Op zaterdag 17 september vond in Amsterdam de 3e Middag van het Kinderboek plaats.
Het was een ruime middag, want om 12 uur startten al vier workshops voor illustratoren. Zie
hier voor een verslagje van Claudia Jong van de workshop die
Klaas Verplancke gaf en van de overige middag.
Ik begin aan het eind. Om half 5 maakte de
CPNB namelijk bij monde van directeur Eppo van Nispen tot Sevenaer bekend dat de verdwenen Gouden Zoen weer wordt ingesteld en nu als Gouden Lijst. Twee Gouden Lijsten om precies te zijn: een voor het beste oorspronkelijk Nederlandse boek voor 12-15 jaar en een voor het beste vertaalde, plus nog drie eervolle vermeldingen maar die worden niet ingelijst. Zie ook
hier.
Winnaar
Rindert Kromhout was er beduusd van: die morgen had hij namelijk nóg een prijs voor
Soldaten huilen niet in ontvangst genomen: de
Thea Beckmanprijs. Tevreden klemde hij de Lijst tegen zijn borst en zo nu en dan hield hij hem triomfantelijk omhoog.
Ook
Mal Peet was aanwezig en blij. Hij won de Lijst voor het beste vertaalde boek voor 12-15 met
Tamar, dat je op z'n Engels als
Teimer blijkt uit te moeten spreken, hetgeen juryvoorziter
Gerlien van Dalen vervolgens helaas braaf overnam. Juryvoorzitter: ja, want de CPNB bleek de Griffeljury (die op 26 september met zijn lijstje komt) te hebben opgedragen ook maar de categorie 12-15 erbij te doen. En zoals ik het
persbericht van de CPNB uitleg, blijft dat zo.
Mooi vond ik dat Eppo van Nispen tot Sevenaer de meest zichtbare organisator en tevens (onnavolgbare) presentator van de drie Middagen van het Kinderboek,
Ted van Lieshout, in het zonnetje zette met ereteken en staf. Al vond ik het natuurlijk jammer dat hij vergat te vermelden dat Ted het jaar daarvoor al de
Leesgoedprijs had ontvangen. (Geen idee overigens of er nog een Leesgoedprijs 2011 komt...)
Jammer vond ik ook dat (op instigatie van de CPNB) zo'n beroepspresentator was ingeschakeld voor de uitreiking van de Lijsten.
Sipke Jan Bousema voegde werkelijk niets toe. (Ik had nog nooit van hem gehoord, maar ik kijk veel te weinig tv.) Wel was het komisch om waar te nemen hoe presentator Ted zich maar moeizaam schikte in het afstaan van de rol.
Daarvóór was inmiddels het schilderij af waaraan
Philip Hopman de hele middag had gewerkt. Ja, tenslotte was het in de eerste plaats een middag over en voor illustratoren.
Het schilderij (waarvan t.z.t. hopelijk een betere afbeelding) werd geschonken aan een van de sponsors van de Middag van het Kinderboek, de
Openbare Bibliotheek Amsterdam, die diverse zalen en ook het (vrijwel volle) Theater van het Woord beschikbaar stelde. Directeur Hans van Velzen nam het zelf in ontvangst. Mooi gebaar en het was ook onderhoudend om tijdens de lezingen te kijken naar de voortgang.
'Hoe speel je het klaar om het precies op tijd af te hebben?', was na afloop een vraag uit de zaal. Philip Hopman maakte een gebaar van zweet van zijn voorhoofd vegen en zei, 'Het is een gave...' Het gelach voldeed, Ted vroeg hem niet hoezo dan.
Dan de lezingen. Allereerst: een officieel verslag volgt nog, niet op mijn blog maar via dat van Ted, als Weblog zijn zaakjes weer op orde heeft, en de website van
BNO, een andere sponsor. Ik kan het dus kort houden.
Hans Hagen memoreerde het ontstaan van het
modelcontract (voor auteurs en uitgevers van kinderboeken), maar ook het verzoek van BNO om daar toch weer veranderingen in aan te brengen en het totaal negeren van dat contract door de educatieve uitgeverijen. Verder wees hij op de zorgelijke daling van omzetcijfers en de even zorgelijke concentratie op bestsellers, met berekenbare gevolgen voor royalties.
Er verscheen een sommetje op het scherm:
Bronnen en zo zijn mij ontgaan, maar die verschijnen ongetwijfeld in het officiële verslag. De teneur is duidelijk: veel voor weinigen, weinig voor velen.
En dan liet hij de verdeling van inkomsten tussen auteur en illustrator goeddeels buiten beschouwing.
Dat deed
Sjoerd Kuyper niet, integendeel. Hij rekende de zaal voor dat auteurs er door de invoer van het modelcontract alleen maar op achteruit zijn gegaan. Steen des aanstoots is wat hem betreft het delen van de royalties met de illustrator. Vroeger kreeg je als auteur 10 % van de opbrengst, en de illustrator werd daarnaast betaald door de uitgever. Nu moeten auteur en illustrator de royalties delen: 7,5 % voor de auteur, 2,5 % voor de illustrator, door de bank genomen. De uitgever is er dus op vooruit gegaan, de illustrator alleen voorzover het werk ook wordt verkocht en de auteur helemaal niet. Hij voorspelde kinderboeken met weinig illustraties, en moeizame verhoudingen tussen auteurs en illustratoren.
Hij kwam met een voorstel, 'kille blikken uit de zaal' trotserend:
Over de eerste 4000 exemplaren van een gemiddeld kinderboek van 180 p., met 11 pagina's illustraties. wordt 11 % royalty gegeven: 9 % voor de auteur, 2 % voor de illustrator. Die ontvangt daarnaast meteen, en onherroepelijk, € 2000,-. (Dan verdient de illustrator tenminste ook nog aan een zo goed als niet verkochte dichtbundel.)
Over de volgende 6000 wordt 13 % royalty gegeven: 11 % auteur, 2 % illustrator.
Over de daaropvolgende 10000 15 % royalty: 13 % auteur, 2 % illustrator.
En daarna, nadat deze 20000 eerste exemplaren zijn verkocht: 15 % royalty voor de auteur, niets voor de illustrator.
Leuk, zo'n voorstel, maar het houdt geen rekening met prentenboeken en zulke nuances had hij er nog aan kunnen toevoegen.
Die 'kille blikken' van illustratoren had Kuyper overigens goed ondervangen door mooi te beschrijven hoe hij de illustraties bij zijn werk had ervaren als een 'geschenk', vergelijkbaar met de muziek die een componist bij je werk maakt. Waarbij hij die ontbrekende nuance terloops had ingevuld door te vertellen hoe hij illustratrice
Annemarie van Haeringen er toe had overgehaald méér te ontvangen dan de 50 % die zij had voorgesteld.
En aan kille blikken van uitgevers is-ie gewend, neem ik aan, na die 'vermaledijde' Annie M.G. Schmidtlezing die hij in 2009 had gehouden, zie ook
hier.
Anne Hoogewoning, van het
Fonds BKVB, legde vervolgens uit hoe je als illustrator een werkbeurs kon aanvragen. 'Het kan nog tot en met 2012...' In 2013 gaat het Fonds BKVB samen met de Mondriaan Stichting, onbekend of en hoe dan nog beurzen voor illustratoren beschikbaar zullen zijn.
Gert Gerrits, van de BNO, had een soortgelijk praktisch vertoog.
Jen de Groeve belichtte de verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse illustratoren. Interessante lezing, hopelijk verschijnt die ook nog in
De Leeswelp, waarvan ze hoofdredacteur is. Ze wees onder meer op de relatief jonge traditie in Vlaanderen, vergeleken met Nederland. En volgens haar beschouwen veel Vlaamse illustratoren zich niet als verluchtigers van een dominante tekst, maar als (mede)scheppers van een boek. Heel anders dus dan iemand als
Fiel van der Veen, die in zijn toespraak, waarschijnlijk ongewild, dit beeld bevestigde: je probeert de bedoeling van een auteur te begrijpen en passend beeld te leveren. Hij illustreerde dit door drie zeer verschillende plaatjes te tonen bij het gegeven: jongen komt van school thuis bij vader, die aan het stofzuigen is.
Overigens toonde Jen, ondanks haar eigen motto 'bij gebrek aan traditie', dat er wel degelijk een illustratietraditie in Vlaanderen bestond: maar dat was er een van flauwe, zoetelijke plaatjes. Als reactie daarop kwam er een golf aan vernieuwing. Ze tekende daarbij aan dat die ook een gevaarlijk kantje heeft: vernieuwing wordt bijkans een norm, die tot experimenten kan leiden die ver over de hoofden van de veronderstelde jonge lezers en kijkers heengaan.
Het beeld werd iets genuanceerd door
Lars Deltrop en
Helen van Vliet, die heel wat voorbeelden toonden van Nederlandse illustratoren die eveneens vernieuwend zijn, en tot de slotsom kwamen dat vernieuwing en communicatie (met die veronderstelde lezer/kijker) tot vruchtbare resultaten leidt.
Komt er in 2012 weer een Middag van het Kinderboek? Ted van Lieshout zinspeelde er wel op, vooral in combinatie met de Doos bij de ingang, bedoeld voor giften. Al zou die ook bestemd kunnen zijn voor zijn honorarium, zoals hij tijdens de borrel (mogelijk gemaakt door de BNO) ironisch opmerkte. Het zij hem gegund. De organisatie kost hem ongetwijfeld veel tijd, ook al wordt hij gesteund door anderen, zoals Hans Hagen, Marijke Troelstra (van de OBA, en dank voor je snelle reactie) en Toin Duijx (
IBBY Nederland). En dat is zijn eigen, onbetaalde tijd.