Zoeken in deze blog

woensdag 8 oktober 2025

Een boek voor jou

 
Onder deze leus werkt de door Marit Törnqvist in gang gezette stichting met het doel dat:
 
elk kind dat gevlucht is naar Nederland het boek Een boek voor jou krijgt als welkomstgeschenk. Een boek voor jou is een bloemlezing van mooie en bekende verhalen, gedichten en illustraties uit de Nederlandstalige kinderliteratuur, vertaald naar de zes meest gesproken talen in azc’s. Met het boek en activiteiten rond het boek op azc’s, wil de stichting bijdragen aan leesplezier, de ontwikkeling van taal en lezen en het algehele welbevinden van gevluchte kinderen. 
 
Zie ook de website. Wat is min of meer een losse actie was, zie ook hier, wordt nu een stichting. Op 3 november wordt die in Utrecht 'feestelijk gelanceerd'.
Het blijft niet bij een boek, betrokken auteurs en illustratoren gaan ook op tournee langs asielzoekerscentra, voorjaar 2026.

maandag 6 oktober 2025

Kerndoelen al dan niet functioneel

Een bericht passeerde in Biebtobieb en leidde me naar de website actualisatiekerndoelen.nl/nederlands.
Actualisatie, actualisering, kerndoelen, nee, nieuwe kerndoelen, nee, ze zijn juist al geactualiseerd, lezen we.
Want, aldus een bijdrage van Stichting Lezen op Biebtobieb, 
 
De geactualiseerde kerndoelen Nederlands leggen een basis voor rijk onderwijs voor alle leerlingen en vormen een brede opdracht voor het onderwijs. Ondersteuning van de Bibliotheek is hierbij zeer welkom. Daarom heeft Stichting Lezen in samenwerking met professionals uit de bibliotheek en het onderwijs het document Aan de slag met de Conceptkerndoelen Nederlands gemaakt. In dit inspiratiedocument doen wij suggesties over wat bibliotheken voor de scholen kunnen betekenen bij het maken van een goede vertaalslag van de conceptkerndoelen naar onderwijsactiviteiten en didactiek.

Zo zo. Nu zijn het ineens conceptkerndoelen? Geactualiseerd en al. Brede opdracht.
Zullen we die al dan niet concept- en al dan niet geactualiseerde kerndoelen er eens bijhalen?
Hm, keuze genoeg hier:
 
Welkom op het platform actualisatie kerndoelen Nederlands

Via dit platform blijf je op de hoogte van de actualisatie van de kerndoelen Nederlands.

In april 2025 leverde SLO de set definitieve conceptkerndoelen Nederlands op. Benieuwd? 
Bekijk het nieuwe kerndoelenboekje. In april 2025 leverde SLO de set functionele kerndoelen voor Nederlands op, bekijk het nieuwe kerndoelenboekje voor de functionele kerndoelen. Je kunt ook de formele opleveringsdocumenten voor de kerndoelen Nederlands en de functionele kerndoelen Nederlands bekijken.

Wil je nu al aan de slag? Op de webpagina
Aan de slag vind je tips.

Via dit platform blijf je voorlopig op de hoogte van het proces en de laatste ontwikkelingen. Meld je aan voor de automatische updates om notificaties te krijgen van het laatste nieuws.


Tjonge. Vier soorten kerndoelen... Nou, zo leer je wel lezen. Voorlopig alleen nog maar op dat nieuwe kerndoelenboekje geklikt. Het levert een pdf op getiteld Definitieve conceptkerndoelen Nederlands en rekenen en wiskunde herziene versie 2025.
Definitieve concepten - en nog eens herzien. Wat een scherpslijpers moeten hier aan het werk zijn geweest!
 
 
 
Wordt wellicht vervolgd. 

zondag 5 oktober 2025

Waarom heeft de pelikaan zo'n grote bek?

Het intrigeerde, dit boekje, vanwege de titel: Mag je haaien aaien?
Rare vraag. Wie zou dan toestemming moeten geven? Papa, mama, de juf, de regering, een god? En wie zou er in vredesnaam een haai willen aaien?
Dus aangevraagd.
Het is een prentenboek met gewatteerde omslag, stevige bladen en illustraties die het eerste ogenblik doen denken aan een boekje bedoeld voor peuters en kleuters. Maar de tekst en de opzet suggereren iets oudere kinderen, die al kunnen lezen en, niet onbelangrijk, onderscheid kunnen maken tussen feit en fictie, en soms enige kennis vooronderstellen.
De opzet: een vraag, een fictief antwoord en een feitelijk antwoord.
Neem 'Kunnen kikkers kussen?'

 
Fictief antwoord:
 
Kikkers krijgen graag kusjes. Ze kunnen urenlang stilzitten op hun lelieblad. Met getuite kikkerlippen wachten ze daar op een zoen. Om dan, hocus pocus pas, plots te veranderen in een dappere prins met een wapperende mantel.
 
Feitelijk antwoord:
 
Maar eigenlijk zit het zo: kikkers kunnen niet kussen, maar wel geweldig kwaken. Het zijn zelfs de enige dieren die kwaken. Het kwaken bij kikkers heeft dezelfde functie als het kussen bij mensen. Al kwakend lokt het mannetje het vrouwtje tot bij zich. Het kikkermannetje dat het mooiste kwaakt krijgt vaak het leukste kikkervrouwtje.
 
Om dit te savoureren moet je dus begrijpen dat er in het fictieve antwoord naar een sprookje verwezen wordt en weten wat een prins is. Bovendien moet je een woord als functie kennen en dan vervolgens aannemen dat mensenmannen een soort kuswedstrijd houden: wie het beste kust, krijgt de leukste vrouw.
Dat is Darwin te kort door de bocht. 
 
 


Nog een voorbeeld: 'Waarom zijn flamingo's roze?'
Om te beginnen, en dat geldt voor alle 'waarom'-vragen in dit boekje, waarom veel flamingo's roze zijn weet niemand. Gelovigen kunnen zeggen: omdat God dat zo heeft geschapen. 
Waardóór flamingo's roze worden, hoe dat gaat, is wel bekend want onderzocht: door het eten van beesten met natuurlijke kleurstoffen, met name garnalen.
 
Het is een verschijnsel dat zich in het algemeen allengs uitbreidt, het vervagen van onderscheid tussen oorzaak en reden, tussen hoe en waarom. Vermoedelijk doordat mensen behoefte hebben aan samenhang, zinvolheid, aan redengeving en doelstelling, en bang zijn van doelloze chaos, zinloze ketens van oorzaak en gevolg. Zinvol is positief, zinloos negatief. Dat de mensheid, en eigenlijk het hele bestaan, een 'schitterend ongeluk' is wil er bij de meesten niet in. Het blinde lot is niet geliefd.
Dus waarom kippen een kam op hun kop hebben, waarom okapi's een zebrabroekje aan hebben, waarom flamingo's roze zijn, waarom een pelikaan zo'n grote bek heeft, waarom een bromvlieg bromt, om wat vragen uit dit boekje te noemen, we weten het niet, wel is vaak bekend (want onderzocht) hoe het komt. 
Gelukkig zijn er ook andere vragen in dit boekje: kan een octopus in de knoop raken, zijn krabben de kappers van de zee, hoe blijven slakken plakken, kunnen pinguïns vliegen, bestaan er omaslangen (de op-een-na raarste vraag), zoals al gemeld of kikkers kussen kunnen en de titelvraag, of je haaien mag aaien (de raarste vraag). Dat zijn allemaal min of meer hoe-vragen en zo zijn de waarom-vragen in dit  boekje ook bedoeld.
 
Het is een didactisch principe, dacht ik, dat je vooral vertelt hoe het zit en niet hoe het niet zit. Daar wijkt dit boekje glansrijk van af. Laten we die pelikaan nog even bekijken voor we met de haai eindigen.


Een pelikaan is een groepsdier, hij babbelt erop los. Een praatje hier, een praatje daar. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Zijn kwebbelbek staat nooit stil. Van zo veel getater, getoeter en getetter krijgt de pelikaan een grote bek.
 
Nee hoor:
 
Maar eigenlijk zit het zo, de pelikaan kan met zijn grote bek veel vis vangen. Hij slaat met zijn vleugels op het water en jaagt zo de vissen naar een ondiep stuk. Daar schept hij ze makkelijk op met zijn bek. Aan de bek hangt een keelzak, waardoor de pelikaan veel water en vis kan opscheppen. Als hij zijn bek in de lucht steekt, loopt het water weg en blijft de vis over. Die slokt hij dan in één keer op.
 
Altijd gedacht dat een pelikaan een snavel heeft. Hier zien we ook een valkuil van het waarom: als dit een reden zou zijn, zou je verwachten dat álle viseters zo'n keelzak hebben. Handig, niet waar? Het is ingewikkeld en (zie boven) weinig bevredigend om uit te leggen dat er nu eenmaal veel variatie in de natuur is, iets met vallen & opstaan ofwel trial & error, en nog een beetje toeval.
Maar dat het beest veel vis kan opslaan in die keelzak is ontegenzeggelijk waar, net als hun jachttechniek.


O.k., de hamvraag: 'Mag je haaien aaien?'
 
Fictief antwoord:
 
Haaien kunnen niet zo goed tegen aaien, knuffelen en kietelen. Ze krijgen er de slappe lach van en slaan dan wild om zich heen met hun staart en vinnen. Opgelet dus, want dat kan best gevaarlijk zijn. Ook een glibberende haai blijft altijd een stoer en sterk dier.
 
Feitelijk antwoord:
 
Maar eigenlijk zit het zo: haaien zien er met hun grote scherpe tanden en hun felle kleine ogen niet echt aaibaar uit. De kans dat jij bij het pootjebaden aan zee een haai tegenkomt is gelukkig heel klein. Als er toch eens een verstrooide haai in de buurt komt, maak je dan maar snel uit de voeten. Want als een haai op zoek is naar voedsel, zou die kunnen denken dat jij een zeehond bent of een ander lekker dier uit de zee. Die haai aaien is dan zeker geen goed idee!
 
Dat is niet echt een antwoord op de vraag of het mág. Maar wel een goed advies. Dat geldt trouwens in het algemeen voor álle wilde dieren, en ook voor huisdieren die niet bij je in huis wonen.
Of haaien 'felle ogen' hebben, is een kwestie van smaak, de auteur vindt kennelijk van wel. 
Die auteur staat wonderlijk genoeg niet vermeld op de voorkant van het boek, maar wel op de titelpagina en achterop: Katrijn De Wit. Inge Rylant maakte de illustraties, Laura Bergans deed de vormgeving.
 
Die illustraties zijn voor een 'weetjes'-boek wonderlijk abstract, zoals bovenstaande afbeeldingen tonen. Je zou met dit boekje als gids niet echt een flamingo herkennen, laat staan een haai. Mooi vormgegeven, maar nauwelijks informatief. En een 'weetjes'-boek zou het moeten zijn, want het is er een uit een reeks 'Wijze Weetjes', waarvan één met de beslist wel grappige titel Komt oude kaas van oude koeien?
 
De Wit, Katrijn, Inge Rylant en Laura Bergans. Mag je haaien aaien? Pelckmans, 2025. ISBN 978 94 6234 855 4, 52 p. 4e, volledig herwerkte druk. Oorspr.: 2019.    

vrijdag 3 oktober 2025

Leer- en ontwikkelgebieden

Natuurlijk, hoe meer er gelezen wordt, hoe beter. Wie niet leest, mist een hoop en is dus slechter af. Nou ja, luisteren kan ook nog, is goede tweede. Al is het maar omdat ook luisteren een vaardigheid is die lijkt af te nemen.
Niet alles wat er valt te lezen (of te beluisteren) draagt per se bij aan geluk, wijsheid en kennis. Al kun je zelfs van de berichten in hoofdletters van die ene president (met een achternaam die tot zijn geluk uit één lettergreep bestaat) iets leren, namelijk hoe vreemd zijn geest werkt.
Er wordt veel onzin en onwaarheid verspreid via de zogenoemde social media, en soms ook in andere media. Je moet echter goed kunnen lezen om zin van onzin te kunnen onderscheiden en de waarheid van beweringen te kunnen onderzoeken. 
 
Gelukkig vinden de docenten Inouk Boerma, Janneke de Jong-Slagman en Wenckje Jongstra dat 'de jeugdliteratuur in Nederland van zeer hoge kwaliteit is' (pfff, gelukkig maar, geen onvoldoende), en
 
'dus ja, er zijn veel jeugdboeken die je direct kunt inzetten in de leer- en ontwikkelgebieden. Denk aan De Wonderverteller van Lida Dijkstra over de reizen van Marco Polo als koopman en ontdekkingsreiziger. Hoe reisde hij en hoe kreeg men destijds een beeld van het Verre oosten? Naast kennis kun je je als lezer ook identificeren met het stoere en leergierige dienstmeisje Maria. Kortom, talrijke aanknopingspunten voor allerlei kerndoelen. En dan bevat het boek ook nog prachtige illustraties.'
 
Ze bedoelen het goed, maar tjonge, wat zit er veel stijfsel in de uitspraken van dit tamelijk zelfverzekerde drietal dat Mirjam Noorduijn interviewde. Laten we het ze vergeven, het zijn nu eenmaal docenten.
 
'We moeten studenten de juiste leesattitude meegeven,' aldus Boerma. 'Dat het normaal is als leerkracht boeken te lezen en je te blijven verdiepen in wat er nieuw verschijnt. Het zou echt al een grote stap zijn als er gewoon meer kinderboeken worden gelezen door studenten en leerkrachten.'
 
Waarvan akte. Het interview is te vinden in Lezen 2025-3.
Verder zijn er allerlei interessante artikelen en interviews te vinden in dit nummer. Aandacht voor Annemarie van Haeringen, vanwege de haar toegekende Max Veltuijs-prijs, voor Bette Westera wegens 25 jaar schrijverschap, voor de dit jaar overleden Aidan Chambers, voor docent Koen van Brussel die zijn leerlingen (havo/vwo) dystopiche romans voorschotelt, voor de dikke bundel poëzie over onderwijs, Er hangt iets van lente in de klas... die binnenkort ook in dit blog wordt besproken, voor Thekla Reuten die zich inzet voor Smartphonevrij Opgroeien en meer.
 
Het tijdschrift Lezen is gratis, wat voor uitgever Stichting Lezen natuurlijk een gevaar inhoudt: hoe succesvoller hoe meer oplage en daarmee meer kosten... Duur uithangbordje wordt het dan, het tijdschrift slokt nu al meer dan een kwart van het budget op. Er wordt dan ook een 'vrijwillige bijdrage' van € 15,- per jaar gevraagd. Maar ja, die is wel echt vrijwillig...
 
 
Lezen 2025-3. Stichting Lezen, 2025.   

donderdag 2 oktober 2025

Drol krijgt pootjes

Een apart, simpel prentenboekje: De vos en de drol, van Édouard Manceau, vertaald door J.H. Gever (zou zomaar een pseudoniem kunnen zijn van een medewerker van Gottmer), stevige bladzijden in een mooi dik omslag met ronde randen.
Beetje droge titel vergeleken met het origineel, L'incroyable petite histoire du renard, du caca et de la fourmi, ofwel 'De ongelooflijke kleine geschiedenis van de vos, de drol en de mier'.
Édouard Manceau is in Frankrijk vooral bekend om zijn kip, er is zelfs een tentoonstelling van te huren. 
 
  
 
Hij grossiert in kleine, grappige, karikaturale prentenboekjes voor peuters en kleuters, waarvan er slechts enkele in Nederlandse vertaling verschenen.
 
 
 
Vos gaat uit wandelen en moet ineens heel nodig. 
 
Snel ging hij achter een dikke boom zitten, waar niemand hem kon zien. En hij poepte.
 
 
 
Niemand? Scherpzinnige kijkertjes zullen de vogel op het hek opmerken. Die is er ook nog op de volgende dubbelprent, waar de drol pootjes krijgt.
Vos zet het op een lopen, de drol rent achter hem aan en gromt. Maar hij raakt moe en warm, neemt een duik in een vijvertje - en verandert in een mier. 
'Daar kwam de vos weer aangehold.' En voor de afloop: zie boekje. 
 
Heeft niet veel om het lijf, dit fabeltje, maar een drol die pootjes krijgt, dat zal veel jongere kijkertjes (en luisteraars) bekoren. Blijft bovendien de vraag wat er met de vos gebeurt als die verkoeling in het  vijvertje zoekt.
 
 
Manceau, Édouard. De vos en de drol. Gottmer, 2025. ISBN 978 90 257 8083 8, 30 p. Oorspr.: L'incroyable petite histoire du renard, du caca et de la fourmi. Seuil Jeunesse, 2023.   

dinsdag 30 september 2025

Kids

OK, kids zijn kinderen met een grote mond, dat is bekend, maar toch is het aardig en vermeldenswaard dat omroepvereniging VPRO besloot om de gids voor week 40, 4 t/m 10 oktober, aan kids te besteden, inclusief boekenzoeker, vanwege de Kinderboekenweek.
 
En Dierendag (4 oktober) namen ze ook even mee, op pad met Aart het Aardvarken van Anne Stalinski:
 
 

De twee pagina's grote Boekenzoeker werd gemaakt door Katja de Bruin (beeld Yoko Heiligers) en start met 'Houd je van realistische avonturen?' en leidt via ja/nee-vragen naar tien met zorg uitgekozen titels:
 
Berg, Cees van den. Het verhaal van een prinses en een pistool.
DiCamillo, Kate. Ferris.
Jacobs, Jaco. Over een zombiefilm en gelukkige getallen.
Koens, Enne. Vandaag komen we niet meer thuis.
Reynolds, Jason. Ghost.
Rundell, Katherine. Onmogelijke wezens
Thor, Annika. Een eiland in zee.
Thórarinsdottir, Arndis. Salto
Veldkamp, Tjibbe. De jongen die van de wereld hield.
Weber, Dirk. Welkom thuis, chrononauten

 

maandag 29 september 2025

Sprookjes van ergens

The Tjong-Khing is als 'sprookjesverteller' bekend sinds 2007, toen De sprookjesverteller verscheen. 

 
Het is inmiddels een reeks, waarvan er in dit blog tot nu toe twee zijn besproken, Sprookjes van overal en Russische sprookjes.
 
 

(Bij 'De gans met de zilveren eieren'.)
 
Alle opmerkingen over The als verteller bij Sprookjes van overal en Russische sprookjes zijn ook van toepassing op het recent verschenen Sprookjes van ergens. Het heeft niet zoveel zin om in herhaling te  vervallen. Voor wie geen zin heeft in klikken en teruglezen één citaat, met weglating van voorbeelden.

Khing hanteert een makkelijke, losse vertelstijl, bijna spreekstijl, als een (groot)vader die aan de rand van het bed zijn kinderen voorleest. Hij begint steevast met 'Lang, lang geleden, heel ver hier vandaan', gevolgd door 'was er eens', 'waren er eens' of 'leefde er eens' o.i.d., en eindigt vaak met een moraal, soms refererend aan een vermeend genrekenmerk.
Zoals hier spreekt hij vaker het veronderstelde publiek aan, en soms voert hij zichzelf op, zij het niet vaak en heel onnadrukkelijk.
Het valt nog mee dat hij zijn verhalen niet eindigt met 'en ze leefden nog lang en gelukkig', anders zouden ze met hun rituele begin perfect in het sprookjescliché passen. Dat geldt ook voor het veelvuldig voorkomen van koningen, prinsen en prinsessen e.d.
Ze lijken soms wat onlogisch, voor ons soort lezers, en daar breit de verteller soms een mouw aan door een verklaring te verzinnen.

Zo dus. Geldt m.m. voor Sprookjes van ergens, inclusief verwijzing naar het genre (p. 117):
 
Gelukkig maar dat zulke boze geesten alleen in sprookjes bestaan!
 
Ook nog maar even dit citaat uit genoemde besprekingen:
 
Sprookjes zoals deze, gebaseerd op oude verhalen, zou je ook toververhalen kunnen noemen. Plaats en tijd zijn (anders dan in sagen en legenden) onbestemd. Er komen vrijwel altijd magische elementen in voor, die doorgaans ook een rol spelen in de intrige. Er komen soms mensachtigen in voor die duidelijk niet homo sapiens zijn: elfen, dwergen, trollen, feeën, reuzen. Met de hoofdpersoon loopt het vrijwel altijd goed af, in tegenstelling tot stiefmoeders.
Er is een grote variatie aan intriges - maar niet oneindig, ze zijn door Anti Aarne en Stith Thompsom, later nog aangevuld door Hans-Jörg Uther (zie de zogenoemde Aarne-Thompson-Uther-index) en Vladimir Propp (Владимир Яковлевич Пропп) keurig in beeld gebracht.
Hieronder vallen niet de zogenoemde cultuursprookjes, sprookjesachtige verhalen die in de 19e eeuw en later werden geschreven. Verreweg de bekendste zijn die van Hans Christian Andersen - die zijn verhalen overigens geen sprookjes noemde.
 


(Bij 'Woeloer en het kleine visje'.)
 
Intrigerend is dat ook in Sprookjes van ergens opgave van bronnen ontbreekt. 
Ergens ligt nergens, als het ware, al wordt hier en daar wel een landstreek genoemd.
 
Fascinerend, want omdat alle bekende sprookjes al aan de beurt zijn geweest, bevat deze bundel grotendeels verhalen waarvan de herkomst soms lastig te raden is. Ja, 'Koning Midas' komt uit de Griekse mythenschat en 'Anansi de luiwammes' uit de ruime voorraad Anansi-verhalen. 
'De gans met de zilveren eieren' doet denken aan de fabel van Aesopus, al was het ei daar van goud, en liep het verhaal toch net anders en met het sprookje van Grimm, 'De gouden gans' heeft het niets van doen. De echte bron is de Pentamerone (De cunto de li cunti overo de trattenemiento de peccerille) van Giambattista Basile. Deze verhalenbundel werd postuum gepubliceerd in twee delen in 1634 en 1636 door zijn zus Adriana, onder het pseudoniem Gian Alesio Abbatutis, een anagram van zijn naam. 
Voor 'De brahmaan en de tijger' moeten we naar India en wellicht heeft Thé het verhaal gevonden in de Volksverhalenalmanak (pardon Volksverhalen Almanak, zie beleven.org), net als 'De bloedende zwaan', 'Woeloer en het kleine visje', 'De zilveren bloem' (in beleven.org 'Het zuiderkruis en zilver op het water'), 'Anansi de luiwammes' (= 'Anansi en de wonderboom'), 'De slangengeest en de toverspiegel', 'Het geborduurde tasje', 'Abina en de slang', 'De Feniksberg', 'De goede geest' en 'De onzichtbare Helga'.
Voor 'Momotaro', 'Tolla en de geest' en 'Romulo' zijn andere bronnen te vinden, al is het maar Wikipedia.


 (Bij 'De Feniksberg'.)
 
Intussen is Thé Tjong-Khing ook illustrator, met een geheel eigen stijl, en al veelvuldig bekroond. Een fijn pennetje, zorgvuldige lijnen en kleuren, bijna strip-achtig maar toch met onderkoelde expressie. De vele prenten maken Sprookjes van ergens een mooi boek, ook om voor te lezen. Het leeslint is een fijn extra.
 
Thé Tjong-Khing. Sprookjes van ergens. Gottmer, 2025. ISBN 978 90 257 8155 2, 168 p.  

vrijdag 26 september 2025

Avontuur...

Het avontuur lokt... een standaardfrase, ook wel cliché geheten. Ondernemers weten er wel raad mee. Disney, Efteling, Bobbejaanland, ... 'Kom langs in Desperado City voor een verfrissende rit in El Rio, en laat je doldraaien door de draaikolken.' Ja hoor.
Ook auteurs weten er wel raad mee. Zoek bijvoorbeeld in Jaapleest.nl op 'spanning en avontuur' en je krijgt tientallen, zo niet honderden titels voorgeschoteld, veelal voor veronderstelde lezers van 6 tot 12, pakweg basisschoolleeftijd. De meedogenloze detectives, Landhuis vol geheimen e.v.a.
 
 
 
Vol avontuur!, het is het gewoonste, veiligste en dus saaiste thema dat de CPNB kon kiezen voor de Kinderboekenweek van 2025. Lekker commercieel. Er valt verder niet veel over te schrijven. Uitgevers en kinderboekenwinkeliers wens ik een hoge omzet toe, en bibliotheken succesvolle acties.
Bijzonder is dat je, als je argeloos kinderboekenweek in je browser tikt, je kans loopt op zowel een site van Hebban terecht te komen als op kinderboeken.nl, een site van de uitgeverijen Condor, Leopold, Ploegsma en Witte Leeuw, alle van WPG Uitgevers. Daar heeft ooit een gisse medewerker op tijd een URL vastgelegd. De pagina van Hebban fungeert als link van de CPNB. Er is een Kinderboekenweekgeschenk (Lexie, van Kevin Hassing), een Prentenboek (De koning zonder paard van Levina van Teunenbroek en Charlotte Bruijn), een Kinderboekenweekgedicht (van Simon van der Geest), en natuurlijk zijn inmiddels de Gouden Griffel en Penseel bekend gemaakt en op 1 oktober uitgereikt.
 
 
 
 
De Gouden Griffel ging naar Lida Dijkstra wegens De wonderverteller, de Gouden Penseel naar Natascha Stenvert wegens haar illustraties in Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan van Pim Lammers. 
De Griffeljury bestond dit jaar uit Noraly Beyer (voorzitter), Sarita Bajnath, Noaemi Horbach, Jaap Friso, Astrid Goedknegt, Rick Teseling en Aisha Plein.
De Penseeljury bestond uit Emilie Sitzia (voorzitter), Miriam Bestebreurtje, Müzeyyen Çolak-Uysal, William Remmers en Maud van Suylen.
 
Bij Plint, ten slotte, verscheen een aflevering van het tijdschriftboek Dichter onder de titel Vol avontuur. Daar staan mooie gedichten in. Meer daarover in een komend bericht op dit blog.

woensdag 24 september 2025

Dementie ontwricht de verbeelding van een verhalenverteller

Robert Munsch is in ons taalgebied niet zo bekend, al zijn er wel boeken van hem in vertaling verschenen, o.a. zijn (bijna-)debuut The Paper Bag Princess (1980), hier eerst Prinses Papierzak (Malmberg, 1980) en later De prinses in de papieren zak (Jenny de Jonge, 1995). En Jenny de Jonge, met haar neus voor talent, deed er in 1995 meteen twee titels bij, Davids vader (David's Father, 1983) en Varkens (Pigs, 1992).
Ook Philippe Werck van Clavis merkte hem op en publiceerde in 1984 Mummel Mummel Mummel (Murmel Murmel Murmel, 1982) en veel later, in 2019 bracht Clavis De gigantische koffer (The Enormous Suitcase, 2017) en Wij verhuizen (Moving Day, 2018) uit.
 
Op 14 september jongstleden verscheen in de The New York Times een mooi, lang artikel c.q. interview door Katie Engelhart over & met verhalenverteller Robert Munsch. Verhalenverteller was hij meer dan schrijver. Hij putte zijn inspiratie uit talloze optredens voor kinderen, zowel in zalen als in schoolklassen.
Maar Munsch was een ingewikkelde persoon, had last van bipolaire stoornissen en moest zich twee keer inspannen om uit een alcoholverslaving te komen.
 
En nu, dat is de kern van het artikel, is bij hem dementie vastgesteld. 
 
Once a compulsive reader, Munsch can no longer make it through a book. The problem is not that he can’t remember what happened in the chapter before, but rather that the text itself — the perfectly ordinary prose — seems off. “It’s like when you taste an egg and it doesn’t taste right,” Munsch told me. Also, he’s often too tired to try. Too tired to go outside, even. “My life is shrinking that way.”

“I can feel it going further and further away,” Munsch says, of the way he used to think and work. Dementia and Parkinson’s disease have interrupted what once felt like a limitless supply of new stories. (Foto: Haruka Sakaguchi for The New York Times.)

Onmiddellijk na de diagnose wist Munsch dat hij het onwetende einde niet wou afwachten.
 
Shortly after his diagnosis, Munsch applied for and was approved for “medical assistance in dying,” or physician-assisted death, which was legalized in Canada in 2016. “Hello, Doc — come kill me!” he joked. “How much time do I have? Fifteen seconds!” Munsch watched one of his brothers, a monk, die slowly from Lou Gehrig’s disease, as those around him pushed for more treatment — ostensibly because it was God’s will. “They kept him alive through all these interventions. I thought, Let him die.” 
Munsch doesn’t want to linger that way. He thinks he will choose to go “when I start having real trouble talking and communicating. Then I’ll know.”

But he can’t wait too long because, under Canada’s law, he must be able to actively consent on the day of his death. “I have to pick the moment when I can still ask for it,” Munsch explained. 
The hitch is that nobody can tell him exactly when his capacity to consent will desert him. If he misses his chance, he said, turning to Ann, “you’re stuck with me being a lump.” 

Ann is zijn partner, met wie hij ruim veertig jaar is getrouwd. Lou Gehrig’s disease heet hier ALS.


Munsch aan het verhalen vertellen aan eersteklassers van de St. Denis Catholic School in Toronto, 1991.
 
Nog een citaat, einde interview.
 
Munsch is now at that unsettling, if sometimes brief, stage in the neurodegenerative process in which he is symptomatic but still self-aware. 
This allows him to watch himself lose himself. He wonders if, in a year, he will be “a turnip.” Recently, Munsch’s eldest grandchild, who is 7, asked him if he was sick and if he would die. “Yes,” he answered, because he believes in being honest with children.
 
Een goed en ontroerend interview. 
 
Engelhart, Katie. 'When Dementia Steals the Imagination of a Children’s Book Writer'. The New York Times, 14 september 2025.  

Wedstrijd dichten

De (Nederlandse) landelijke dichtwedstrijden Kinderen & Poëzie (6-12jr.) en Doe Maar Dicht Maar (12-18jr.) zijn weer begonnen. Insturen van zelfgeschreven gedichten kan tot en met 5 februari 2026. 
Op de website van organisator Poëziepaleis staan tips en lesbrieven. Er is een poëziegids te bestellen als handleiding voor lessen poëzie in het basisonderwijs. 
 
 
 
Stichting Poëziepaleis 
 
huisvest twee organisaties met een solide reputatie in poëzie-educatie: Stichting Kinderen en Poëzie, opgericht in 1990 en Stichting Doe Maar Dicht Maar, opgericht in 1985. Het Poëziepaleis brengt kinderen en jongeren in aanraking met poëzie om hen de schoonheid van taal te laten zien en hen kennis te laten maken met de mogelijkheden die taal biedt om gevoelens te uiten. Wij bieden een platform aan waarop kinderen en jongeren kunnen kennismaken met poëzie en zich kunnen uiten en ontplooien in de dichtkunst.

Op een speelse wijze laten wij kinderen kennismaken met poëzie door het aanbieden van lespakketten, workshops en masterclasses, de wedstrijden en de publicatie van een groot aantal winnaars in de jaarlijkse dichtbundels. Hierdoor boren we overal – soms onvermoed – talent aan.
 
Apart is de vermelding van 'redactieleden':
 
Redactieleden Kinderen & Poëzie

Esmé van den Boom, Maarten Praamstra, Sanne Lyske van Seggeren, Nicole Dijk, Willem Goedhart, Aline Douma, Hedwig Sekeris, Maaike Rijntjes, Marieke Pepping, Nicky de Boer, Iris Schuurmans, Joke Aartsen, Miriam Kerkhof en Nilab Hakim

Redactieleden Doe Maar Dicht Maar

Aline Douma, Esmé van den Boom, Willem Goedhart, Maaike Rijntjes, Hedwig Sekeris, Lilian Zielstra, Nicky de Boer, Nicole Dijk, Nilab Hakim, Maarten Praamstra, Iris Schuurmans, Joke Aartsen en Miriam Kerkhof.
 
Zoek de verschillen. 
 
Geen zin in? Beide lijstjes hebben niet direct zichtbaar een volgordesysteem, wellicht op volgorde van toetreding? Beide lijstjes tellen grotendeels dezelfde namen maar wel in een andere volgorde.
Marieke Pepping en Sanne Lyske van Seggeren komen alleen bij K&P voor.
Lilian Zielstra komt alleen bij DMDM voor.

dinsdag 23 september 2025

Beeldtaal, tekeningen uit 31 landen

IBBY Nederland was dit jaar sponsor van International Children's Book Day. Dat leidde tot een internationale tekenwedstrijd voor kinderen rond het thema beeldtaal. Die wedstrijd was een succes: 'Er waren maar liefst 2.461 inzendingen uit 31 landen, van een taalklas uit Nederland en van een kind uit het uiterste puntje van Chili, van Kazachstan tot Nigeria en de Verenigde Arabische Emiraten tot Australië. Van een bibliotheek uit een bergdorpje in Iran, jongeren van een kunstacademie in Letland tot heel veel enthousiaste schoolklassen en kinderen van de kinderopvang uit Griekenland.' Aldus een persbericht van IBBY Nederland.
De winnende tekeningen zijn hier te bewonderen. 
 
IBBY is 'a non-profit organization which represents an international network of people from all over the world who are committed to bringing books and children together'. Zie ook hier. Er zijn 85 landensecties, waaronder die van Nederland en België. De Belgische sectie kent twee afdelingen, de Nederlandstalige en de Franstalige.
 
Winnaar categorie 9-12: Arya Bhatia, India. 

 

vrijdag 19 september 2025

Steeds de zelfde twee

Dacht je dat ze verdwenen waren?
 
Nee hoor, daar zijn ze weer, nu in Lusitania. Maar daar wáren ze toch al eens? Nee, dat moet een hersenschim zijn. Het werd rond 15 september triomfantelijk aangekondigd: het 41e album over Asterix en Obelix, Asterix in Lusitania. De 'officiële site' gaf me een hint:
 
Op een mooie lentemorgen arriveert er een vreemdeling in het dorp. Hij komt uit Lusitania, het land van de zon ten westen van Hispania, dat ook onder het Romeinse rijk valt. De voormalige Lusitaanse slaaf hebben we al eerder ontmoet in Asterix en de Romeinse Lusthof en komt onze vrienden dringend om hulp vragen, want hij heeft namelijk gehoord over het krachtige effecten van de toverdrank. Voor Asterix en Obelix begint een nieuw avontuur!

Aha. Associaties met dat deel brachten het idee dat Lusitanië al een rol had gespeeld.

 
Dit verhaal zal ongetwijfeld op een zeer bekend voorkomende manier verlopen, met grappig bedoelde verwijzingen naar Portugal en een feestmaal aan het eind.
Dat de stripmakers René Goscinny en Albert Uderzo overleden zijn (resp. in 1977 en 2020) blijkt geen  beletsel voor het afdrukken van hun namen op het 41e album, al staan de namen van de levende makers er ook bij, Didier Conrad en Fabcaro (Fabrice Caro).
 

 
 
 

woensdag 17 september 2025

Zeeboek

Aelin is hoe dan ook geen doorsnee-boek. En er zijn heel wat elementen voor een goed verhaal. Een eiland ver in zee met een vuurtoren, een elfjarig meisje op dat eiland dat denkt dat ze van een andere planeet komt en het eiland deelt met twee heren die vinden dat ze haar vader c.q. grootvader zijn en verantwoordelijk zijn voor het vuurtorenlicht. Een fort van blauwachtige of zeegroene steen met een geheime kamer. Ze krijgt een hond cadeau, een wolfshond. Er spoelt een surfer aan, bijna verdronken, maar het meisje (Aelin) redt zijn leven. Er zijn tekenen van een geheimzinnige V. 's Nachts, in waakdromen, krijgt ze coupletten van een vers in haar hoofd en die schrijft ze op. Ze heeft niet het idee dat het haar eigen teksten zijn.

 
En doordat Aelin ook verteller is, krijgen we die coupletten ook te lezen. We maken alles mee wat zij verkiest te vertellen, als een soort radioverslag. Onze elf-, bijna twaalfjarige verteller maakt ons deelgenoot van veel emoties, gedachten, veronderstellingen,  verlangens, weerspannigheden. Deels schrijft ze die op in een Zeeschrift. Dat legt ze ons uit en ze vertelt ons (p. 25) haar taken. Waaronder:
 
Naast mijn dagelijkse taken en klusjes geef ik mezelf nog veel denkwerk:
8. Nadenken over waar ik vandaan kom.
9. Nadenken over wat ik hier doe. (De Mens bestuderen? Dit stukje Aarde in kaart brengen? Dat laatste was zo'n makkie. Als dat mijn opdracht was geweest, dan had ik allang weer naar huis kunnen gaan.)
10. Nadenken over hoe ik contact maak met mijn volk of familie.
11. Nadenken over hoe ik thuiskom. 
Over de punten 8 tot en met 11 denk ik de hele tijd, eigenlijk. Behalve als ik slaap. 

 
Dat verandert als ze die hond krijgt en die surfer aanspoelt. Dan heeft ze ineens minder tijd om na te denken. In het hoofdstukje Zeemeeuwsneeuw (alle hoofdstukjes beginnen met Zee-) krijgen we een indrukje.
 
   Jouw hart klopt in mijn hart
 
Wat is dat voor zin/onzin?  Jouw hart klopt in mijn hart. Mijn ogen zitten nog dicht, toch zie ik meer woorden zweven in het rode donker van mijn hoofd. Er was nog een kamer vrij. Waar komen deze zinnetjes vandaan? Ze klinken niet alsof ik ze zelf zou bedenken. Maar ik heb ze gedroomd. Dus moet ik ze opschrijven in mijn logboek.
Ik wil opstaan, maar er ligt een berg zand op mijn onderbenen. Raar. Ik probeer mijn ogen open te krijgen. Wacht, dat zand was onderdeel van de droom. Of nachtmerrie. Een van mijn zeedromen die om de zoveel tijd terugkomt: ik kan niet ontsnappen aan de zee. Iets met strand, mijn voeten bedolven onder zwaar nat zand, golven die over me heen rollen en ik kan me niet bewegen. Brrrrr. 
O ja.
Hondenhaar.
Zucht.
Mijn leven is voorbij. Afgelopen is het met eindeloos uitslapen, urenlang lezen, dagen achter elkaar klussen in de Zeeloods. Nu heb ik een Ritme.


Zo zitten we opgesloten in het hoofd van onze verteller Aelin. Geef je maar over, want anders moet je het boek dichtslaan. Ik kan me voorstellen dat een andere, eventueel anonieme verteller het anders had gedaan, vermoedelijk met minder woorden, minder uitroepen als brrrrr, Zucht en zo. Had met ongeveer dezelfde elementen een ander en wellicht sterker verhaal opgeleverd. Meer lading met minder woorden.
 
Het is niet anders, we doen het met Aelin. (Dezelfde letters gaan in alien, en dat had Aelin ook al ontdekt. Leuke vondst.)
 
Hoe gaat dat hier, op p. 216, een flinke sprong in het verhaal? 
 
Van zo dichtbij iemand aankijken was nooit iets voor mij, maar nu wil ik het. Ik heb geen idee hoe het is om een tweeling te zijn. Tweelingen zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Wat ik nu voel is een onbekend en toch onmisbaar gevoel van eenheid. Ik ben van deze vrouw gemaakt. Ben ik echt uit haar lichaam tevoorschijn gekomen? Het is moeilijk te bevatten, met je verstand, dan. Mijn lijf begrijpt het prima. Onze ogen trekken ons naar elkaar toe. Het spiegel-in-de-toekomst-effect is er nog. Haar gezicht dat net als het mijne van boven breder is en naar de kin toe puntiger wordt. Haar haar is veel langer en ze is ouder, maar haar ogen zijn van dezelfde zeekleur als de mijne. De neus, haar mond: zo zie ik er later uit. Later. Er verschuift iets, in mijn binnenste. 'Later' verschuift. Draait, honderdtachtig graden. Mijn 'later' ziet er opeens totaal anders uit. Niet meer op een andere planeet. Valentina is mijn 'later'. Hoe V ouder wordt, hoe ik op haar lijk, kan ik alleen zien als ik hier op aarde blijf, op het eiland. Maar waar zou ik anders heen moeten? Mijn volk uit de ruimte is naar mij gekomen. Ik kan gewoon bij Lud, Oli en Fenra blijven. Ik hoef niemand te missen en nergens meer heen, behalve naar de surfers, als ik Hunakai wil bezoeken.
Maar zo simpel als iemand opzoeken is dat niet. Toch? Of voor Valentina wel? Wat als ze ons alleen even komt opzoeken, en weer wegvliegt als ze terugverlangt naar de stilte... En wat als ze gewoon wil blijven en doen of er niks is gebeurd? Alsof er geen jaren verstreken of verloren zijn gegaan. Zo makkelijk komt ze daar toch niet mee weg? Of, beter gezegd, zo vanzelfsprekend kan ze toch niet ons leven binnenvallen? Alsof ze gewoon in haar eentje met vakantie is geweest. Maar dan wel tien jaar. Ik probeer de storm in mijn hoofd onder controle te brengen en adem langzaam uit. Als een zachte zucht.
 
Na dit vertoog, zo goed als een voordracht of college ('of, beter gezegd'), komt het
 
'Schatje toch.' Valentina glimlacht met haar nog natte gezicht. 'Sorry dat ik zo lang weg was, Maanmeisje. Ik ga mijn best doen om de schade in te halen.'
 
ietwat als een koude douche. Weet Valentina dan niet hoe welsprekend haar dochter is? Welke bijna-twaalfjarige krijgt zo'n vertoog uit haar strot? Geen enkele, en Aelin ook niet want die denkt het alleen maar. Alleen maar? Enfin... Een tour de force, om ons zo'n vertoog voor te schotelen als meebelevers in Aelins geest. Aan de andere kant, hoe had een anonieme verteller dit ons voorgeschoteld? Hoe zou een scenarist, een regisseur dit omwerken tot een filmscène?
 
Met wat erop volgt is dat makkelijker. Dat lijkt geschreven voor een film en er zitten wat cliché'tjes in. (Die knipoog, vreselijk.)
 
'Schatje toch.' Valentina glimlacht met haar nog natte gezicht. 'Sorry dat ik zo lang weg was, Maanmeisje. Ik ga mijn best doen om de schade in te halen.'
Maanmeisje. Dat woord komt bij haar vandaan. 'Is het gedicht dat in mijn hoofd verscheen van jou? Dat lied?'
'Van ons.' Valentina trekt me weer tegen zich aan. 'Ons lied heeft me vanavond thuisgebracht. Net op tijd.'
'Op tijd?'
'Voor je verjaardag.' Ze knipoogt en haalt haar vingers door mijn haren. 'En ook op tijd voor mezelf.' V kijkt niet meer nar mij, ze staart over mijn schouder. 'Lees mijn brieven maar een keer.'
Welke brieven? Ik moet dit allemaal verwerken. De belangrijkste vraag die me nu te binnen schiet is:  'Ben ik dan géén ruimtewezen?'
'Natuurlijk wel,' zegt Valentina in mijn haar. 'We bereizen allemaal dezelfde ruimte en allemaal zijn we ruimtewezens van sterrenstof.'

 
Hiermee heb ik redelijk wat intrige weggegeven, dus verschaf ik verder geen details behalve dat V ook letterlijk uit de ruimte komt, met iets dat op een ruimtevaartuig lijkt - maar ook een helikopter zou kunnen zijn. Ik schreef al: Aelin is geen doorsnee-boek. De rol van surfer Hunakai, die haar leert zwemmen, die van de hond Fenra, die van Lud en Oli, ze worden hier niet belicht. Ze passen in het verhaal.
Lees zelf maar. Als je de verteller en wat onwaarschijnlijkheden voor lief neemt, heb je een bijzonder verhaal in handen.


Bolt, Arienne. Aelin. Met illustraties van Mark Janssen. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1702 7, 305 p.   

maandag 15 september 2025

Hendrik Tollens

was een verfhandelaar die graag toneelstukken en verzen schreef.
 
Zoals dit:
 
De liefde op het ijs

De wintervorst vierde zijn lusten de toom
en vloerde met schotsen het meer en de stroom;
de veldvreugde ruimde voor de ijsvreugde plaats
en meertjes en stroompjes weerkaatsten de schaats.

Schoon Elsje, een boerinnetje, poezel en mals,
verloor in het zwenken de boot van haar hals
en Koenraad, de flinkste gezel van het oord,
ontdekt die en raapt die en rijdt ermee voort.

'Wat deert u, schoon Elsje!' zo vraagt hij alras,
terwijl zij al schreiende zoekt langs de plas.
'Mijn bootje' (zo snikt zij) 'helaas ben ik kwijt:
het viel in de sneeuw of misschien in een bijt.'

''t Was wis van een vrijer, tot meerder verdriet?'
'Neen, 't was van mijn moeder: ik kreet anders niet.'
'Kom, wis maar uw traantjes: wij vinden 't wel weer;
leg op maar, en zoek maar de baan op en neer.' 
 
En nog veel meer coupletten volgen. Het loopt zo af:

Zij pozen en kozen: hij vleit haar een blos,
terwijl glipt er nogmaals een schaatsje weer los;
hij bindt en herbindt het, en weifelt en fleemt,
en vraagt en verkrijgt, en begeert nog, en neemt.

De landjeugd reed af en het maanlichtje klom,
en Koenraad gaf Elsje haar bootje weerom,
en gaf haar een ring en een kusje zo teer!…
Maar ging met haar hartje, en nooit gaf hij 't weer.

Zijn werk is niet meer erg in trek, maar voor wie de smaak te pakken heeft: zie gedichten.nl.

 
Er staat een standbeeld van hem in Rotterdam, waar hij geboren werd en zijn bedrijf had, en in Rijswijk is zijn laatste woning vertimmerd tot Tollenshuis, waar Museum Rijswijk gevestigd is. Zie ook Wikipedia, De onvolprezen Bibliotheek der Nederlandse Letteren (DBNL) en het Tollensfonds. Dat fonds ontstond in 1860 aldus:
 
Op de zestigste verjaardag van Tollens in 1860 werd door zijn vrienden en vereerders een fonds opgericht, om Tollens blijvend te kunnen eren. Het was oorspronkelijk bedoeld om oudere dichters, die in moeilijke financiële omstandigheden verkeerden, te kunnen steunen Sinds 1902 veranderde het toenmalige bestuur dat.

Met de vijfjaarlijkse Tollens-prijs wordt een letterkundige geëerd die naar het oordeel van de jury opvallende literaire waarde bezat in de afgelopen periode.
 
 
Joke van Leeuwen. (Foto ANP.)
 
En die eer viel in september 2025 toe aan Joke van Leeuwen, wat mij betreft een zeer goede keuze. Die mening deel ik met anderen, gelukkig, want haar bekroning werd opgemerkt door de Volkskrant (met dank aan Pjotr van Lenteren), Tzum, Neerlandistiek en meer. Eerder werd Joke van Leeuwen bekroond met onder meer de Theo Thijssenprijs (2000, voor haar werk voor kinderen), de Gouden Ganzenveer (2010) en de Constantijn Huygensprijs (voor al haar werk, 2012). Plus nog flink wat Griffels en Penselen en zie ook hier.
De jury, tevens bestuur van het Tollensfonds, bestond uit Jan Baeke, Lotte Jensen, Hans Kolff, Bas Kwakman, Ruud Poortier, Kila van der Starre en Aleid Truijens. 
De uitreiking is/was op 5 oktober in het Tollenshuis. 

zondag 14 september 2025

Drunolaï, maahnvars, ayaans, capricaurum, pixies, sprites, awahul, rotstrollen, scolopendra ingensica, indriks e.v.a.

Hoe houd je op hol geslagen fantasie in het gareel? Die vraag beving me halverwege het curieuze boek Rhodinya, op zoek naar balans, boek 1 van een auteur met de geheimzinnige naam R.G. Nabwaltik en uitgegeven door C&R Publishing, een 'jonge uitgeverij die zich vooral richt op fantasy van Nederlandse bodem' en dat blijkt voorlopig enkel Rhodinya te zijn.
 
Over R.G. Nabwaltik geen woord, ook niet op de website Rhodinya. Evenmin op internet. Aan ChatGPT een keer gevraagd van welke Nederlandstalige auteur de naam een anagram kon zijn. Uit het antwoord:
 
De naam R.G. Nabwaltik levert geen directe en duidelijke anagram op van een bekende Nederlandstalige auteur. Het is mogelijk:
Een anagram van een minder bekende auteur.
Een bewust misleidend pseudoniem of zelf verzonnen naam.
Een anagram waarbij de initialen "R.G." niet meedoen aan het anagram zelf.
 
Bij een tweede vraag, enkele dagen later, 'Wie zou R.G. Nabwaltik kunnen zijn?' volgt een antwoord dat deze nieuwe mededeling bevat:
 
Het boek is uitgegeven door C&R Publishing (en via Pumbo.nl), met illustraties van S. Plaisier en bewerking/redactie door Haags Bureau Boekenmakers (en voor de Nederlandse versie ook Wendy Scholte Hendriksen). 
 
Pumbo is een bedrijf dat belooft: 'jouw boeken te laten drukken zonder kopzorgen', met 'gratis bestandscontrole door een expert'. Het Haags Bureau heeft zo te zien al heel wat boeken verzorgd maar op de site staat niets over Rhodinya. Wendy Scholte Hendriksen is ook online te vinden en blijkt een mediator. Ze heeft iets met moestuinieren maar werkt ook mee aan het Haags Bureau, dat geleid wordt door 'Wendy en Paul' en op een vraag naar de auteur volgt een antwoord waaruit ik citeer: 'R.G. Nabwaltik is inderdaad een pseudoniem.'
Op Boeken-cast staat:
 
R.G. Nabwaltik kiest bewust voor de anonimiteit, er is weinig bekend over deze auteur. “Het verhaal moet alles vertellen, het gaat niet over wie het vertelt”, aldus Nabwaltik. Rhodinya – Op zoek naar balans is zijn debuut. Dit boek is deel 1 in een reeks van 4 of 5 delen. Deel 2 en 3 zijn reeds geschreven, deel 2 wordt verwacht in 2026. Zowel de Engelstalige (Seeking balance) als de Nederlandstalige versie van dit boek verschenen gelijktijdig.  
 
Kortom, het blijft een raadsel. Te denken valt aan een introverte, graag games spelende fantast. Van illustrator S. Plaisier en omslagontwerper Anisha is evenmin iets te vinden. Een en al mystificatie.
 
 
 
Thom vond het verbazingwekkend dat ze toch altijd weer de rode draad in haar betoog wist terug te vinden, ondanks haar slechte geheugen. (p. 53, hoofdstuk 3)
 
Mevrouw Altenstar, Thoms buurvrouw in deze wereld, de ze in dit fragment, zou de ideale lezer zijn van Rhodinya. Want als je ergens moeite voor moet doen bij dit verhaal is de rode draad onthouden. Uitweidingen in overvloed, en vaak overdadig lang. Aan wie echt van plan is het hele verhaal te lezen valt aan te raden om een lijstje bij te houden van personages, soorten wezens en wendingen en misschien ook van de deuren en poorten die gepasseerd worden. 
Met zo'n zwerftocht door gangen, zalen en deuren begint het verhaal ook, als in een videospel. Die game-achtige gewaarwording kwam vaker terug, maar helaas viel er niets terug- of door te spoelen en kon ik geen invloed uitoefenen op het gedrag van mijn avatar. Geduld, geduld. Geduldig wachten tot de anonieme alleswetende verteller weer op het hoofdpad terug was en klaar was met zijn (of haar) beschrijvingen. Halverwege gaf ik op. Om enkele weken later het boek toch weer op te pakken. Nu zou ik toch echt de hele tekst lezen en me zo min mogelijk ergeren aan de stijve, bijna klinische en vormelijke stijl.
 
Het is me gelukt.
 
Hoofdstuk 1
 
EEN BIJZONDER VERZOEK
 
Een echo, geboren uit een mengelmoes van stemmen, baande zich een weg door de lucht. Weerkaatsend tegen de muren galmde hij door de ruimte en veroorzaakte een lichte trilling in de trommelvliezen van Thom,
 
Thom...
Thom...
Help ons Thom_o_o_o om...
He_e_e_e_e_elp ons alsjeblieft
 
De smeekbedes drongen door tot in de kern van Thoms hart en ontvlamden een diepgeworteld verlangen om er gehoor aan te geven. Zoekend naar licht werden Thoms pupillen steeds wijder. Kortstondig hield hij zijn adem in. Hij probeerde zich te oriënteren. Gevoed door nieuwsgierigheid verweven met verwarring strekte Thom zijn armen, op zoek naar de tastbare grenzen van het onbekende. Zwevend tussen realiteit en illusie flitste een stortvloed aan vragen door zijn gedachten. Waar was hij? Waar kwamen de stemmen vandaan? Wat wilden ze van hem?
 
Zo begint het verhaal. Een echo die 'zich een weg baant', 'lichte trilling in de trommelvliezen van Thom'. Smeekbedes die een 'diepgeworteld verlangen ontvlamden'. (Een zeldzaam geval van transitief gebruik van ontvlammen.)
Een ruime bladzijde verder gaan Thoms ogen open, niet zonder moeite want fel licht verblindt hem bijna (kost een hele alinea) en dan hebben we de eerste zaal. Citaat.
 
Thom stond in het midden van een immens grote zaal. De ruimte had een klassieke, elegante uitstraling. Het indrukwekkende, hoge plafond was gedrapeerd en versierd met allerlei ornamenten. Er hingen tientallen kroonluchters aan, waarvan de grootste precies boven Thom hing. De chandeliers hadden een basis van goud met daaraan duizenden, prachtig fonkelende kristallen. De vloer was van wit, gepolijst marmer. Een koningsblauwe loper liep van de voorkant van de zaal naar de achterkant, waar zich een bordes bevond.
Met een bewonderende blik bekeek Thom de overvloed aan pracht en praal. Degene die hier woont, moet wel heel erg rijk zijn, dacht hij. Schilderachtige tapijten en kunstzinnige schilderijen sierden de wanden. Ook hingen er verschillende portretten van vorstelijke figuren, maar het meest interessante vond Thom de schilderijen met afbeeldingen van diermensen en andere wezens die hij nooit eerder had gezien.
Ben ik daadwerkelijk in een kasteel of ben ik aan het dromen, dacht Thom. De ruimte had zoveel betoverende elementen dat hij moeilijk kon geloven dat het allemaal echt was. Zelfs de tafels en stoelen in dit vertrek waren met de grootste aandacht vervaardigd. Het houtwerk was kundig opgeschuurd en afgelakt, het had een prachtige glans. De toevoeging van gedetailleerde en kunstzinnige inkervingen met symbolen en dieren gaf de meubels een volmaakte afwerking.
 
Zo kan-ie wel even. Bijna een hele bladzijde. Die chandeliers heb ik niet verzonnen. En wie vindt die kristallen nou prachtig, de verteller of Thom, die e.e.a. 'met een bewonderende blik bekijkt'. (Dat is vast iets anders als 'bewondert'.) 'Pracht en praal' valt als licht ironische staande uitdrukking uit de toon. En dan die meubels die 'met de grootste aandacht vervaardigd zijn'. 'Kundig opgeschuurd en afgelakt'. Alsof er een meubelverkoper aan het woord is.
We zijn hier nog maar op p. 9... van de 382, waarvan slechts een tiental of zo wordt ingenomen door de tekeningen van 'S. Plaisier' (die overigens alleen in het colofon wordt vermeld).
 
De rode draad komt zo, maar eerst nog een voorbeeld van dit merkwaardige proza. We zijn dan een heel eind verder, al middenin het verhaal. Amara, maahnvarprinses, denkt dat Thom een bedrieglijke magiër is en zit achter hem aan. Komt later nog goed, maar eerst...
 
Amara kwam bij de grot aan. De hondmaahnvars liepen voor haar uit de grot in. In tegenstelling tot Thom konden de hondmaahnvars wel in het donder zien. Aryan transformeerde in een ijsbeermaahnvar zodat ook voor hem alles zichtbaar was ondanks het feit dat het donker was. Hij tilde Amara op zijn schouders. De grot was hoog genoeg om zo naar binnen te lopen. Ze volgden het spoor van Thom, maar bij de tweede afslag waar er een keuze gemaakt moest worden, bleven de hondmaahnvars verbaasd staan kijken. Amara, die net zomin in het donker kon zien als Thom, vroeg waarom ze stil bleven staan. Een van de hondmaahnvars antwoordde dat Thom naar rechts was gegaan, maar dat de bewegwijzering aangaf dat het een plek was met gevaar en dat de uitgang aan de andere kant moest zijn. Amara stond erop dat ze de route van Thom zouden volgen. De hondmaahnvars stormden vooruit de zigzaggende gang in.
Onverwacht stapte een van de hondmaahnvars op een tegel in het midden van het gangpad, waardoor er plots vier hekken met scherpe pijlen aan de onderkant naar beneden vielen, elk op een gelijke afstand van enkele passen. Drie van de vijf hondmaahnvars werden door de hekken gespiest en overleden ter plekke. De andere twee zaten gevangen tussen de hekken.
'Wat gebeurt er?' vroeg Amara.
'Er zijn drie van onze hondmaahnvars gestorven omdat een van hen op een boobytrap stapte,' zei een van de luipaardmaahnvars.
 
Enzovoort. Wat een stroperig proza. Een 'afslag waar er een keuze gemaakt moest worden', alles zichtbaar 'ondanks het feit dat het donker was', en een zigzaggende gang instormen, hoe doe je dat? Die hondmaahnvar zal toch niet verwacht op een tegel trappen, en wat doet dat minutieuze 'elk op een gelijke afstand van enkele passen' er nou toe? Zo kunnen we nog wel even doorgaan en dat het hele boek lang. De geheimzinnige R.G. Nabwaltik heeft véél fantasie, maar was vermoedelijk te eigenwijs om zijn (of haar, of hun) tekst eens voor te leggen aan een ervaren redacteur. Samen waren ze er vast uitgekomen. Wie weet was het boek dan de helft korter geweest, en heel fijn om te lezen, vooral voor fantasy-liefhebbers.
 
En let op, de oplettende lezer zal het gezien hebben, dit is nog maar boek 1! Er staat ons nog iets te wachten.
Ik kan het niet laten de heerlijk drakerige laatste alinea te citeren.
 
'Thom!' gilde Amara. Ze hervond de kracht in haar benen en rende naar het einde van Rhodinya. Hoopvol keek ze over de rand naar beneden. Maar Thom was er niet meer. Met een haperende ademhaling en schokkende schouders probeerde ze haar emoties te onderdrukken. Haar ogen vulden zich met tranen die onophoudelijk over haar wangen rolden. Diep in haar hart voelde ze een intense pijn die ze nooit eerder had ervaren.
 
Einde boek 1
 
Die rode draad. Daar moet toch iets over gemeld worden, zeker na die 'haperende ademhaling en schokkende schouders' en dat over een rand naar beneden kijken. (Ooit over een rand naar boven gekeken? Ja, het kán...) En die tranen die 'onophoudelijk over haar wangen rolden', ondanks dat 'onderdrukken van haar emoties'.
 
De rode draad, of een begin ervan, vinden we op p. 17:  
 
'Als je zo om je heen kijkt, lijkt het hier misschien vredig en mooi, maar in werkelijkheid leven wij hier in gevangenschap. Rahnox houdt ons gevangen, hij zou ons vrijlaten als wij jouw geest naar Rhodinya hadden gehaald.'
 
Aldus Aarun, een oude Drunolaï. 
Het is uiteindelijk Rahnox die Thom over de rand van Rhodinya duwt.
Meer geef ik niet weg. Er zijn nog queestes-in-queestes en vele, vele zijpaden, en de titel van deze recensie is gebaseerd over alle zonderlinge wezens in dit verhaal, dat nog best bijzonder geweest had kunnen zijn als de auteur zijn (niet haar, daar ben ik wel achter gekomen) ongebreidelde fantasie in toom had kunnen houden en de hulp had gevraagd van een goede, dus strenge redacteur. Nu is het toch een merkwaardige gemiste kans. Met een mooie kaart op de schutbladen, dat wel.
 
 
Nabwaltik, R.G. Rhodinya, op zoek naar balans, boek 1. C&R Publishing, 2025. ISBN 978 90 834646 9 5, 382 p.