Zoeken in deze blog

woensdag 17 april 2019

Boel taarten met Haring

De Week van het Geld is allang voorbij als dit stukje klaar is, maar dat hoeft me er niet van te weerhouden om wat aandacht te geven aan geld en die fantastische wetenschap economie.
Of die week een succes was? Geen idee, maar in 2020 is er weer een.
In de dagbladen die me onder ogen kwamen las ik er niets over.

Geld, economie en kinderen: er is doorgaans weinig spannends te beleven. Voor kinderen onder de 12 herinner ik me brave boekjes, die veel uitleggen - maar ook veel niet.
Als ik geld intoets in de catalogus van De Jeugdbibliotheek (de website die het oude Leesplein en Boekenjeugdonline heeft vervangen, een aanzienlijke verarming maar daarover misschien een andere keer) krijg ik duizenden resultaten en als ik toespits op non-fictie nog altijd een tweeduizend. Maar daarbij zit echt van alles, ook verhaaltjes waarin geld een rol speelt, en de annotaties zijn helaas miniem.
Een verschijnsel dat onlangs nog de kranten haalde, namelijk het hoge bedrag aan schulden dat wereldwijd uitstaat (243.200 miljard US$, zo'n 34.000 per wereldbewoner), wordt in dat soort boekjes en websites nooit uitgelegd.
Evenmin vind je er argumenten in waarom het goed of slecht zou zijn dat een groeiend deel van de Nederlandse kinderopvang in handen is van grote, naar winst strevende bedrijven. (Zie NRC 5-4-2019, deel Economie, 'Private equity verovert kinderopvang'.)
Of hoe het kan dat een groot Amsterdams ziekenhuis ineens wegens faillissement zijn poorten sluit. En dat een tramverbinding tussen het centraal station van Utrecht en een universiteit gebied buiten de stad heel erg veel duurder wordt dan begroot.
Toch zijn het juist zulke zaken die economie een boeiend vak maken.

Laat ik nu toevallig in een winkel voor tweedehands boeken een vondst doen die me in combinatie met de toen nog aanstaande geldweek tot kopen bracht: Waarom cola duurder is dan melk van Bas Haring, verschenen in 2016, dus nog niet zo heel erg oud, toch slechts € 5,-. En verder ligt er al een tijdje een boek op de stapel te bespreken dat me ooit ter kennisname is toegestuurd: Wat kost dat?! Wat je wilt weten over geld & economie.

Met die twee uitgaven is de kous, waaraan ik al eerder was begonnen (zie bv. hier, hier, hier en hier), natuurlijk niet af. Zo staat Immer das Geld van Hans Magnus Enzensberger nog op mijn lijstje.

Maar eerst Bas Haring.
Kaas en de evolutietheorie (2001) was zijn debuut, won de Gouden Uil categorie jeugdliteratuur en werd expliciet een boek 'voor nieuwsgierige mensen van 9 tot 99' genoemd.
In of over Waarom cola duurder is dan melk staat zoiets nergens vermeld. Dat is 'een boek over economie voor hen die het ook maar ingewikkeld vinden'. Het is echter zo toegankelijk geschreven dat dit met recht een boek 'voor nieuwsgierige mensen van 12 tot 99' genoemd zou mogen worden.

Er valt wel iets te mopperen over dit boek. Bas Haring schrijft als een babbelkous, met veel gebroken zinnetjes en onnodige woorden. Net alsof de hoofdstukken bestaan uit de weergave van opnames van colleges, zonder veel redactie.
Voorbeeld is Bas' eigenaardige synoniem voor veel, namelijk een boel. Ander voorbeeld is zijn neiging om zinnen op te knippen.

En die situatie doet zich voor tijdens een recessie. Naar het schijnt.

Of:

Maar wat is eigenlijk een ramp? In financiële zin.

Of:

Ik heb een hypotheek van tweeëneenhalve ton en in mijn hoofd heb ik nog een halve ton speelruimte. Voor het geval ik een nieuwe auto wil kopen of een keer een lange reis wil maken.

En dit is een voorbeeld van zijn wat babbelende stijl.

Gelukkig begrijp ik ondertussen genoeg van economie om te weten dat de redenering niet klopt en dat er geen beperkte, vaste hoeveelheid rijkdom op de wereld is. De wereld kan er in zijn totaliteit heus een stuk rijker op worden dan-ie nu is. Als Congolezen en Liberianen rijker worden, dan gaat dat niet ten koste van ons. Toch? Dat ziet iedereen vrij gemakkelijk in.

Nog zo'n babbelstukje (p. 159):

Geld verdienen dankzij het hebben van bezittingen is misschien minder vreemd dan ik in eerste instantie dacht en er is zelfs een woord voor: kapitalisme. Dat is grappig. Ik heb nooit geweten wat 'kapitalisme' eigenlijk precies was. Iets met een nare bijsmaak. Tijdens mijn middelbareschooltijd had ik zelfs een sticker met 'Weg met het kapitalisme' op mijn agenda. Zonder te weten wat kapitalisme was. Maar nu begrijp ik het dus. Bezittingen die je kunt gebruiken om geld mee te verdienen heten 'kapitaal'. En de negatieve klank die aan het begrip hangt is vermoedelijk een gevolg van het feit dat je via kapitaal een inkomen kunt verkrijgen zonder dat je iets hoeft te doen.

Een klank die aan een begrip hangt, hm.
Dit soort passages vind ik wel wat afdoen aan de leesbaarheid, maar anderzijds weet hij vakjargon te vermijden, vindt hij originele en effectieve vergelijkingen en is hij goed te volgen, niet alleen door mij maar ook door pientere lezers van 12 en ouder.

Van belang vind ik wat hij op p. 225 schrijft over economen, nadat hij eerst het woord verhaal heeft geïntroduceerd voor theorie:

Ze bedenken een verhaal en toetsen dat aan de hand van beschikbare gegevens. Het is dan niet zo vreemd dat economen met elkaar overhoop kunnen liggen. Er kunnen meerdere verhalen naast elkaar bestaan die stuk voor stuk, min of meer, bij de data passen. Zoals er ook meerdere verdachten passen bij de gegevens die je voorgeschoteld krijgt in een tv-detective.
Bovendien zijn veel van die verhalen stiekem gebaseerd op ideologische aannames. Er zijn economen met een diep, diep wantrouwen jegens de overheid. Zulke economen zullen eerder met verhalen komen die vertellen dat de overheid steeds vreselijke fouten maakt. Gestaafd met gegevens.
Terwijl andere economen helemaal niet zo'n wantrouwen hebben en met evenveel bewijzen laten zien dat de overheid juist goede dingen kan doen.

De distantie die hieruit blijkt had hij ook kunnen gebruiken voor wat hij op p. 233 schrijft over de veertigurige werkweek, want dat getuigt van weinig historisch inzicht.

En gaan we korter werken? Meer vakantie hebben? Dat lijkt logisch, als robots ons werk overnemen, dan kunnen wij lekker in het gras gaan liggen. Maar ook dit gaat, denk ik, niet gebeuren. Onze veertigurige werkweek heeft niets te maken met de hoeveelheid dingen die we in veertig uur voor elkaar kunnen krijgen maar is simpelweg een gevolg van het feit dat we per week ongeveer veertig uur kunnen besteden aan anderen in plaats van aan onszelf.

Nou, 'we' hebben er de afgelopen twee eeuwen toch heel hard voor moeten zwoegen om die veertig uur in de plaats te krijgen van een achtenveertigurige of nog langer durende werkweek. Daar is menige staking (en soms oproer) aan voorafgegaan.
Dan zie ik maar af van commentaar op de aanname dat de tijd die we niet werken (= aan anderen besteden) uitsluitend voor onszelf is.
Er zijn meer passages in dit boek die mij tot het idee brengen dat onze Bas weinig aandacht heeft voor geschiedenis en voor de aloude tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Terwijl hij toch heel relevante zaken schrijft over hen die verdienen door bezit en hen die verdienen door werk - vaak werk voor hen die bezitten.
Hij schrijft wel vaker over 'we', alsof 'wij' mensen een harmonieus samenlevend clubje zijn. Een retorisch trucje dat graag door politici gebruikt wordt.
Ook vind ik het erg naïef dat hij er het hele boek van blijft uitgaan dat wat 'we' verdienen een uitdrukking is van hoe 'de samenleving' (dat zijn wij zelf ook) ons waardeert. Al merkt hij op p. 132 terecht op dat wat we verdienen in ieder geval geen uitdrukking is van onze opleiding, als hij erop wijst dat opleidingen tot goudsmid of balletdanser minstens zo lang duren en moeilijk zijn als die van huisartsen en hoogleraren, terwijl goudsmeden of balletdansers veel minder verdienen, ongeveer zoveel als de tuinman die hij her en der laat opdraven. Gelukkig maakt hij ergens nog wel een opmerking over topmanagers die veel te zeggen hebben over hun eigen inkomen.
Minstens zo naïef vind ik zijn introductie van 'gelukspunten' als eenheid voor het meten van hoe tevreden we zijn.

Zijn aanpak was: een lijstje vragen, en daarmee aan de gang. Hij is colleges gaan volgen, en heeft tientallen boeken en artikelen tot zich genomen, opgesomd achterin het boek (waaronder Piketty). Het is een aanpak die me aanstaat: vanuit onwetendheid vertrekken en zien hoeveel inzicht je kan verwerven.
Soms is-ie me al te 'onwetend' (hij zal toch ook wel eens een krant lezen), maar deze aanpak is beter, of in ieder geval onderhoudender, dan die van de docent die ons onderwijst wat hij net heeft geleerd met het air van een allesweter.
Dat leidt tot rake observaties als bijvoorbeeld het verschil tussen lenen door een regering en lenen door een mens: een mens gaat dood, een regering niet. Dus kan een regering steeds maar doorgaan met lenen en aflossen. (Hij heeft het wel over inflatie, maar laat historische kanttekeningen met verwijzingen naar de Weimar-republiek en het huidige Venezuela achterwege.)

En waarom is cola nou duurder dan melk? Volgens Bas Haring doordat er zoveel geld wordt gestoken in de reclame voor cola.

En een mooi stukje is dat over de gewenste verdeling van inkomen. Het is een van de twee plekken waar hij grafieken te hulp roept. Op p. 154-155 staan 'een boel taarten' afgebeeld.

 

Hij gaat uitvoerig in op wat volgens hem de juiste verdeling zou zijn en daaruit blijkt dat hij niet zoveel voelt voor een enorm verschil tussen arm en rijk, maar het ook niet erg vindt als de een iets meer verdient dan de ander.

Zo zijn er meer passages die tot nadenken en een standpunt kiezen uitnodigen. Een babbelkous, o.k., maar wel een die zinnige zaken aanroert.

Maar nou nog dat boek dat zonder moeilijker te zijn toch dieper gaat.


Haring, Bas. Waarom cola duurder is dan melk, een filosoof over economische zaken. Nijgh & Van Ditmar, 2016. 240 p., ISBN 978 90 388 0192 6.

PS. Op die andere aangeroerde zaken hoop ik in volgende stukjes terug te komen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten