Her en der in steden en dorpen staan of hangen kastjes met mee te nemen en eventueel weer terug te plaatsen boeken. Zo'n uitstalkastje met mee te nemen (en eventueel weer terug te plaatsen of ergens anders achter te laten) boeken levert nog eens iets op.
Rooie van Willem van Toorn, uit zo'n kastje geplukt, heb ik net uit. Een heel dik boek van Umberto Eco, Het eiland van de vorige dag, ook in zo'n kastje gevonden, ligt al wekenlang op mijn nachtkastje en mocht wegens gewichtigheid niet mee op fietsvakantie, afgelopen maand.
In plaats daarvan las ik na het fietsen (digitaal) The Swimmers van Julie Otsuka. Fascinerend, vooral door de stijl, en weemoedig, soms bitter. Vooral het hoofdstuk 'Belavista' is sarcastisch. Grappig dat veel aankondigingen over de eerste twee hoofdstukken gaan, de zwemclub, terwijl die eigenlijk de opmaat zijn voor wat volgt.
De stijl: compact, geserreerd (mooi oud woord), en met een anonieme verteller die iemand aanspreekt. Dat wil zeggen, ná die twee inleidende hoofdstukken. Daarin gaat het over 'ons'. Wij, van de zwemclub, de verzameling zwemmers die elke week het zwembad bezoeken. Of one of us, een enkele keer aangeduid met een eigenschap of/en een naam, zoals de vergeetachtige Alice.
Wij zwemmers hebben allemaal onze vaste gewoontes en rituelen. Het zwemmen op zich, het bezoeken van het zwembad beneden in een gebouw, is al een ritueel. Niet uit te leggen aan them above.
In hoofdstuk twee verschijnt er een barst (crack) in de vloer van het bad. Meesterlijk hoe de verschillende reacties worden beschreven.
Na de eerste verontrusting wordt de barst als het ware opgenomen in hun leven, want hij lijkt niet echt gevaarlijk. (Ik dacht even aan Leonard Cohen: 'There is a crack in everything. That's how the light gets in.' 'Anthem', een van zijn meest weemoedige liederen. Nee, zo'n barst was het dus juist niet.)
Maar toch komt er een eind aan: het zwembad wordt voor nader onderzoek gesloten.
Het duurde even voor ik in het volgende hoofdstuk, dat een compleet nieuw verhaal leek, doorkreeg dat de opsomming over wat je je wel en niet meer kan herinneren, direct gericht was aan Alice. En dat de anonieme verteller wel haar dochter moest zijn. Alice is opgenomen in een tehuis voor demente personen, Belavista. Het hoofdstuk met die naam is een soort reclamefoldertekst voor Belavista, met zoals gemeld een sarcasme waar ik droevig van werd, met dit einde:
Soon you will be totally empty, a void, and, for the first time in your life, you will be free. You will have attained that state of being aspired to by mindful meditators across the planet - you will be existing utterly and completely 'in the now'.
In de hierna volgende hoofdstukken lijkt de verteller zich tot zichzelf te richten en haar onderwerp is haar moeder, die langzaam maar gestaag de greep op haar leven verliest.
Ik citeer de laatste alinea:
One last memory. By the time you finish your third novel she has not spoken in more than one year. Now, your father says, he just wishes he could hear her say something, anything. But to whatever you ask, she just looks at you - her eyes calm, all-seeing, forsaken - and nods. You are not sure if she still knows who you are, so you write down your name on a name tag and pin it onto your shirt. You give her a copy of your book and watch her slowly leaf through the pages - her hands, though spotted, are still elegant, with long slender fingers that taper into perfect oval nails - and when she gets to your photograph on the back flap she stares intently at the picture of your face, then at your name tag pinned to your shirt, and then up to your face.
And when she gets to your face, she stares into your eyes with wonder. She does this loop again and again. Photograph, your name beneath it, your name on your name tag, your face above it. And every time, she gets to your face, she looks as of she is about to speak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten