Het Franse satyrische weekblad Charlie Hebdo heeft iets met de Islam. Ik citeer de handige samenvatting in Wikipedia:
' In 2006 was Charlie Hebdo een van de tijdschriften in Europa die de spotprenten op Mohammed, die in het Deense Jyllands-Posten controverse hadden uitgelokt, opnieuw publiceerden. Jacques Chirac veroordeelde deze actie als „manifeste provocatie“. Op 1 maart 2006 werd, als reactie op de agitatie in de moslimlanden, het Manifest van de twaalf gepubliceerd. Op de daaropvolgende 15de maart organiseerde het Franse Ministerie van Cultuur een speciale zitting waarop verschillende karikaturisten van Charlie Hebdo gefeliciteerd werden als verdedigers van de persvrijheid en de democratie.
En onlangs bracht het blad het eerste deel uit van La vie de Mahomet, 'les débuts d'un prophète'. Dat ging niet onopgemerkt, ook Nederlandse en Vlaamse kranten maakten er een bericht van en o.a. de Volkskrant interviewde de hoofdredacteur.
En het blad meldt zelf: ' Avant même la sortie en kiosque de La Vie de Mahomet, le ministère iranien des Affaires étrangères déclarait:«Nous condamnons toute injure à caractère religieux […] et nous exigeons que des actions en justice contre les caricaturistes soient introduites.» Pas de manifestations ou d’appels au meurtre plus ou moins déguisés, seul le recours à la justice est invoqué. Il y a du progrès. ' Ofwel: nog voordat het nummer in de handel was verklaarde het Iraanse ministerie van buitenlandse zaken al dat het iedere belediging van religieuze aard veroodeelt en dat het eist dat er juridische actie zou worden ondernomen.
Ik kocht het blad op 2 januari in een kiosk in Parijs. de verkoper lachte een beetje en haalde het vanonder de toonbank vandaan.
Volgens de makers, Zineb El Rhazoui en Stéphane Charbonnier, hebben zij zich gebaseerd op islamitische bronnen. Er wordt in het verhaal dan ook verwezen naar noten, 90 in totaal, achterin het album, van Sayyed Mahmoud al-Qimnî tot Abû at-Tâhir ad-Dîn Muhammad ibn Yâacûb ibn Muhammad ibn Ibrâhîm ach-Chîrâzî al-Fîrûzâbâdî. In het voorwoord legt Zineb uit dat ze deze bronnen zorgvuldig hebben gehanteerd. Blijft staan dat de profeet wel is afgebeeld... Waarom?
'Parce que Charlie, journal de dessinateurs, a pour vocation, pour devoir, de dessiner, et se réserve le droit de caricaturer qui l'inspire. Toutefois, cet ouvrage n'est pas non plus une suite d'anecdotes nées de l'imagination profane d'un dessinateur impie. Ici, Muhammad n'est pas représenté, il n'est pas caricaturé. Son personnage, de petit bonhomme jaune de Charb, est un métaphore.' Ofwel: omdat Charlie een blad is van tekenaars en zich het recht voorbehoudt om van alles dat inspireert een karikatuur te maken. Dit werk echter is geen reeks anekdotes verzonnen door een onheilige profane tekenaar. Hier wordt Mohammed niet afgebeeld noch gekarikaturiseerd. Zijn personnage, het gele mannetje van Charb, is een metafoor.'
Wat een vondst... een afbeelding als metafoor. Zouden we er in Teheran of Caïro echt van onder de indruk zijn?
Enfin, het verhaal verloopt chronologisch, vanaf oude gewoontes rond de Kaâba tot diezelfde Kaâba maar nu veertig jaar later, als Mohammed bel et bien is erkend als boodschapper van God. Zijn jeugd zit vol wonderen. Zo kwam hij eens bij de rivier een tweetal in het wit geklede heren tegen, de een met een zilveren kruis, de ander met een kostbare schaal met ijs. Die namen hem mee naar de top van de heuvel, sneden hem open en haalden een zwarte vlek uit zijn lijf.
Ze gooiden die weg en zeiden: wij verlossen je van haat en jaloezie. En daarna wasten ze zijn hart met het ijs. Hij voelde geen enkele pijn. Het waren de aartsengelen Gabriel en Michaël. Bron volgens de voetnoot: Alî ibn Burhân ad-Dîn al-Halabî, As-Sira al-Halabiya.
Het is maar een van vele wonderlijke zaken die hem overkomen. Een andere is het wolkje dat hem op hete dagen beschermt tegen de zon.
Aan het eind van het verhaal hoort hij steeds stemmen. Die jagen hem angst aan. Hij gaat te rade bij ene Waraqa ibn Nawfal en die zegt: blijf luisteren en vertel me wat de stemmen zeggen. Om dat goed te doen gaat Mohammed (pardon, zijn metafoor) naar de grot van Hirâa en daar verschijnt aan hem een engel (volgens voetnoot 87 de engel Gabriel ofwel Jibrîl).
Bang keerde Mohammed zijn gezicht af, maar waarheen hij zijn blik ook keerde, de engel bleef in zicht. En zegt: 'Mohammed, je bent door God gezonden naar deze gemeenschap. Je moet de mensen en geesten oproepen om te erkennen dat er geen andere God is dan Allah.' En geeft hem een kostbaar perkament, waarop Mohammed zegt: 'Ik kan niet lezen.' Maar dat is voor de engel geen probleem of hij hoort het niet.
Thuis heeft hij nog wel wat zetjes nodig om zijn nieuwe taak te aanvaarden en het eerste wat-ie doet is een rondje om de Kâaba lopen, op de laatste pagina.
C'est le ton qui fait la musique en die toon zit 'm vooral in de tekeningen. Want met een heel andere tekenstijl zou het verhaal waarachtig nog iets serieus kunnen hebben. De tekst is tamelijk zakelijk en laat vele tekenstijlen toe. (Wat zou Hans Kresse ervan gemaakt hebben?)
Neem nu pagina 41, een episode uit het hoofdstuk 'Les guerres sacrilèges' (de ontheiligende oorlogen):
Tekst:
Un dénommé Badr ibn Mâachar y tenait salon. 'Je suis le plus noble des Arabes, que celui qui se prétend plus élevé s'en prenne à moi.'
Il n'eut pas fini sa phrase qu'un homme jaillit de la foule et lui trancha la jambe.
Le deuzième fijâr éclata également au souk Okadh en jeune de la tribu des Banû Kinâna fit de lourdes avances aà une commerçante...
... et insista pour qu'elle otât son voile...
... ce qu'elle refusa.
Il passa alors derrière son dos et accrocha discrètement son voile avec une épingle.
Lorsqu'elle se leva, elle provoqua les moqueries de la foule.
Humiliée, elle appela 1a la rescousse sa faction tribale des Banû Âamir, qui entrèrent en guerre contre les Banû Kinâna.
(Ofwel, min of meer vrij vertaald: Een man genaamd Badr ibn Mâachar had er een salon. 'Ik ben de edelste der Arabieren, laat wie zich hoger acht mij aanvallen.'
Hij had zijn zin nog niet af of een man sprong uit de menigte en hakte zijn been af.
Het tweede incident vond plaats op de markt van Okadh. Een jongeman uit de stam Banû Kinâna maakte een handelaarster met aandrang het hof ...
... en drong erop aan dat ze haar sluier zou afdoen ...
... ze weigerde.
Vervolgens maakte hij achter haar rug stiekem haar sluier vast met een speld.
Toen ze opstond, kreeg ze de spot van de menigte over zich heen.
Vernederd riep ze de stam Banû Âamir ten hulp, en die verklaarde de oorlog aan de Banû Kinâna.)
Beeld:
Niet alleen voegt de tekenaar hier het een en ander toe dat niet in de tekst staat, maar het zijn vooral zijn poppetjes. Tja, het verhaal zou dan niet karikaturaal bedoeld zijn (tongue in cheek), maar hier wordt zodanig overdreven dat je toch zeker wel van karikaturen mag spreken.
Voeg hieraan toe de laconieke manier waarop de wonderen worden opgedist, de trivialiteiten hier en daar en het resultaat is in ieder geval niet dat je na afloop denkt: wát een voorbeeldige figuur, die Mohammed, pardon, die metafoor voor Mohammed.
De spot zit hem in de tekenstijl. Dat maakt het voor fundamentalistische gelovigen nog heel lastig om gegronde bezwaren te maken, want feitelijk wordt de profeet nergens beledigd.
Maar ja, hij blijft wel een klein geel poppetje met hangwangen... net als alle figuren in dit verhaal.
Dat zó ter wereld komt:
Eerbiedwaardig? Hm. Al heeft-ie toch maar mooi die bijzondere vlek op zijn schouder, door Charb meteen van enkele stevige haren voorzien. En zijn komst blijft niet onopgemerkt:
Een bliksemstraal die de hele wereld verlicht!
Vooralsnog zijn de kantoren van Charlie Hebdo deze keer niet bestormd. Tenzij me berichten ontgaan (wat heel goed kan), blijft het in Islam-geörienteerde kringen vooral stil.
' In 2006 was Charlie Hebdo een van de tijdschriften in Europa die de spotprenten op Mohammed, die in het Deense Jyllands-Posten controverse hadden uitgelokt, opnieuw publiceerden. Jacques Chirac veroordeelde deze actie als „manifeste provocatie“. Op 1 maart 2006 werd, als reactie op de agitatie in de moslimlanden, het Manifest van de twaalf gepubliceerd. Op de daaropvolgende 15de maart organiseerde het Franse Ministerie van Cultuur een speciale zitting waarop verschillende karikaturisten van Charlie Hebdo gefeliciteerd werden als verdedigers van de persvrijheid en de democratie.
De Moskee van Parijs, de Union des organisations Islamiques en France en de Islamitische Wereldliga spanden, naar aanleiding van de publicatie van de desbetreffende spotprenten, een proces tegen Charlie Hebdo aan. Op 7 en 8 februari 2007 oordeelde het Hooggerechtshof van Parijs echter dat een veroordeling ongegrond was.
In de nacht van 2 november 2011 werd op de kantoren van het blad een aanslag met een Molotovcocktail uitgevoerd. Dit zou verband houden met de eenmalige uitgave van een editie genaamd 'Charia Hebdo', waarvan Mohammed gastredacteur zou zijn. 'En onlangs bracht het blad het eerste deel uit van La vie de Mahomet, 'les débuts d'un prophète'. Dat ging niet onopgemerkt, ook Nederlandse en Vlaamse kranten maakten er een bericht van en o.a. de Volkskrant interviewde de hoofdredacteur.
En het blad meldt zelf: ' Avant même la sortie en kiosque de La Vie de Mahomet, le ministère iranien des Affaires étrangères déclarait:«Nous condamnons toute injure à caractère religieux […] et nous exigeons que des actions en justice contre les caricaturistes soient introduites.» Pas de manifestations ou d’appels au meurtre plus ou moins déguisés, seul le recours à la justice est invoqué. Il y a du progrès. ' Ofwel: nog voordat het nummer in de handel was verklaarde het Iraanse ministerie van buitenlandse zaken al dat het iedere belediging van religieuze aard veroodeelt en dat het eist dat er juridische actie zou worden ondernomen.
Ik kocht het blad op 2 januari in een kiosk in Parijs. de verkoper lachte een beetje en haalde het vanonder de toonbank vandaan.
Volgens de makers, Zineb El Rhazoui en Stéphane Charbonnier, hebben zij zich gebaseerd op islamitische bronnen. Er wordt in het verhaal dan ook verwezen naar noten, 90 in totaal, achterin het album, van Sayyed Mahmoud al-Qimnî tot Abû at-Tâhir ad-Dîn Muhammad ibn Yâacûb ibn Muhammad ibn Ibrâhîm ach-Chîrâzî al-Fîrûzâbâdî. In het voorwoord legt Zineb uit dat ze deze bronnen zorgvuldig hebben gehanteerd. Blijft staan dat de profeet wel is afgebeeld... Waarom?
'Parce que Charlie, journal de dessinateurs, a pour vocation, pour devoir, de dessiner, et se réserve le droit de caricaturer qui l'inspire. Toutefois, cet ouvrage n'est pas non plus une suite d'anecdotes nées de l'imagination profane d'un dessinateur impie. Ici, Muhammad n'est pas représenté, il n'est pas caricaturé. Son personnage, de petit bonhomme jaune de Charb, est un métaphore.' Ofwel: omdat Charlie een blad is van tekenaars en zich het recht voorbehoudt om van alles dat inspireert een karikatuur te maken. Dit werk echter is geen reeks anekdotes verzonnen door een onheilige profane tekenaar. Hier wordt Mohammed niet afgebeeld noch gekarikaturiseerd. Zijn personnage, het gele mannetje van Charb, is een metafoor.'
Wat een vondst... een afbeelding als metafoor. Zouden we er in Teheran of Caïro echt van onder de indruk zijn?
Enfin, het verhaal verloopt chronologisch, vanaf oude gewoontes rond de Kaâba tot diezelfde Kaâba maar nu veertig jaar later, als Mohammed bel et bien is erkend als boodschapper van God. Zijn jeugd zit vol wonderen. Zo kwam hij eens bij de rivier een tweetal in het wit geklede heren tegen, de een met een zilveren kruis, de ander met een kostbare schaal met ijs. Die namen hem mee naar de top van de heuvel, sneden hem open en haalden een zwarte vlek uit zijn lijf.
Ze gooiden die weg en zeiden: wij verlossen je van haat en jaloezie. En daarna wasten ze zijn hart met het ijs. Hij voelde geen enkele pijn. Het waren de aartsengelen Gabriel en Michaël. Bron volgens de voetnoot: Alî ibn Burhân ad-Dîn al-Halabî, As-Sira al-Halabiya.
Het is maar een van vele wonderlijke zaken die hem overkomen. Een andere is het wolkje dat hem op hete dagen beschermt tegen de zon.
Aan het eind van het verhaal hoort hij steeds stemmen. Die jagen hem angst aan. Hij gaat te rade bij ene Waraqa ibn Nawfal en die zegt: blijf luisteren en vertel me wat de stemmen zeggen. Om dat goed te doen gaat Mohammed (pardon, zijn metafoor) naar de grot van Hirâa en daar verschijnt aan hem een engel (volgens voetnoot 87 de engel Gabriel ofwel Jibrîl).
Bang keerde Mohammed zijn gezicht af, maar waarheen hij zijn blik ook keerde, de engel bleef in zicht. En zegt: 'Mohammed, je bent door God gezonden naar deze gemeenschap. Je moet de mensen en geesten oproepen om te erkennen dat er geen andere God is dan Allah.' En geeft hem een kostbaar perkament, waarop Mohammed zegt: 'Ik kan niet lezen.' Maar dat is voor de engel geen probleem of hij hoort het niet.
Thuis heeft hij nog wel wat zetjes nodig om zijn nieuwe taak te aanvaarden en het eerste wat-ie doet is een rondje om de Kâaba lopen, op de laatste pagina.
C'est le ton qui fait la musique en die toon zit 'm vooral in de tekeningen. Want met een heel andere tekenstijl zou het verhaal waarachtig nog iets serieus kunnen hebben. De tekst is tamelijk zakelijk en laat vele tekenstijlen toe. (Wat zou Hans Kresse ervan gemaakt hebben?)
Neem nu pagina 41, een episode uit het hoofdstuk 'Les guerres sacrilèges' (de ontheiligende oorlogen):
Tekst:
Un dénommé Badr ibn Mâachar y tenait salon. 'Je suis le plus noble des Arabes, que celui qui se prétend plus élevé s'en prenne à moi.'
Il n'eut pas fini sa phrase qu'un homme jaillit de la foule et lui trancha la jambe.
Le deuzième fijâr éclata également au souk Okadh en jeune de la tribu des Banû Kinâna fit de lourdes avances aà une commerçante...
... et insista pour qu'elle otât son voile...
... ce qu'elle refusa.
Il passa alors derrière son dos et accrocha discrètement son voile avec une épingle.
Lorsqu'elle se leva, elle provoqua les moqueries de la foule.
Humiliée, elle appela 1a la rescousse sa faction tribale des Banû Âamir, qui entrèrent en guerre contre les Banû Kinâna.
(Ofwel, min of meer vrij vertaald: Een man genaamd Badr ibn Mâachar had er een salon. 'Ik ben de edelste der Arabieren, laat wie zich hoger acht mij aanvallen.'
Hij had zijn zin nog niet af of een man sprong uit de menigte en hakte zijn been af.
Het tweede incident vond plaats op de markt van Okadh. Een jongeman uit de stam Banû Kinâna maakte een handelaarster met aandrang het hof ...
... en drong erop aan dat ze haar sluier zou afdoen ...
... ze weigerde.
Vervolgens maakte hij achter haar rug stiekem haar sluier vast met een speld.
Toen ze opstond, kreeg ze de spot van de menigte over zich heen.
Vernederd riep ze de stam Banû Âamir ten hulp, en die verklaarde de oorlog aan de Banû Kinâna.)
Beeld:
Niet alleen voegt de tekenaar hier het een en ander toe dat niet in de tekst staat, maar het zijn vooral zijn poppetjes. Tja, het verhaal zou dan niet karikaturaal bedoeld zijn (tongue in cheek), maar hier wordt zodanig overdreven dat je toch zeker wel van karikaturen mag spreken.
Voeg hieraan toe de laconieke manier waarop de wonderen worden opgedist, de trivialiteiten hier en daar en het resultaat is in ieder geval niet dat je na afloop denkt: wát een voorbeeldige figuur, die Mohammed, pardon, die metafoor voor Mohammed.
De spot zit hem in de tekenstijl. Dat maakt het voor fundamentalistische gelovigen nog heel lastig om gegronde bezwaren te maken, want feitelijk wordt de profeet nergens beledigd.
Maar ja, hij blijft wel een klein geel poppetje met hangwangen... net als alle figuren in dit verhaal.
Dat zó ter wereld komt:
Eerbiedwaardig? Hm. Al heeft-ie toch maar mooi die bijzondere vlek op zijn schouder, door Charb meteen van enkele stevige haren voorzien. En zijn komst blijft niet onopgemerkt:
Een bliksemstraal die de hele wereld verlicht!
Vooralsnog zijn de kantoren van Charlie Hebdo deze keer niet bestormd. Tenzij me berichten ontgaan (wat heel goed kan), blijft het in Islam-geörienteerde kringen vooral stil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten