Zoeken in deze blog

zaterdag 4 maart 2023

Te gek geldboek

Als ik een prijs mocht uitloven voor het in grafisch opzicht slechtst leesbare Nederlandstalige boek dat me de laatste jaren onder ogen kwam, dan wordt dat Het te gekke geldboek van Arwen Kleyngeld. De auteur kan er weinig aan doen, de prijs is voor de uitgeverij en vooral voor Leenaleen/Leente van Wirdum.
Speciaal de pagina's 58-63 dienen als reden voor toekenning. Hier één van die pagina's:
 


Een leesbril was ternauwernood toereikend om de witte lettertjes op lichtgrasgroene achtergrond te ontsleutelen. Beroerd lezen... andere pagina's zijn iets minder erg, maar het wordt de veronderstelde lezers niet makkelijk gemaakt, met dat grijze broodlettertje. Alleen de inleidende verhaaltjes, gedrukt in een zwarte letter, zijn behoorlijk leesbaar.
Wel vreemd, want diezelfde Leentje gaf ook Heel de wereld wordt wakker vorm en dat is goed leesbaar en mooi uitgegeven.
 
Voor auteur Arwen Kleyngeld heb ik een andere prijs, die voor de meest consequente afschaffing van het verschil tussen oorzaak en reden. Wellicht vindt zij dat álles een reden heeft en dan is ze niet de enige: voor ware gelovigen is er voor elke gebeurtenis een reden, is de wereld niet zomaar rond (als-ie niet plat is) en schijnt de zon speciaal voor ons, wat natuurlijk een aantrekkelijk idee is.
De verhaspeling van woorden als omdat en doordat komt vaker voor, waarschijnlijk doordat (oorzaak!) er zoveel gelovigen ('alles heeft een reden') zijn. Mensen houden niet van onbezielde chaos en zinloze ketens van oorzaak en gevolg en zien graag menselijke (of goddelijke) samenhang. Maar zelfs voor gelovigen verschilt de vraag hoe we mensen zijn geworden toch echt van waarom we mensen zijn geworden.

In een boek dat overduidelijk, soms misschien iets te duidelijk, voor lezers van (schat ik) 10-15 jaar is bedoeld, vind ik dat toch een minpuntje, want ik houd wel graag vast aan het verschil tussen oorzaak en reden. Zie bijvoorbeeld (en er zijn veel voorbeelden) p.12:

Onze euro's hebben waarde omdat banken en overheden zeggen dat het waarde heeft en wij dat geloven en vertrouwen.

Nee, ze 'hebben waarde' doordat enzovoort.
Nog een voorbeeld (p. 77):

Hierbij klapte de prijs ook in één keer in elkaar. Dat kwam omdat tulpenbollen veel te veel geld waard waren. Ze waren zoveel geld waard omdat mensen geloofden dat ze het waard waren.

Hier had twee keer doordat moeten staan. Er was immers geen enkele reden om die prijs 'in elkaar te laten klappen'. Tenzij (dag complotdenkers!, dag gelovigen!) je aanneemt dat er een zekere bewuste instantie was die besloot dat het tijd was om die tulpenbollenprijs te laten zakken.
 
Nog eentje (p. 107):
 
Veel mensen worden rijk omdat ze een bedrijf hebben waar ze veel geld mee verdienen.
 
Nee, daardoor worden ze rijk. Mogelijk hebben ze een bedrijf omdat ze veel geld willen verdienen.
 
Genoeg. Ik zie Arwen me al glazig aankijken.
Samengevat, doordat (nu volgt een oorzaak) Arwen vermoedelijk nog nooit heeft stil gestaan bij het verschil tussen oorzaak en reden, gebruikt ze als vanzelf omdat.
Of, ook droevig, ze besloot hiertoe omdat (nu komt er een reden) ze dacht dat haar doelgroep het verschil tussen oorzaak en reden niet kent, en ze vooral overduidelijk hartstikke (stopwoordje in dit boek) superveel (p. 13) wil aansluiten bij haar veronderstelde jonge lezers, laten we zeggen bovenbouw basisschool en onderbouw voortgezet onderwijs inclusief mbo. 
Exclusief Nederlands, overigens, want elke kans om ook Vlaamse lezers bij de les te halen heeft ze laten schieten, alle voorbeelden zijn zo Nederlands als wat, zie bv. p. 55, over Prinsjesdag en p. 57, over de FIOD. Ai, zou ik als uitgever denken, jammer van de gemiste omzet. Arwen, ook in Vlaanderen wonen jonge lezers met belangstelling voor geld.

Nog meer te mopperen? Zeker. 
De tekst is naar mijn idee wat slordig en onevenwichtig: hier en daar best pittig voor die veronderstelde lezers, zoals de uitleg over het delven van cryptogeld op p. 89 en de uitleg over de AEX onderaan p. 72, en op andere plekken juist makkelijk, zoals dat zinnetje (met taalfout) in het stukje over Prinsjesdag op p. 55:

De regering - dat zijn de ministers en staatssecretarissen - maken dan de plannen bekend voor het nieuwe jaar.

De regering maken de plannen bekend...

Dat ik het verder betreur dat er geen misdadigers zijn maar criminelen en dat meteen overal vervangen is door gelijk, zal een kwestie van smaak zijn.
Maar die onevenwichtigheid en slordigheid vind ik ook in bijvoorbeeld een passage over belastingen, die met een mooie zin begint en vervolgens ontspoort (p. 45-46):

Eigenlijk moet iedereen wat meebetalen aan zaken die van niemand zijn, maar waar iedereen iets aan heeft. Een straat is van niemand, maar iedereen kan er op lopen, spelen, fietsen of rijden. Je begrijpt dat het niet handig is om voor elk project geld op te halen, Als er dan bijvoorbeeld een weg moet worden aangelegd in Groningen, zou je in heel Nederland 15 euro per persoon moeten ophalen. Dan zeggen de mensen in Maastricht natuurlijk dat ze niet willen betalen, omdat ze nooit in Groningen komen. En hebben die mensen niet een beetje gelijk? Dat probleem krijg je dan bij elke school, elke weg en elk ziekenhuis dat wordt gebouwd. Want waarom zou je betalen voor een ziekenhuis in Eindhoven als je zelf in Amsterdam woont? Bovendien zou het geld ophalen te veel tijd kosten.
Daarom is het op een handige manier geregeld. De overheid betaalt voor alle dingen waar iedereen wat aan heeft. Dus bijvoorbeeld voor wegen en bruggen. De overheid zorgt er ook voor dat alle Nederlanders genoeg geld hebben om te kunnen eten en leven, wonen, zorg krijgen en een veilige omgeving hebben. Daarom betaalt ze ook voor uitkeringen aan mensen zonder werk en geld, politie, scholen en ziekenhuizen. Om dat te kunnen betalen heeft de overheid natuurlijk veel geld nodig. Daarom is belasting uitgevonden. Iedereen in Nederland moet belasting betalen. Dat is bij elkaar heel veel geld. Dat geld gaat in een grote pot, die de schatkist wordt genoemd. Geld uit die pot wordt verdeeld over verschillende onderdelen. Departementen heet dat. Bijvoorbeeld gezondheidszorg, verkeer, onderwijs en defensie (het leger) worden betaald door de overheid.

Tot hier, wat betreft woorden, interpunctie en afbrekingen precies als in het boek. (Anders was ik wat vaker op een nieuwe regel begonnen.)
Nogmaals, die eerste zin, 'Eigenlijk moet iedereen wat meebetalen aan zaken die van niemand zijn, maar waar iedereen iets aan heeft', is nog redelijk sterk. De tweede zin klopt technisch, maar is verder wat treurig. 'Een straat' is namelijk van iedereen, juist omdat in principe iedereen er een beetje aan meebetaalt.
De rest van de alinea is slordig en wijdlopig. Jonge lezers nemen zaken soms heel letterlijk. Een weg in Groningen kost dus 17 miljoen maal 15 euro ofwel 255 miljoen euro? Mogelijk, maar dit soort voorbeelden (zie bijvoorbeeld ook p. 47, hoeveel belasting betaal je over 5 euro) zijn nogal hap snap.
Even slordig is een formulering als 

De overheid zorgt er ook voor dat alle Nederlanders genoeg geld hebben om te kunnen eten en leven, wonen, zorg krijgen en een veilige omgeving hebben. Daarom betaalt ze ook voor uitkeringen aan mensen zonder werk en geld, politie, scholen en ziekenhuizen. 
 
Het is niet alleen slordig ('om te kunnen zorg krijgen'?), maar ook onjuist. Als het waar was zouden er geen daklozen zijn, geen net wat te lange wachtlijsten voor operaties en geen berovingen, en dan heb ik het maar niet over ten onrechte teruggevorderde toeslagen en scheuren in Groningse huizen. En welke mensen zitten nu precies 'zonder werk en geld, politie, scholen en ziekenhuizen'?
Wat een overheid is, is dan nog niet uitgelegd, wat een project is blijft voor veel jonge lezers ook ongewis en dat 'daarom belasting is uitgevonden' strookt niet helemaal met p. 49, met een vertoog over 'belastingen vroeger' waarin wordt verteld dat de Romeinen vroeger geld ophaalden om de wegen voor hun legers te bekostigen.
Verder zijn departementen geen 'onderdelen', wordt niet uitgelegd dat een echte schatkist allang niet meer bestaat, evenmin wordt verteld dat een 'overheid' geld leent om sommige zaken te kunnen betalen en hoe dat precies gaat, noch dat de inkomsten uit belastingen ook worden gebruikt om die leningen af te lossen, noch biedt ze enig idee over hoeveel geld het gaat.
Hier laat ik het bij.

Het is jammer. 
Het voorgaande valt makkelijk aan te vullen met andere voorbeelden. Dit boek had met zorgvuldige redactie zoveel beter kunnen zijn...
 
Want met de opzet is weinig mis en de illustratie op de schutbladen voor toont een essentiële vraag:
 


Die opzet valt af te leiden uit de inhoudsopgave:
- 'Voor hetzelfde geld; wat is geld'
- 'Met gelijke munt betalen; de geschiedenis van geld'
- 'Geld moet rollen; geld over de wereld' (vreemde valuta, wisselkoersen...)
- belastingen ('Zwemmen in het geld, de overheid')
- 'Spelen met geld; investeren en beleggen'
- cryptogeld
- financiële oplichterij
- 'Geld als water; arme sloebers, rijke stinkerds, gulle gevers en waanzinnige weldoeners' en tenslotte inderdaad
- 'Maakt geld gelukkig?'
Dat slothoofdstukje is het beste van allemaal. Relatief helder geschreven en de teneur is: ja, maar je hoeft er niet per se veel van te hebben, want rijkdom went. 

Het zit zo (volgens die knappe koppen dan hè): Zodra je eerste levensbehoeften zijn vervuld, zoals een huis om in te wonen en genoeg eten om geen honger te hebben, word je helemaal niet vrolijker van nog meer poen. Als je net iets meer hebt dan het gemiddelde, zit je ongeveer op de top van gelukkig zijn. Als je dan de loterij wint, ben je wel blij, maar word je niet per se gelukkiger.
 
Had strakker geformuleerd kunnen worden, maar het is wel een duidelijk antwoord op de vraag van die voorste schutbladen. De achterste bieden het antwoord zo:
 


Ongeveer hetzelfde en mooi gedaan.

Die acht hoofdstukken beginnen met een verhaaltje als inleiding op het vertoog dat volgt en dat in korte paragrafen is verdeeld, met tekeningetjes ertussendoor. De verhaaltjes zijn geen wonder van vertelkunst maar doen waartoe ze dienen, een fictief voorbeeld geven van wat volgt.
Die tekeningetjes (van Kariene van Steenoven) zijn doorgaans niet verduidelijkend, maar wel grappig. En soms ook wél verduidelijkend, zoals dit op p. 10:
 
 
 
Een aantal zaken blijft onderbelicht, zoals de vraag hoe rente is ontstaan (dat stukje op p. 25 is echt te weinig), hoe banken zijn ontstaan (ook te summier), hoe koningen vroeger hun vele oorlogen bekostigden, wat Bretton Woods betekende, wie tegenwoordig geld schept, hoe het komt dat er steeds meer geld in omloop is in vergelijking tot geleverde goederen en diensten, hoe het komt dat spullen steeds duurder worden en zelden goedkoper, waarom Bretton Woods en daarmee de goudstandaard in 1971 werd afgeschaft, hoe het komt dat de ene regering meer schulden maakt dan de andere en wat het verschil is tussen staatsschulden en andere schulden. Een register ontbreekt.
De tekst is erg gericht op de lezer als individu en consument, niet op de lezer als lid van een samenleving. Wat dat betreft helaas een erg eigentijds boek.

Over blijft dat de jonge lezer als hij of zij het tot de laatste bladzijde heeft gebracht zeer waarschijnlijk meer weet over geld dan aan het begin. Dat is mooi meegenomen.
 

Kleyngeld, Arwen. Het te gekke geldboek. Met getikte tekeningen van Kariene Tekenmachine. Fontaine Uitgevers, 2022. ISBN 978 94 6404 1347, 112 p.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten