ik  niet vinden. De site is toegankelijk en informatief genoeg, lijkt me.

Over het jubileum ook nog:

De 40-jarige Taalunie trakteert alle Nederlandstaligen in de wereld op 10 online lunchlezingen over het Nederlands van een half uur. De webinars vinden plaats op dinsdag, woensdag en donderdag van de eerste drie weken van december en duren steeds een half uur; ze worden uitgezonden via YouTube (de link volgt).

De sprekers zijn neerlandici die verbonden zijn aan universiteiten binnen en buiten het taalgebied en die elk iets over hun eigen onderzoek en expertise zullen komen vertellen voor een breder publiek. Hiermee wil de Taalunie de neerlandistiek in haar volle breedte in de schijnwerpers stellen als boeiende en bloeiende wereldwijde wetenschappelijke discipline die onze volle aandacht verdient.

Welke sprekers, dat werd niet vermeld.


woensdag 11 november 2020

Tsarenzonen en vuurvogels

Er is een vierde sprookjesbundel verschenen van The Tjong Khing, Russische sprookjes.
 
 
Sprookjes. Een jaar geleden schreef ik erover in mijn bespreking van De kikkerbilletjes van de koning en andere sprookjes van Janneke Schotveld, die voor dit boek dit jaar een Vlag-en-Wimpel kreeg van de Griffeljury en wier boek ook voorkomt op de shortlist van de Jenny Smelik IBBY Prijs. Ik citeer mijzelf:
 
Een verzameling van vijftien gezellige, veelal vrolijke sprookjesachtige verhalen. Sprookjesachtig, want er lopen veel koningen, prinsen en prinsessen in rond, dieren kunnen soms spreken en de omgeving bestaat zo niet uit louter paleistuinen, dan toch onbekende landen met zeer vage grenzen. Echte sprookjes zijn het niet als ik Pullman volg, daarvoor krijgen de hoofdpersonen doorgaans te veel kleur, een begin van karaktertekening, mede door de dialogen, en zijn de verhaalwendingen vaak te olijk, met allerlei hedendaagse elementen.
 
Op zijn mildst zou je ze cultuursprookjes kunnen noemen, zoals die van Hans Christian Andersen - maar die waren toch echt beter. 
 

 
The Tjong Khing is voor zijn sprookjesbundels, waarvan Russische sprookjes de vierde is, vermoedelijk te rade gegaan bij andere bundels en voor deze uitgave wellicht bij een van de vertalingen of bewerkingen van de rond 600 verhalen tellende verzameling van Alexander Afanasjev (Александр Николаевич Афанасьев), Народные русские сказки (Russische volksverhalen), verschenen 1855-1863 en voor wie Russisch leest compleet op internet, zie https://ru.wikisource.org/wiki/Народные_русские_сказки_(Афанасьев) (*).
 
We weten het niet, want net als in Sprookjes van overal, de vorige bundel van The Tjong Khing die ik besprak, is er geen bronvermelding, zelfs geen verantwoording. De bundel begint plompverloren bij het eerste verhaal, 'De mooie Wassilia', en eindigt met het veertiende en laatste, 'De boogschutter en de vuurvogel'.
 
De stijl van vertellen is evenals in Sprookjes van overal nogal parlando, alsof letterlijk de tekst van een voorlezer wordt weergegeven:
 
Vroeger, heel, heel lang geleden, waren er nog heksen en feeën, en een van die heksen zat zich op een dag stierlijk te vervelen in haar heksenhut. Nijdig tuurde ze door een kapotte ruit naar buiten. Hé, daar liep iemand... Een prins zo te zien, want hij was heel deftig gekleed.
 Weet je wat? Ik haal een grap met hem uit,' mompelde de heks in zichzelf, en dat is wat ze deed. Zonder er verder bij na te denken sprak ze een toverspreuk uit, maakte een paar rare gebaren en hop... de prins liep daar niet meer, maar zat opgesloten in een kachel, en die kachel stond in een bos in een heel ander land.
 
Het zal je maar gebeuren! Terwijl je niks verkeerds hebt gedaan!

In dat bos, in dat vreemde land, liep een prinses rond. Ze was die morgen uit wandelen gegaan en kon de weg naar haar kasteel niet meer vinden. Zo kwam ze bij de ijzeren kachel uit.
Huh? Een kachel middenin een bos? Nieuwsgierig bekeek ze hem van alle kanten. Ze schrok zich een hoedje toen de kachel opeens begon te praten: 'Waar kom je vandaan en waar ga je naartoe?

Het begin is traditioneel (eens, lang geleden... op een dag...). Zo hoort een sprookje te beginnen, dat weet de verteller ook. We weten het eigenlijk niet, want deze oude verhalen werden pas in de 19e eeuw opgetekend, maar het is voorstelbaar dat vertellers er eeuwen geleden ook al mee begonnen, om ze te onderscheiden van verhalen die gebonden waren aan bekende personen of landschappen, het type verhalen dat we nu sagen en legenden noemen.

Daarna gaat de verteller los, brengt hij er elementen in die de verbeelding van de luisteraar een handje moeten helpen. De heks 'verveelt zich', 'tuurt nijdig door een kapotte ruit', mompelt en 'haalt een grap uit'. Het werkt vast wel - maar maakt het sprookje minder sprookjesachtig, want in sprookjes bestaat geen toeval, haalt niemand zomaar een grap uit en verveelt niemand zich.
De verteller richt zich rechtstreeks tot zijn publiek: 'het zal je maar gebeuren!'Terwijl je niks verkeerds hebt gedaan!' En verplaatst zich in zijn figuren, die daarmee een persoonlijkheid krijgen: 'Huh? Een kachel?'. Gebruikt een kinderlijke (of tuttige) uitdrukking: 'schrok zich een hoedje'. (Hoei boei...)
 
Ook in de andere verhalen valt dat op. De verteller geeft zijn prinsessen en koningen vaak iets persoonlijks, wat zijn verhalen meer kinderverhaal en minder sprookje maakt. Net als bij Schotveld, eigenlijk. Een beetje gezellig kletsen in plaats van strak en stijlvol vertellen.
Daardoor vermindert de verhaalkracht van bepaalde sprookjesschema's, zoals dat alle beproevingen in drievoud komen, en dat er steeds nieuwe beproevingen komen voordat er een duidelijk doel wordt bereikt. 
Toeval en tover verdragen elkaar niet.
 

 
Wat meer in stijl is, is bijvoorbeeld dit begin:

Lang, lang geleden, ergens in Rusland, was er eens een weduwnaar. Hij was koopman en had een zoon en een dochter. De koopman was steenrijk, maar wel erg ziek. En op een dag was hij dood.
 
Ja, zo gaat dat in sprookjes. De plaat bij dit verhaal vind ik overigens wel prachtig, ja, Khing kan wel illustreren! Dat wist ik natuurlijk al en dat bevestigt dit boek nog eens.
Verder:

De zoon en de dochter regelden zijn begrafenis en toen dat allemaal achter de rug was, zei de zoon tegen zijn zus: 'Nu onze vader geen handel meer kan drijven, ga ik dat doen.'
Hij kocht van alles en nog wat, laadde het op een schip en voer de haven uit.
Maar vóór hij vertrok nam hij afscheid van zijn zusje. Ze wisselden portretten van elkaar uit en hij gaf haar ook nog een medaillon met een haarlok, zo zouden ze elkaar niet vergeten, want het zou best eens kunnen dat hij een hele tijd wegbleef.
 
Helaas zit ook hier een beetje van dezelfde wat tuttige kletsstijl in als in vorig fragment, met dat 'huh' en 'schrok zich een hoedje': 'toen dat allemaal achter de rug was',  'want het zou best eens kunnen dat hij een hele tijd wegbleef'. Ook lelijk om die zoon eerst de haven uit te laten varen, maar dan toch even vóór hij vertrok... Ik zou er als auteur niet tevreden mee zijn geweest en net zo lang hebben geslepen tot de tekst klinkt als een klok en dat geldt voor veel andere passages in deze verhalen.
Zoals bijvoorbeeld op p. 133 dat tuttige

Met al die spullen in haar tas ging het meisje op weg naar de andere kant van het bos, naar de valse heks Baba Jaga (maar dat wist ze zelf natuurlijk niet!)
 
Nee, nogal wiedes, daar komt ze vanzelf achter en dus is het niet nodig om dat te vermelden. Beter was geweest:

Met die spullen in haar tas ging het meisje op weg naar de andere kant van het bos.
 
Dat had ook mooi aangesloten op de volgende zinnen:
 
Na uren lopen kwam ze bij een huisje. Het stond op twee kippenpoten en eromheen stond een hek dat vanzelf openging.

En erg tongue-in-cheek is deze passage op p. 157:

Een maand later was er een grote bruiloft.
En wat denk je? Dat erf daarna veel veranderde voor het dienstmeisje? Ze was nu wel een prinses, maar dat betekende veel en hard werken: lintjes doorknippen, eten met koningen en koninginnen van andere landen, in de koets rondrijden, wuiven...
En weer werd ze er niet voor betaald. Maar dat vond ze, ook nu weer, helemaal niet erg.



Zoals gezegd hebben de meeste sprookjes een duidelijk einde en heel vaak is dat een huwelijk, dat wil zeggen, de koning of de prins krijgt de vrouw op wie hij zijn oog liet vallen. Ook in deze veertien verhalen komt dat doorgaans zo uit en wat dat trouwen precies inhoudt blijft verborgen - zoals in alle sprookjes. Er komen regelmatig kinderen van, dat is zeker. 
Het was vast niet Khings bedoeling, maar ik vond die afbeelding hierboven (p. 156, bij 'De duif in het bos') een treffende weergave: wéér zo'n prinsessewicht gevangen...
 
Het pleit voor deze oude verhalen dat ze ondanks de wat kletserige stijl nog redelijk overeind blijven als sprookje en dus ook als voorleesverhaal. Hier gebeurt tenminste nog eens wat!
 
 


Thé Tjong Khing. Russische sprookjes. Gottmer, 2020. ISBN 978 90 257 7280 2.





* Ik vermeld het URL voluit, want het 'content management system' heeft nogal moeite met zo'n mix van Latijnse en Cyrillische letters.

zondag 8 november 2020

'Ik, ik, ik...'

'Ik vlog.' (*)
Nee, ik niet, maar de denkbeeldige lezer van Het vloggershandboek wel.
Waarom? Goede vraag, die de auteur, ene Shane Birley, op p. 6 tracht te beantwoorden. Dat ziet er zo uit:




Als je er helemaal niet uitkomt, 'kun je ook je ouders of vrienden om hulp vragen'.

Tja. Je kan natuurlijk ook besluiten niet te vloggen. Zou mijn vaderlijk advies zijn, denk ik. Dat is niet aan de orde hier. Want ik, ik, ik... kennelijk moet ik, wil ik vooral gezien worden, gehoord worden. Daartoe vlog ik, ben ik op aarde. Of ik iets te melden heb, doet er minder toe. Het ego op de troon.

Veelzeggend is de tip op p. 11:

Heb je het gevoel dat je niets te zeggen hebt? Denk je dat je niet genoeg weet over een bepaald onderwerp om erover te praten? Als je niet weet wat je moet zeggen of als je je vlogaflevering nog niet gepland hebt (daar koken we later op terug), probeer dan deze simpele truc: druk op de opnameknop en kijk wat er gebeurt.

 


Kwaak kwaak... Bwûûûhhh... Ehh... Zoiets als sommige talkshows (praatvertoningen) en dan nog erger.

Toch iets anders als een lege pagina op het scherm brengen en wachten tot er woorden in je hoofd komen om op te schrijven (**). Dat vergt een soort concentratie die verschilt van het staren naar een wachtende camera. Die camera suggereert een wachtend publiek. Met die lege pagina kun je rustig wachten tot je inspiratie krijgt of in slaap valt.

Nu ja, afgezien van die lacune (een zinnig antwoord op de vraag waarom) biedt Het vloggershandboek wel wat handige praktische tips voor jonge vloggers. Denk ik.
Behalve dus die ene tip: bespaar jezelf tijd en vlog niet. Besteed die tijd nuttig en aangenaam en zoek anderen op, in het echte leven, om te onderzoeken of je samen iets kan doen. Al is het maar gedachten of ervaringen uitwisselen. Of desnoods, vooruit dan maar, samen vloggen. Maar ja, twee ego's voor de camera...

Hoe jong? Op grond van moeilijkheidsgraad en vocabulaire schat ik: 10+. 
 
 
Birley, Shane. Het vloggershandboek; ills. Audrey Malo. Gottmer, 2020, ISBN 978 90 257 7337 3. Oorspr.: The Vlogger's Handbook, Quarto Publishing, 2019.
 
* Vlog is verkorting van videoblog is afgeleid van blog afgeleid van weblog afgeleid van log afgeleid van logboek (Engels logbook of kortweg log) afgeleid van (opnieuw) log en dat was een ding.
'De gewone log wordt al eeuwen gebruikt en bestaat uit een plankje met een koord. Aan het plankje werd lood bevestigd, zodat het verticaal in het water kwam, nadat het overboord werd gegooid. De log bleef tamelijk onbeweeglijk in het water liggen, terwijl het schip doorvoer en de lijn afrolde. Door te meten hoeveel van de lijn in een bepaalde tijd afgerold werd, kon de afgelegde verheid omgerekend worden naar de vaart. Aanvankelijk werd de lijn apart opgemeten, later werden er op regelmatige afstand knopen in gelegd, zodat de afgerolde lengte eenvoudiger bepaald kon worden. Vandaar dat snelheid nu nog steeds in knopen wordt uitgedrukt.

Uiteindelijk werd de afstand van de knopen genormaliseerd op 47 voet en 3 inches, wat met een standaardglas, een zandloper, van 28 seconden rechtstreeks de snelheid in knopen gaf. De telgegevens werden vervolgens gerapporteerd aan de bootsman die ze noteerde in het logboek. De stuurman kon dan met deze gegevens navigeren.' (Bron)
 
** Deborah Levy in een interview door Persis Bekkering in NRC Next 30-10-2020. 'Ik heb een vel wit papier gepakt en schreef op: 'Politieke doeleinden". En toen keek ik wat er gebeurde. Er gebeurde een heleboel. Ik begon met een vrouwelijke verteller. Ze staat op een roltrap, ze huilt, ze weet niet waarom. Daar vond ik een nieuwe stem, waarmee ik kon beginnen om politieke onderwerpen te verkennen, filosofie, gender, reizen.'

dinsdag 3 november 2020

Wie niet sterk is...

Op 3 maart schreef ik over het eerste deeltje in een nieuwe Anansi-reeks, Anansi de spin en de gulzige tijger. In oktober verscheen deeltje 2, Anansi de spin - sterker dan olifant.

Anansi ziet lekkere bananen maar kan er niet bij. Olifant wel - die zet zijn achterste tegen de boom en schudt, en eet de bananen op voor Anansi's neus. Die beweert boos dat het zijn bananen zijn, maar Olifant lacht hem uit. 

 

 

Anansi daagt hem uit om touwtje te trekken: als Anansi wint haalt Olifant een week lang bananen uit de boom. Als Olifant wint, biedt Anansi hem een modderbad aan voor zijn achterste.

Uiteraard wint Anansi. Die had namelijk eerder een walvis hulp geboden bij het vinden van haar jong en schakelt nu moeder walvis in om stiekem aan het touw te trekken...

Een list dus. List en bedrog. Om daarmee een domme snoever te vloeren, Anansi ten voeten uit, de overlever in een wereld waar de sterksten ongegêneerd de baas spelen. Het is een heel ander perspectief dan dat van het brave middleclass-kind dat geleerd wordt zich netjes aan de regels te houden. Helaas spelen in het echt de sterksten ook vaak de baas en kan het geen kwaad een beetje streetwise te worden. Zoals Anansi, dus.

Over taal en beeld kan ik kort zijn en verwijzen naar mijn vorige recensie.


Cudogham, Iven, & Moldybyrd Studio. Anansi de spin - sterker dan Olifant. Gottmer, 2020, ISBN 978 90 257 7364 9.

maandag 2 november 2020

Jenny Smelik-IBBY prijs

Omdat persberichten over de Jenny Smelik-IBBY Prijs vrijwel nooit publicatie door de gangbare media halen, behalve de website van IBBY Nederland, zie onder:

'De shortlist van de Jenny Smelik-IBBY Prijs is bekend. De prijs heeft tot doel boeken onder de aandacht te brengen waarin culturele diversiteit een vanzelfsprekende rol speelt en waarin het beeld van de verschillende culturen opbouwend in plaats van problematiserend is. Sinds 1998 gebeurt dit elke twee jaar. Op 13 november wordt de uitslag van de Jenny Smelik-IBBY Prijs 2020 bekendgemaakt. 

De jury van de Jenny Smelik-IBBY Prijs 2020, bestaande uit Liesbeth ten Houten, Anne Klomberg, Eline Rottier, Susan Venings en Janneke van der Veer, heeft zich gebogen over 56 ingezonden boeken. Conform de doelstelling zijn de boeken vooral beoordeeld op de wijze waarop (etnisch-)culturele diversiteit een rol speelt. Daarnaast is gekeken naar het voorkomen van andere vormen van diversiteit, zoals gender en seksuele geaardheid. Literaire kwaliteiten speelden eveneens een rol bij de selectie. 

Na verschillende selectierondes bleef een shortlist van zes titels over. Stuk voor stuk kanshebbers voor de Jenny Smelik-IBBY Prijs 2020.'

Hier de titels:

Simon van der Geest, Het werkstuk of hoe ik verdween in de jungle. Ills.:

Karst-Janneke Rogaar.

Alyssa Hollingsworth, Van niets naar iets. (Oorspr.: The Eleventh Trade.)

Jessica Love, Julian is een zeemeermin. (Oorspr.: Julián is a mermaid.)

Zanib Mian, Planeet Omar: problemenmagneet. (Oorspr.: Accidental Trouble Magnet.) Ills.: Nasaya Mafaridik.

Benjamin Alire Saenz, De onverklaarbare logica van mijn leven. (Oorspr.:
The Inexplicable Logic of My Life.)

Janneke Schotveld, De kikkerbilletjes van de koning. Ills.: Kees de Boer, Linda Faas, Djenné Fila, Marijke Klompmaker, Martijn van der Linden, Marja Meijer, Marieke Nelissen, Georgien Overwater, Milja Praagman, Pyhaj, Peter-Paul Rauwerda, Annet Schaap, The Tjong-Khing en Alex de Wolf. Zie ook hier.