Zoeken in deze blog

zaterdag 23 oktober 2021

Ik ben George

David Almond is een gevierd en gelauwerd auteur en ik was in 1999 onder de indruk van zijn romandebuut De schaduw van Skellig (orig. Skellig, 1998).
Misschien dat me daardoor een lichte teleurstelling bekroop bij het lezen van de eerste hoofdstukken van De nieuwe jongen. (Brand New Boy, net als zijn romandebuut en acht daaropvolgende verhalen vertaald door Annelies Jorna, still going strong.)
 
Het kan zijn dat de Boys of Brazil, Frankenstein en zo veel andere verhalen aangevuld door krantenberichten over Asimo, Actroid e.d. mij als oude lezer zo parten speelden dat ik al op de vierde bladzij verhaaltekst (p. 14) en mede geholpen door de omslagafbeelding doorkreeg wat de jonge hoofdpersonen pas tientallen bladzijden verder bevroeden, namelijk dat 'de nieuwe jongen' op school (George genaamd) een robot is, zelfs ver nadat op p. 47 zijn oor er afvalt, dat er vervolgens door George's permanente begeleider mevrouw Kristal weer netjes wordt aangezet.

Geen heel bijzonder verhaal, leek me, met de gebruikelijke ongerijmdheid van een voor zijn leeftijd veel te welbespraakte jonge verteller, die het verhaal bovendien als een soort verslaggever in de onvoltooid tegenwoordige tijd vertelt. Al waren sommige vondsten alvast wél grappig. 
Zoals dat de school de Darwinbasisschool heet en Daniels moeder een schoonheidssalon drijft met de naam 'Je Nieuwe Zelf'. En op p. 20 zo'n overpeinzing van verteller Daniel, een van de vier hoofdpersonen naast George:

We komen langs andere lokalen. Daarbinnen legt iedereen alles klaar op de tafeltjes, zoals we elke ochtend doen. Zo bizar. Waarom doen we dit, elke ochtend weer? Massaal de school in, verzamelen in de aula, dezelfde dingen aanhoren, dezelfde liedjes zingen, aan brave vierkante tafels in brave vierkante lokalen zitten en toegesproken worden door brave docenten? Waarom ziet niemand hoe bizar dat is? Waarom gedragen ze zich allemaal als robots? Het lijkt wel of alleen ik en Maxie zien dat het allemaal even bizar is.
 
Als ze het dan eindelijk doorhebben, wordt het verhaal interessant. Met terugwerkende krant krijgen die grappige vondsten ietwat diepgang, evenals de moppen van Billy. (Want moppen zijn voor een robot ongelooflijk moeilijk.) De eerste (p. 23):

'Hoi hoi,' zegt Billy. 'Hoe spreek je een vent aan die een gat graaft?'
Louise en ik kreunen. George zegt niks.
'Graaf Gat,' zegt Billy.

(Moet lastig vertalen zijn geweest!) Die eerste dag in de klas is George erg zwijgzaam, behalve als hij antwoord geeft op de sommen van Meneer Wijs, hun leraar. (Zonder aarzelen het juiste antwoord, zelfs op ingewikkelde sommen.) En als ze opstellen moeten schrijven over hoe het zou zijn als ontdekkingsreiziger, komt hij met een reeksje weetjes, dat hij evenwel niet zelf kan voorlezen.

Dan zegt meneer Wijs: 'George! Misschien wil jij nu.'
George tuurt op zijn mooie, keurige bladzijden.
'Of misschien wil jij Georges opstel voorlezen, Louise,' zegt meneer.
Ze zit zo te zien niet te popelen.
'Toe maar,' zegt meneer Wijs. 'Help je nieuwe klasgenoot.'
Louise gaat staan.
'De oceaan is een enorme watermassa tussen de werelddelen,' leest ze hardop. 'Er zijn veel oceanen op de wereld, waaronder de Atlantische Oceaan, de Stille Oceaan en de Indische Oceaan. Een ontdekkingsreiziger is iemand die op reis gaat met een onbekende bestemming. Een schip is een voertuig dat zich over zee kan verplaatsen. In de tijd van de grote ontdekkingsreizen werden dergelijke boten van hout gemaakt. Ontdekkingsreizigers waren bijvoorbeeld Amerigo Vespucci, Willem Barentz...'
'Vasco de Scheetflapper!' onderbreekt Dickie Flynn.
'Dickie! Zeg sorry tegen Louise en George,' beveelt meneer Wijs.
'Sorry, Louise en George,' zegt Dickie.
'Juist. Ga door, Louise.'
'Voorbeelden van landen die door dergelijke ontdekkingsreizigers werden ontdekt zijn...'
Barbara Sanchez steekt haar vinger op. 'Meneer!', zegt ze.
'Ja, Barbara?'
'We moesten toch onze fantasie gebruiken, meneer?'
Meneer Wijs tuit zijn lippen. Mevrouw Kristal krabbelt snel.
'Nou...'begint meneer Wijs.
'En u zei dat iedereen verbeeldingskracht heeft,' gaat Barbara door.
'Ja...'
Dan komt George ertussen.
'Verbeeldingskracht,' zegt hij, en zijn lippen lijken haast niet te bewegen, 'is het menselijk vermogen om te zien wat onzichtbaar is en te bedenken wat onbekend is. De verbeeldingskracht wordt gezien als de grootste gave van de mens.'
 
Met opzet een lang citaat en hij gaat zo nog een alinea door en houdt pas op als er iets anders gebeurt.

Hij zwijgt. Er valt iets vlak naast Louise op de tafel.
Ze geeft een gil.
'George z'n oor is eraf gevallen!' schreeuwt ze.

Hierna groeit in ieder geval bij verteller Daniel het besef dat George niet normaal is, maar ja, het normale is al bizar genoeg, zoals vriend Maxie en hij al hebben vastgesteld, en Maxie mompelt iets over een alien en is met zijn aandacht bij die andere alien thuis, de dominee die vindt dat iedereen opnieuw geboren moet worden. Terwijl de eeuwige begeleider mevrouw Kristal alleen herhaaldelijk zegt: 'George is anders dan andere jongens.' 
Toch vraagt Daniel pas op p.98: 'Wat bén jij, George'. Op p. 108 opnieuw, en aan mevrouw Kristal: 'Wie heeft hem gemáákt?' 

Ze schudt haar hoofd en gniffelt. Ik staar haar aan. Ze is zo droog, zo kil, helemaal niet als een echt mens.
'Wie?' zeg ik. 'Wie heeft hem gemaakt? Wie heeft hem gecreëerd?'
'Wat een ontzettend malle vraag,' zegt ze.
'Vindt u?'
'Ja, en zo zonde van onze tijd. We hebben maar een uurtje of zo. We moeten weer naar beneden.'
Ze fluistert George iets in zijn oor. Hij zet Ted en Kosjka neer op het bed en staat op.



Ze zaten namelijk even boven op Daniels kamer, want George mocht even mee naar huis, want mevrouw Kristal en die andere begeleider, Emil Zomp, hadden bedacht dat Daniel en zijn moeder het perfecte normale gezin waren - ondanks de afwezigheid van een vader.
 
Dat leverde een van de vele hilarische episodes op (zo blijkt George buitengewoon goed te voetballen, zolang iemand maar een bal tegen zijn voet legt) tot het sublieme moment dat George voorgoed zou worden meegenomen (worden 'gedumpt') en het viertal vrienden (Daniel, Dickie, Maxie en Louise) besluit hem te ontvoeren. Er is de kinderen dan al uitvoerig getoond dat George inderdaad een robot is, want hij wordt gemonteerd en gedemonteerd waar de klas bij is (p. 140-161). George blijkt een prototype van een 'miljoenenproject' van het bedrijf Nieuwe Levensvormen. Hij heet niet voor niets voluit George Eén.
Vooralsnog komt Georges hoofd na de ontvoering terecht in Daniels klerenkast, ...



en na de geslaagde montage heel George, waar zijn moeder hem al snel ontdekt doordat kat Kosjka voortdurend aan de kastdeur staat te krabben. 

Mam zit aan de keukentafel met een beker thee,
'Hoihoi', zeg ik.
'Hallo jongen. Kun je me even uitleggen wat George in jouw kast doet?'
 
Daniels moeder waardeert de ontvoering, want ze heeft een intuïtieve afkeer van types als Zomp en Kristal (het bedrijf heeft zo zijn vermoedens en is al langs geweest), en wil meehelpen George naar het Bos van Cogan te brengen.
Daar leert George in korte tijd heel veel en hij herkent zelfs Daniel en daarna zichzelf in de weerspiegeling van de vijver, gaat ongevraagd dansen als een vliegende vogel en een eind lopen.

En George loopt van het pad het grasveld op, en ik blijf staan en sla hem gade. Hij komt bij de boom, staat ernaast en leunt ertegenaan, en ik zie hoe nat hij is van de vijvers en onder de modder zit van het Bos van Cogan; hoe hij er net zo uitziet als ieder ander kind dat terugkomt van een dagje avonturen in het bos. En hij keert zich naar me om alsof hij op me wacht, dus kom ik weer in beweging en ga naar hem toe, en hij houdt zijn hoofd schuin en kijkt me aan alsof hij me voor het eerst écht aankijkt.
'Ik...' zegt hij.
Ik zeg niks.
'Ik ben George,' zegt hij. 'Ik ben George.'

's Avonds aan tafel, als ze met zijn vijven nagenieten, blijkt hij zoveel geleerd te hebben dat hij zelfs een van Billy's moppen snapt. Dan moet Maxie naar huis:

''k moet er zo vandoor,' zegt hij.
'Word je weer in gala aan tafel verwacht?' vraag ik.
Hij knikt en kreunt.
'Wat een leven, hè?' zegt hij.
'Een leven,' zegt George, 'is wanneer een lichaam bestaat en groeit.'
We glimlachen. Dat klopt, zeggen we. O George, zeggen we.
'Een leven is groei en verval,' zegt hij. 'Een leven begint, gaat door en houdt dan op. Het is de tijd tussen een begin en een eind.'
Hij kijkt op van Kosjka en zijn blik glijdt langs ons allemaal.
'Maar leven op zich is oneindig,' zegt hij. Leven is het grote wonder in het universum. Leven is de draaiende motor van de tijd.'
We zijn onder de indruk.

Dat zijn ze nog meer als George 'nee' zegt als hij weer de kast in moet. Ze besluiten dat hij gaat slapen op een matras, naast Daniel.
 
Tot morgen, maat,' zegt Billy.
'Trusten, George,' zegt Louise, en ze geeft hem een klopje op zijn been.
'Morgen, maat,' Zijn stem is heel zacht en sloom. 'Trusten.'
 
De volgende ochtend wordt George niet wakker, ook niet na opladen. 
 
'Het kon toch ook niet anders aflopen?' zegt Maxie.
Niemand geeft antwoord. Even heb ik een visioen van George die net als wij door de buurt loopt, net als wij naar school gaat, net als wij ouder wordt.
Het beeld vervaagt.
'Het gaat voortreffelijk met me, dank u zeer,' zegt Billy.
'Goedemorgen, medeleerlingen,' zeg ik.
'7693,7!' zegt Louise.
Daar giechelen we om, ondanks alles. 
 
 
 
Er wordt gepast afscheid genomen en ze onttakelen hem. 

Ik leg zijn hoofd in mijn kledingkast. Alleen Kosjka is bij me als de dag voorbij is.
Maar ik weet dat George altijd bij me zal zijn, dat het hij voorgoed bij ieder van ons is.
Ik weet dat ík George ben.
Ik weet dat we allemaal George zijn.
Elke ochtend als we wakker worden zijn we nieuwe kinderen, opnieuw geboren.
Wij zijn de nieuwe kinderen die een gloednieuwe wereld scheppen.

Dat zijn de laatste woorden.

Sommige dingen hoef ik niet uit te leggen, hoop ik, zoals dat Kosjka, Daniels kat, dol op George was. Dat zie je op de cartooneske tekeningen van Marta Altés. Of dat Daniel een fijne moeder heeft gekregen van zijn schepper. Dat de klas bijna een voorbeeld zou kunnen zijn van een gelukkige klas à la Theo Thijssen.
Er is het nodige waar niet Daniel, maar zijn schepper David een beetje de draak mee speelt. Al die vrome liedjes die ze op school moeten zingen. Elke maandagochtend:
 
Al het licht en liefelijks,
alle schepselen groot en klein,
Al het waars en wonderlijks,
moet wel Gods schepping zijn.
 
De schijnheiligheid van mevrouw Huiliebalk, directeur van de Darwinbasisschool. De harde zakelijkheid van de firma Nieuwe Levensvormen. In die zin zijn cartooneske illustraties op hun plaats, en al die grappigheid maakt De nieuwe jongen tot een lichtvoetig verhaal, waar ook voor oudere lezers wat te lachen in schuilt.
Intussen is het ook een ernstig verhaal. Gods schepping of niet, het gaat wel om wat leven is. Robot George wordt tot leven gewekt en hij gaat dood. Dood als een pier of als een apparaat, dat blijft in het midden. Mooie ironie dat een robot die plechtige woorden over de functie van leven uitspreekt. En denk nou niet dat alleen volwassenen over zulke zaken nadenken. En dan dat einde...
Ik stelde al lezend mijn voorlopig oordeel bij. Het is wél bijzonder! Daniel als verteller had ik al redelijk snel aanvaard. Een aanwinst, dit verhaal!




Almond, David. De nieuwe jongen. Ills. Marta Altés. Vert. Annelies Jorna. Querido, 2021. ISBN 978 90 451 2601 2. 284 p. Oorspr.: Brand New Boy, 2020.

  






Geen opmerkingen:

Een reactie posten