Zoeken in deze blog

woensdag 22 augustus 2012

Jeugdliteratuur bestaat 2


Goed, jeugdliteratuur bestaat dus, ook al suggereert de titel Jeugdliteratuur bestaat niet anders. Zie mijn eerste bespreking.
Hoofdstuk 1 logenstraft de titel onmiddellijk: 'Zestig jaar jeugdliteratuur, vernieuwing en stagnatie'.
Trouwens, al in zijn inleiding schreef Peter van den Hoven: 'Jeugdliteratuur bestaat niet komt niet met duidelijke gevolgtrekkingen en dito conclusies, integendeel, maakt de verwarring waarschijnlijk alleen maar groter. En dat is dan eens onbedoeld.' (p. 17)
Valse bescheidenheid, Peter. Ik struikel in je boek over de conclusies en sweeping statements. (Wat was alweer het verschil tussen gevolgtrekking en conclusie? Je bent ook dol op lekker bekkende (bijna)tautologieën.)
Peter van den Hoven kiest positie. Dat is tegelijk de kracht en de zwakte van dit boek. De kracht omdat hierdoor iemand aan het woord is die met hartstocht en veel argumenten (soms wat schots en scheef en vaak wat wijdlopig gepresenteerd) zijn zaak verdedigt. Die zaak is niet dat jeugdliteratuur niet zou bestaan, wel dat het beste uit de jeugdliteratuur zich kan meten met het beste uit de literatuur voor volwassenen, dat dit niet voldoende wordt erkend, en dat er eigenlijk gewoon over literatuur moet worden gesproken, waarbij sommige literatuur toevallig ook voor jongere lezers genietbaar is.
De zwakte is, vind ik, dat dit een overtrokken positie is, die verongelijkte en verontwaardigde toonzetting in de hand werkt en een niet vol te houden stelling voortbracht (jeugdliteratuur bestaat niet), die helaas zelfs tot titel is verheven. Daarover ging mijn eerste bespreking.

Het volgende citaat (p. 30) is nog tamelijk ingehouden:
'Toch is er ook een andere kant. Ondanks een levendige en creatieve boekenmarkt, waarop elk jaar opnieuw veel jeugdliteratuur wordt gepresenteerd die zich als vanzelfsprekend in het spannende grensgebied tussen kind en volwassene ophoudt, moet gezegd dat de doorbraak en vernieuwing die daarmee gepaard is gegaan, steeds vaker te maken krijgt met drempels en remmingen. Er is sprake van een gevoelige stremming, omdat beperkingen, weerstanden en soms regelrechte tegenwerkingen van interne en externe aard (zowel van binnen de wereld van het jeugdboek als daarbuiten), versperringen en barrières opwerpen die nieuwe stappen vooruit bemoeilijken en frustreren. Er is zelfs sprake van een soms onverhulde tendens naar vroeger, naar het traditionele kinderboek met van oudsher bekende, stabiele en vooral ook veilige waarden en kaders.'
Oef. 
Afgezien van de worstzinnen (daaraan lijden meer vakscribenten), halve tautologieën ('bemoeilijken en frustreren', 'versperringen en barrières') en andere minder geslaagde stijlbloempjes ('gevoelige stremming?'): noem man en paard!
Wees gerust, dat doet hij ook, maar niet meteen. RonVreeken, Joukje Akveld, Nanda Roep, Pjotr van Lenteren, Ruud Kraaijeveld, Paul Steenhuis, Wilbert Smulders, Anton Korteweg, Anne de Vries en anderen, allen krijgen verderop (vooral in hoofdstuk 4) onder uit de zak, de een wat heftiger dan de ander. Gefundeerd, dat zeker, maar ook aanvechtbaar. Wat jammer dat niemand meer met Peter van den Hoven in debat kan.

Het wordt tijd, vind ik, om de sterkste kanten van Peter van den Hoven voor het voetlicht te halen. Nee, dat is niet zijn getheoretiseer en evenmin kan ik de passages bewonderen waarin hij met apodictische uitspraken gehakt maakt van anderen, zelfs als ik hem in essentie kan volgen, bv. over Paul Steenhuis' boek over de Kameleon-reeks.
In zijn polemieken is hij in zijn element, maar naar mijn idee blaast hij soms iets te hoog van de toren. Zie bv. p. 195-196, over 'Leesbevorderaars en literairen', waarin hij naar mijn idee een tegenstelling veel te sterk aanzet die door de beste leesbevorderaars allang is overbrugd, te beginnen met de legendarische Jannie Daane.

Hij is op zijn best als hij afzonderlijk werk bespreekt, gewoon als recensent, of als interviewer. Dat is in de hoofdstukken 10 tot en met 17, waarin achtereenvolgens Wim Hofman, J.R. Rowling, David Almond, Henrivan Daele, Floortje Zwigtman, Peter van Gestel en Akky van der Veer aan bod komen, plus 21, over het programma WiZiWik. Alleen jammer dat hij bij Almond en Rowling de Nederlandse vertalingen als uitgangspunt lijkt te hebben genomen, niet de originele uitgaven. Hij prijst (mogelijk op basis van een interview door Thomas de Veen in NRC Handelsblad) Rowlings vertaler (p. 232). Nou, over die vertalingen heb ik andere uitspraken gehoord, maar zolang ik zelf niet heb vergeleken, zal ik er niet op ingaan.

Hoven, Peter van den. Jeugdliteratuur bestaat niet, of de voort-durende strijd om het kinderboek. Tielt /Leidschendam, Lannoo Campus / Biblion, 407 p., ISBN 978 90 807 9330 9.
Zie ook voorgaande bespreking.

Bovenop het stapeltje te bespreken boeken, zie ook mijn opmerking bij Verborgen talenten, is Critical and Creative Perspectives on Fairy Tales: An Intertextual Dialogue between Fairy-Tale Scholarship and Postmodern Retellings van Vanessa Joosen.

3 opmerkingen:

  1. Hahaha, kreeg ik uit de zak? Ik heb het boek nog niet ter recensie gekregen, zal het nu toch eens aanvragen. Inderdaad jammer dat we niet meer met hem in debat kunnen. Aan de andere kant ook weer niet. Want het is zo'n zinloos debat. Peter van den Hoven heeft zijn hele leven in een parallel universum doorgebracht. Waarom maak jij je er eigenlijk nog zo druk om?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Tussen haakjes: Wiebe Buddingh' is een prima vertaler, wat je kunt zien aan zijn vertalingen van andere auteurs, bijvoorbeeld die van Kevin Brooks. Dat zijn Rowling-vertalingen kritiek krijgen (ook van mij) heeft twee oorzaken: a) het Engels van Rowling is gewoon niet zo goed en b) Buddingh' is geen ster in het verzinnen van fantasievolle namen, waar Rowling juist wel goed in is. Carlo Kannewasser is mijn favoriete voorbeeld. Een bijfiguur in het derde deel, maar een tragische hoofdpersoon in het vierde deel. En dat dan met zo'n naam: vreselijk. Een aantal van zijn andere vertalingen zijn echter erg goed.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Oordelen over de vertaling van Rowling laat ik graag aan Pjotr en anderen over.
    Discussies over de status van jeugdliteratuur interesseren me omdat ik ruim dertig jaar beroepsleven met kinderboeken heb gevuld. Kinderboeken kun je beoordelen als kunst. Dan zit er veel mislukte kunst tussen, maar ook heel veel moois. Dat vond en vind ik als volwassene en ik heb er geen moeite mee dat wat ik onder ogen kreeg expliciet voor kinderen werd aangeboden.
    Er zijn kinderen in soorten en maten, soms geeft de inhoud aanleiding om boeken speciaal hun aan te bieden, soms wat minder, maar altijd zal de uitgever een keuze moeten maken.
    Want kinderboeken kun je ook beoordelen als handelswaar. En het is niet moeilijk uit te leggen dat kinderen als handelspartner verschillen van volwassenen, al was het maar omdat ze doorgaans geen boeken kopen; dat doen hun ouders of vergelijkbare volwassenen. Het zijn twee verschillende markten, zoals dat dan heet. Nijntje tussen Jeroen Brouwers en Boudewijn Buch, of Gerrit Krol tussen Geert de Kockere en Guus Kuijer, dat verkoopt heel moeizaam, ook al noem je Bruna en Kuijer duizend keer 'literatuur zonder leeftijd'.
    Trouwens ook een moeizaam te verkopen tijdschrifttitel.
    Graag schaar ik me aan de zijde van diegenen die erop wijzen dat er veel mooie jeugdliteratuur bestaat, ook (heel soms vooral) genietbaar voor volwassenen. En ik wil best een robbertje meepraten over dat kleine contingent jeugdliteratuur dat vooral voor volwassenen genietbaar zou zijn en of dat jeugdliteratuur mag heten.
    Maar het komt voor dat ik wat narrig wordt van pretenties, van 'wij willen er ook bijhoren'. Die narrigheid deel ik met Pjotr, zie ik.

    BeantwoordenVerwijderen