Leen een nog te bespreken boek liever niet uit. Voordat je het weet, ben je vergeten dat je het nog zou bespreken.
Dat overkwam me met Het verloren meisje van S.E. Durrant en ik had het uitgeleend omdat ik het lezenswaardig vond.
Verteller is Iris, een meisje van elf dat tijdelijk woont bij oma Mimi.
Ik heb mams oude slaapkamer helemaal voor mezelf en er is geen spoor van vocht of langs de muren omhoogkruipende zwarte schimmel, zoals in mijn kamertje thuis. Er sijpelt ook geen water naar binnen bij de boeken. Het staat er alleen vol met Mimi's spullen, maar dat vind ik helemaal niet erg.
[...]
En ik hoef mam niet met een stuk toast in haar hand de deur uit te zien rennen omdat ze te laat is voor haar werk. Zodat ik ook niet meer bang hoef te zijn dat ze erin stikt op weg naar het ziekenhuis (ze is dokter) terwijl er niemand in de buurt is om haar te redden met de Heimlichgreep. (Voor het geval het je interesseert: de Heimlichgreep pas je toe als iemand bijna stikt. Ik heb hem geleerd nadat een van de tweeling een kerstbal probeerde door te slikken.)
Aldus hoofdstukje 2, 'Foute dingen, fijne dingen'. Ze mist haar lawaaiige tweelingbroertjes ook niet (op p. 93 legt ze nog eens haarfijn uit waarom) en
We eten als we honger krijgen, we praten wanneer we daar zin in hebben, we luisteren naar elkaar. We bakken taarten. We maken rommel. En we zitten op de bank om de miljoenen foto's te bekijken die ze heeft gemaakt toen ze nog fotograaf was. Het is maar tien minuten lopen naar het strand.
Dat zijn de fijne dingen.
De foute dingen zijn: de douche is koud, ik krijg niet altijd ontbijt en soms raakt er iets kwijt. Maar dat is het wel zo'n beetje. Meer fijn dus dan fout.
Ik liet wat fijne dingen ongeciteerd.
Er is ook een zeemeeuw waarmee de praat, en een buurjongen, Mason, die ze eerst niet zo mag maar met wie ze later toch bevriend raakt, al wil ze het zelf niet zo noemen. Ze kende hem al.
Het is de jongen die twee weken geleden bij ons op school kwam, de jongen die papieren vliegtuigjes door de klas gooit als juf Sharma niet kijkt, die grapjes maakt waar niemand om lacht, die altijd alleen naar huis gaat.
We zijn dan op p. 11, in het vierde hoofdstukje (van de vele tientallen, ik heb ze niet geteld maar schat rond 150) en weten al heel wat.
Verder zagen we dat deze verteller niet schroomt om haar lezers af en toe rechtstreeks aan te spreken. Ze schrijft bewust voor een onbekende lezer, dus ook voor ons, wat dit verhaal een beetje dagboek-achtig maakt, zonder dat het als zodanig wordt benoemd. Ze verstrekt ons van tijd tot tijd ook een lijst 'weetjes', zoals op p. 14-15 over Mimi.
Dat ze voor een elfjarige wel heel vaardig en levendig schrijft, hebben we dan al op de koop toe genomen. Dat mag dan wat ongeloofwaardig zijn, het maakt het lezen wel prettig. Ze maakt ons bondgenoot.
Die rommeligheid en Mimi's gewoonte om overal lintjes aan te binden en briefjes op te plakken zijn voortekenen van naderend onheil. Ook dat ze al op p. 20 even de weg kwijt is als ze naar het strand lopen. Dit soort incidentjes, zoals zout in de chocolademelk in plaats van suiker (p. 55) neemt gaandeweg toe, er is zelfs een moment waarop Mimi Iris even niet meer herkent. Ook praat ze tegen de maan, bijvoorbeeld op p. 101.
'Lieve maan,' zegt Mimi, 'Wat fijn om je weer eens te zien.'
Dit is zo pijnlijk. Ik verberg mijn gezicht in mijn handen en Mason doet hetzelfde. Het enige verschil is dat ik me probeer te verstoppen, terwijl hij zit te grinniken. Tusen mijn vingers door werp ik hem woedende blikken toe. Ik vraag me af of hij er ooit nog mee ophoudt.
Mimi blijft maar tegen de maan praten terwijl de kou zich als een bankschroef om ons heen klemt. Ze vertelt de maan over Corals armband en over het strand en onze meeuw en over Lola en Bonnie, en dat ze begonnen is aan de grote schoonmaak. Mason is uitgelachen. Hij heeft er genoeg van. Hij wil terug naar zijn slaapkamer.
Boven de haard hangt een foto van een meisje dat erg lijkt op Iris. Mimi noemt haar Coral, 'het verloren meisje' en ze zou op zee verdronken zijn. Legt Mimi uit op p. 31-32.
Dat is niet zo, maar het zou zonde zijn als ik uit de doeken deed hoe het dan wel zit. Dat zoeken Iris en Mason namelijk uit en het leidt tot een prachtig en ontroerend laatste hoofdstukje. De beste samenvatting biedt Iris als die haar moeder vertelt hoe de zaak zit (p. 224-225).
Intussen is dan natuurlijk duidelijk dat Mimi licht aan het dementeren is. Niet heel erg, wel zo dat ze wat toezicht nodig heeft. Het verhaal biedt zeker jonge lezers een buitengewoon goed zicht op hoe dat gaat. Vooruit, nog één citaat, een heel hoofdstukje getiteld 'Erwten' (p. 93-94).
We maken een chocoladecake voor Mason. Mimi weegt de ingrediënten af en ik meng ze in een kom.
Mimi draagt een schort met gele linten aan de zakken en af en toe doet ze een dansje. Het gaat allemaal gesmeerd, tot ze een handje diepvrieserwten bij de eieren mikt. Kleine, groene balletjes zingen weg in het geel.
'Kijk eens hoe leuk,' zegt ze.
Het is verwarrend. Het ene moment sta ik eieren te kloppen voor een cake en het volgende moment ben ik een omelet aan het maken.
'Moeten er erwten in?' zeg ik.
Mimi knikt.
'Absoluut. Waarom zouden die er niet in gaan?'
'Omdat het een chocoladecake moet worden,' zeg ik. 'En daar doe je normaal gesproken geen erwten in.'
'O,' zegt ze.
We zijn eeuwen bezig om de erwten er weer uit te vissen en Mimi zegt al die tijd geen woord.
Zo heeft het verhaal als het ware twee thema's, twee rode draden. De een is weergegeven in de oorspronkelijke titel, Talking to the Moon. De ander in de titel van de Nederlandse vertaling: Het verloren meisje. Al zou dat eigenlijk Het gevonden meisje moeten zijn. Of die vertaling (door Margaretha van Andel) de oorspronkelijke tekst recht doet kan ik niet beoordelen, maar hij liet zich in ieder geval goed lezen.
S.E. Durrant. Het verloren meisje. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2021. ISBN 978 90 477 1252 7, 236 p. Oorspr. titel: Talking to the Moon, 2020.