Voluit: Zwart, Sambo, Tien kleine negertjes, Pijpje Drop, Pompernikkel en anderen, het beeld van de zwarte mens in de Nederlandse illustratiekunst 1880-1980, door Jeroen Kapelle, m.m.v. Dirk J. Tang, en het verscheen al in 2008. Sorry, toen bestond dit blog nog niet.
Misschien heb ik het laten liggen omdat het een beetje ontluisterend is. Ik laat mijn lezers graag weten dat er prachtige (jeugd)literatuur bestaat - en wie deze studie doorbladert, ziet het ene na het andere visuele cliché voorbij komen. Veel cliché's komen voort uit een mengsel van slordigheid, luiheid en minachting, maar sommige cliché's komen tevoorschijn ondanks goede bedoelingen.
Kapelle toont dat fraai aan de hand van een verhaal van Pieter Louwerse, Zwarte Sam, of Een neger is ook een mensch (1895). 'Ween niet, goede Sam!' staat er onder de titelplaat, die toont hoe een meisje de tranen droogt van Sam, die, zo blijkt uit de tekst, 'mishandeld is' (Kapelle). Het meisje zegt: 'Wij zijn hier in een vrij land Sam! Hier is een neger ook een mensch! Ik een mensch ben? riep Sam verwonderd.'... En zo wordt bediende Sam krompratend ten tonele gevoerd, als niet heel slim.
Het is de start van hoofdstuk 1 en een reeks afbeeldingen waarvoor karikaturaal de vriendelijkste benaming is. Al zijn er ook minder diskwalificerende afbeeldingen, en worden ook blanke figuren als karikatuur afgebeeld.
Als we bijvoorbeeld kijken naar Oki en Doki in de kookpannen van de nikkers (ca 1955) dan wel negers (1974) (p. 55), zien we vier karikaturen. Maar de zwarte figuren zijn wel het meest vertekend.
Carol Voges kon er wat van, ook de pastoor uit Joeko in het land van de zon (1961) (links hieronder) is een karikatuur.
Ook het jagertje in Peter; Pierre; Pedro (van A.H. Boswijk, 1955) is een karikatuurtje - maar hij loopt mooi wel voorop, het baasje.
'Eind jaren zeventig komt er een algemene kentering in het weergeven van zwarte mensen. Wereldwijd emanciperen vanaf de jaren vijftig en zestig zwarte bevolkingsgroepen zich. Het stereotiepe beeld van zwarten wordt als beledigend en not done aangemerkt.' Met Annemarie van Haeringen in Ik heb twee staarten als voorbeeld.
Het is een informatieve studie.
Jammer vind ik het gebrek aan aandacht voor de tekst waarbij al die plaatjes werden afgedrukt. Bij Bulletje en Bonestaak gaat hij op dat punt (p. 58) de mist in. Slechts enkele keren komt de tekst ter sprake, bijvoorbeeld op p. 68-69 over Nienke van Hichtum, en vooral aan versjes besteedt hij wel enige aandacht. Maar het is toch te weinig. Met alle waardering voor de aandacht voor illustratiewerk blijft het bespreken daarvan zonder context toch een heikele zaak.
Jammer vind ik ook het buiten beeld blijven van Vlaamse illustraties. Kuifje (in Afrika) had beslist een plaats moeten krijgen in een studie met dit onderwerp.
Jeroen Kapelle en Dirk J. Tang. Zwart; Sambo, Tien kleine negertjes, Pijpje Drop, Pompernikkel en anderen; Het beeld van de zwarte mens in de Nederlandse illustratiekunst 1880-1980. Koninklijke Bibliotheek / d' jonge Hond, 2008. ISBN 978 90 89100 78 8.
Kuifje in Afrika |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten