Zoeken in deze blog

woensdag 28 april 2021

Naar de kou

En nóg een boek over de Noordpool, na Noord. Ook vooral over de beesten die er te vinden zijn.
 
Het is een boek met een gimmick: draai het boek om en de Zuidpool is aan de beurt! En het gaat deels ook over mensen in die gebieden (en wat ze aanrichten). Planten zijn er nu eenmaal niet zo veel op de polen.
Bij beide polen melden Nic Jones (beeld) en Michael Bright (tekst) ook dat er geografische en magnetische polen zijn, maar op de Noordse stern na is dat de enige overeenkomst.
Beide boeken beginnen met een kaart die wat mij betreft iets gedetailleerder en vollediger had gemogen en zonder afbeeldingen van dieren. Per slot van rekening mikt de tekst op lezers van tien en ouder, niet op kleuters.
 

 
Op de kaart van de Noordpool ontbreekt Rusland (Siberië) en dat is raar, temeer daar er helemaal rechts wel een piepklein stukje 'Noordland (Severnaja Zemlja') (in Russische letters is dat Сéверная Земля́) is getekend. Dat had Marieke ten Berge in Noord beter gedaan. Dat kompas rechtsboven slaat trouwens (op beide kaarten) ook nergens op, afgezien van de aardigheid dat op de ene kaart de noordpijl naar het witte vlak wijst en op de andere de zuidpijl. Polen zijn immers dusdanig dat op de kaart van de Noordpool het noorden in het midden ligt en zuid alle kanten op, en op de Zuidpool net andersom.
 


Hert boek is dus zo ontworpen dat je zelf kan kiezen aan welke kant het begint, maar dat is voor de regelaars in onze boekenbranche natuurlijk ondraaglijk, dus is er slechts aan één kant een barcode op gedrukt: de Zuidpool. Het boek heet dus, beslis ik, Zuidpool Noordpool.
Dat lijkt wat tegendraads en dat komt, besefte ik, doordat ik gewend ben aan wereldbollen en -kaarten met de Noordpool boven en ook nog eens aan het lezen van gedrukte teksten van boven naar beneden.
Een traditie, maar intussen is een kaart of een bol met de Zuidpool boven best voorstelbaar. Dan krijg je zoiets:
 

 
Al is hier wel wat slordig omgesprongen met de koudste delen van de aarde. (Gevonden op reissite Mooji.)
 
De geboden informatie bestaat uit een redelijk geordende reeks weetjes met afbeeldingen. Je moet er goed voor kunnen lezen. Op pagina 5 en 6 van Zuidpool zie ik bijvoorbeeld woorden als denkbeeldig, geografisch, magnetisch, aardmagnetisch veld, ceremonieel, landroofdier, sneeuwstormvogel en zuidpooljagers. Dit tekstniveau wringt wellicht met de vormgeving: die lijkt mij afgestemd op 8+. Hoeft geen probleem te zijn, de echt nieuwsgierige achtjarige worstelt zich met wat hulp wel door de tekst heen.

Hier de inhoudsopgave van de Zuidpool:
 

 
 En hier die van de Noordpool:
 
 
 
 
Die zuidpooljagers op p. 6 in Zuidpool worden overigens niet nader verklaard, de vulkaan Erebus ligt op p. 7 op 'het eiland Ross', maar wie de kaart raadpleegt ziet 'Ross-ijsplateau' en je moet alvast weten wat een krater is. Er zijn op p. 8 oeroude meren 'ver onder de ijskap', maar hoe die zijn ontstaan staat er niet bij. De Droge Valleien van McMurdo liggen op p. 10 'in het Transantarctisch Gebergte, vlak bij de McMurdo Sound', maar op de kaart is geen Sound te bekennen, wel het gebergte en ook een 'Station McMurdo'. Dat dit en andere Stations geen treinstations zijn, zal de gemiddelde tienjarige al wel snappen, en het woord station keert op p. 27 terug in onderzoeksstation, maar wat een Sound is... De Taylorgletscher, ook op p. 10, waaruit de Bloedwaterval stroomt, is evenmin op de kaart te vinden.
Op p. 12 is 'Antarctisch krill het belangrijkste eten voor de dieren in de Zuidelijke Oceaan'. Dat mag dan zo wezen en wat krill is wordt uitgelegd, op de hierna volgende pagina's staat uitgebreid beschreven hoe deze dieren vooral elkaar opeten. (Het begrip voedselketen wordt uitgelegd in Noordpool.) Met als 'het ultieme poolroofdier' de orca (p. 17-18), waarvan er vier types bestaan, A, B, C en D. Verrassend, maar in lijn met andere vermeldingen, bijvoorbeeld Wikipedia. Het plaatje op p. 17-18 van een gevecht tussen potvis en 'kolossale inktvis' lijkt uit Jules Verne te komen maar is wetenschappelijk verantwoord.
De zuidpoolkip op p. 23 is eveneens 'echt', geen verzinsel, al gaat het niet om een kip, en vliegen kan hij ook, hij staat niet verkeerd in het hoofdstukje 'Vliegende vogels' (dus geen pinguïns, denkt de oplettende lezer inmiddels).
 

 
Aan wat homo sapiens uitspookt op de Zuidpool wordt op p 25-28 aandacht besteed, enkele ontdekkingsreizen plus onderzoek. Welke geopolitieke motieven achter dat onderzoek zouden kunnen zitten en wat precies wordt onderzocht, daarover schrijven de auteurs wijselijk niets. Al staat er wel vroom dat 54 landen een verdrag hebben getekend dat Antarctica 'aanwijst als wetenschappelijk reservaat en militaire activiteit en minerale mijnbouw verbiedt'.

In Noordpool wordt op p. 7 vermeld dat het ijs, 'waarschijnlijk door de opwarming van de aarde',  steeds sneller rond drijft. En
 
Als er veel ijs smelt, stijgt het zeeniveau, en dat is slecht nieuws voor de planeet.

Nee, dat is geen slecht nieuws voor de planeet, dat is slecht nieuws voor mensen die op laaggelegen land wonen, zoals bijvoorbeeld atollen in de Stille Zuidzee en in dichtbevolkte waterige delta's aan de Golf van Bengalen en de Noordzee. Die planeet draait heus nog wel een paar miljard jaar verder.
Pal eronder staat een afbeelding van sledehonden en die 'trekken met wel 15 tot 25 kilometer per uur een slee voort'. 
 

 
Nu is dit wel een extreem voorbeeld van twee weetjes die geen barst met elkaar te maken hebben, maar het illustreert dat dit dubbelboek wel veel weetjes biedt, maar geen samenhangend vertoog. En wat ik boven over Zuidpool aan kleinigheidjes opmerkte, toont dat er net wat zorgvuldiger geredigeerd had kunnen worden.
Jammer. Best bruikbaar voor schoolbibliotheken, dit boek, maar het had net iets beter gekund.
Wat ik dan weer wel waardeer is dat er op p. 30-31 van Noordpool aandacht wordt besteed aan wat de mens verandert aan de Arctis -  niet veel goeds, vooral vervuiling.

Jones, Nic, en Michael  Bright. Zuidpool Noordpool, op expeditie naar de extremen van onze planeet. Gottmer, 2021. ISBN 978 90 257 7485 1, 2 x 32 p. 
 

vrijdag 23 april 2021

Doordat omdat fijner is dan doordat, daardoor of daarom

Zomaar een vrijdagochtend-idee dat me gewerd door het lezen van een recensie. Ik citeer:

Maar juist omdat hij zijn voet op het gaspedaal houdt, heeft Jansen een verbluffende hoeveelheid kennis in zijn compacte overzicht weten te krijgen.

In plaats van omdat had hier doordat moeten staan, lijkt me.
Het is niet de eerste keer dat zoiets me opvalt. Volgens mij komt dit regelmatig voor.
Zou dat komen doordat (omdat?) mensen houden van zingeving en redenen veel aantrekkelijker vinden dan oorzaken? Redenen leiden naar samenhang, naar orde; oorzaken hooguit naar een keten van gebeurtenissen waarbij het een uit het ander voortkomt, met grilligheid en chaos in het verschiet.
Toch kent bijna iedereen het verschil tussen waarom (reden) en hoe (oorzaak). Maar hoe leidt kennelijk sneller naar daarom dan waarom naar daardoor.

Hoe zit dat in onze buurtalen? 
In het Engels is er niet eens een fatsoenlijk equivalent. Zowel omdat (en want) als voordat heten daar because. Wil je onderscheid maken tussen cause en reason, dan wordt het behelpen met voorzetsels (by of since versus for). (De online Cambridge dictionary wijdt erover uit. 'Because introduces clauses of cause and reason.') Toch kent ook vrijwel iedere engelstalige het verschil tussen why en how.
In het Frans idem: pourquoi en comment, dat maakt verschil. Maar parce que, puisque en car lopen lekker door elkaar. Voor een echt doordat hebben ze vier woorden nodig: par les choses que.
Zelfs onze zustertaal Duits (die van Wittgenstein e.a.) heeft er moeite mee, met Grund of Ursache. Weil of da, ze bedienen beide. Voor doordat wordt dadurch of damit geboden. Maar ook iedere Duitstalige maakt verschil tussen wie of warum.

Misschien iets voor taaljournalist Gaston Dorren?

De recensie (door Simone Peek) betrof overigens Belaagd paradijs, een geschiedenis van Georgië, geschreven door Marc Jansen.

NB. d.d. 2-5-2021. Vandaag ontdekte ik de vreemde website http://www.wrmmagazine.nl/. Een niet serieus te nemen 'magazine', dat onder 'over' niet meer vermeldt dan dertien voornamen met hun functies. Dat 'team', 'bestaande uit enkel vrijwilligers (ja echt) schrijven we over zaken waarvan we weten dat ze zo zijn, maar niet WRM ze zo zijn. Zie het als wetenschap in blogvorm, om elkaar nieuwsgierig te houden, of juist te maken.' De vraag waardoor, toch echt van belang in wetenschap, bestaat niet voor deze jongens en meisjes.






dinsdag 20 april 2021

Rap over stotteren

Rapper Typhoon ontving de Willem Wilminkprijs voor zijn rap (een lied kun je zoiets niet noemen) ‘Stotteren’, die hij maakte voor Het Klokhuis. Voor de zevende editie van deze kinderliederenwedstrijd kwamen ruim 150 inzendingen binnen. De jury (Thijs Borsten, Ageeth de Haan, Fay Lovsky, Trudie Lucardie en Jeroen Schipper) nomineerde vijf nummers. ‘Stotteren’ kreeg de prijs. 
 


Vermoedelijk zijn hier vooral de goede bedoelingen bekroond, samen met het effect dat deze troostrijke rap kan hebben. Poëtisch kun je de tekst niet noemen, vind ik. Wel duidelijk verstaanbaar en begrijpelijk.
De prijs haalde de pers wel (o.a. Trouw, RTL, nu.nl, Klokhuis), maar er was ook weer niet heel veel publiciteit. Dat verdient zo'n initiatief als een prijs voor het beste lied voor kinderen wel.

maandag 12 april 2021

'Een gemankeerde antiquaar'

In SGKJ-Berichten nr. 99 (voorjaar 2021) staat een lezenswaardig interview met emeritus-hoogleraar Piet Buijnsters door Bea Ros. Het interview is overgenomen uit de website Radboud Erfgoed van de Radboud Universiteit.

SGKJ-Berichten is het gedrukte (maar ook online te lezen) orgaan van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur en waarmee die zich bezighoudt is al in de naam gegeven, al blijft het veronderstelde onderscheid tussen kinder- en jeugdliteratuur rijkelijk vaag, nog vager dan dat tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur. De club is springlevend en organiseert o.a. twee keer per jaar een excursie of/en studiebijeenkomst, al heeft het coronavirus SARS-CoV-2 daar even een hindernis voor opgeworpen. Onder de begunstigers vindt men zowel antiquaars als onderzoekers.
Wie Nederlands als moedertaal heeft en zich interesseert voor de geschiedenis van kinderboeken, raad ik van harte aan zich aan te sluiten bij de SGKJ.

In de Berichten is doorgaans van alles te vinden over oude kinderboeken en verzamelaars of onderzoekers van jeugdliteratuur en in de persoon van Piet Buijnsters komt dat mooi bij elkaar. Deze specialist 18e- en 19e-eeuwse letterkunde heeft grote belangstelling voor de jeugdliteratuur uit die periode en verzamelt graag, o.a. oude kinderboeken, maar ook stuiversromannetjes als bijvoorbeeld Berigt omtrent het leven, het karakter en de laatste godsdienst-aandoeningen der beruchte vergiftigster Hester Rebekka Nepping, het soort geschriftjes dat hij zelf 'schurkenlevens' noemt, en tegenwoordig overigens alleen maar 'zestiende-eeuwse grafiek'. 
Uit het interview blijkt dat zijn huis propvol boeken staat. De interviewer krijgt vanwege corona geen rondleiding, maar 'Overal staan boeken, verzekert Buijnsters me. "Alleen op de wc niet."' Zijn vrouw, Leontine Buijnsters-Smet, deelt zijn belangstelling. Samen schreven ze Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 (1979), Lust en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw (2001) en Papertoys. Speelprenten en papieren speelgoed in Nederland (1640-1920) (2005).

Zijn vrouw komt niet aan het woord, maar Piet Buijnsters, die zichzelf op een gegeven moment 'een gemankeerde antiquaar' noemt, lijkt me een onderhoudende verteller. Bea Ros weet in ieder geval smakelijk weer te geven hoe hij vertelt over een van zijn grote helden, de verzamelaar ('boekenjager'), Michel Buisman:

Veel van mijn collega's dachten dat hij allang dood was en schreven over 'wijlen' M. Buisman. Maar ik bezocht hem elke maand in zijn villa in Ede. Alleen, want hij was vrijgezel en bepaald niet gesteld op vrouwen. Hij woonde in een kast van een huis, helemaal vol boeken. Buisman zat daar innig vergenoegd tussen. Hij had nooit meer dan een kwartje voor een boek betaald.
Ik vroeg hem wel eens of ik er een paar mocht overnemen. Maar meer dan één tegelijk wilde hij nooit kwijt en ik moest daarna ook altijd meteen weggaan. Na jaren zei ik: meneer Buisman, er werd nooit getutoyeerd, dat snapt u wel, 'meneer  Buisman, die boeken van u, waar gaan die straks naartoe? Ik ben erin geïnteresseerd.'
Toen hij is overleden, werd ik opgebeld door de notaris. Alles overnemen kon niet, dan had ik er twee huizen bij moeten kopen. Maar ik ben er met mijn Opel Record naartoe gereden en ik heb die helemaal volgeladen. De rest is op een veiling verkocht. Ik heb ook de hele correspondentie van Buisman gekregen. Daar zaten nog briefjes bij van leerlingen nadat hij een ongeluk met de tram had gekregen. 'Lieve meester, hoe gaat het nu met uw been?'



 


woensdag 7 april 2021

Na de zondvloed

Er vindt een ramp plaats.
 
Hoeveel verhalen beginnen er, nog afgezien van het bijbelse verhaal over de zondvloed,  met een ramp? Sinds Daniel Defoe's Robinson Crusoe: honderden zo niet duizenden, denk ik. Die ramp in Robinson Crusoe was nog maar een schipbreuk. 'Op een onbewoond eiland', pappadapadipá... Kleine mars door de tijd via Lisa Tetzners Die Kinder auf der Insel (die het er nog redelijk af brachten) naar Lord of the Flies van William Golding. Op dát onbewoonde eiland ging het niet zo goed.
 
Eind 19e eeuw vindt er al een invasie van de wereld plaats. The War of the Worlds, H.G. Wells. De wereld gaat nog niet ten onder, maar de eerste, onthutsende ontmoeting van een buitenaards wezen en een groep mensen (voorzien van witte vlag en goede bedoelingen) zal me altijd bijblijven.

Een eeuw later vindt een enorme ramp plaats, grotendeels door mensen veroorzaakt, en voor lezers anno nu akelig herkenbaar. De samenleving verkruimelt, overlevers zwerven her en der, vinden een weg op de verwoeste aarde, tussen wonderlijke en door genetische experimenten soms gevaarlijke wezens, en vaak staan ze elkaar naar het leven. De MaddAdam-trilogie, Margaret Atwood. Of Memoirs of a Survivor van Doris Lessing, dat pas griezelig wordt als je de achtergrond tot je laat doordringen. Of in het exuberante The Stone Gods van Jeannette Winterson, waarin de somberheid prachtig wordt samengevat in enkele zinnen uit een dialoog:

"Billie,"said Spike, "why are you crying?"
"Because it's hopeless, because we're hopeless, the whole stupid fucking human race."
"Is that why you are crying?"
"And because I wish there was a landing place that wasn't always being torned up."

Voor wie zoiets als MaddAdam achter de kiezen heeft, blijven er weinig zwartere scenario's over. Dan laat ik de Walking Dead en andere dystopische vechtfilms nog maar buiten beschouwing.

Om dat aan kinderen voor te schotelen... 
 
Nee, dan toch maar De wind wijst de weg van Wouter Klootwijk. Dat is, ook al is de samenleving zo ongeveer verdwenen, een vederlicht, lief, bijna zoet verhaal voor pakweg achtjarigen en ouder. 

 
Acht kinderen hebben een in het vage gelaten ramp overleefd en helpen elkaar met overleven. Hier geen twisten en machtsuitoefening, het is pais en vree, van de ramp weten ze niet veel meer, het eerste personage waarmee we kennismaken weet zelfs haar eigen naam niet meer, alleen dat ze bijkwam en onder een tak lag. De enige volwassene die de kinderen ontmoeten is de schipper van een gestrande visserskotter en hij is hen ter wille met advies en voedsel (gedroogde vissen). Hij verdwijnt wel en dat is een van de kleine bittere noten in het verhaal.
Dat ontdekken ze als ze aan het eind van het verhaal zijn schip voor een tweede keer bezoeken. Hij heeft een briefje achtergelaten:

Vera pakt het briefje, kijkt er lang naar.
'Ik wist niet meer dat ik kan lezen, maar ik zie dat ik het kan. Ik geloof dat het een droevig briefje is.'
Langzaam leest ze het voor.
'Een groet van mij. Ik ben er niet meer. Neem zoveel droge vis mee als je wil. En wat ik nog eens zeggen moet, wat zijn we dom geweest, wij mensen. We hebben alle olie opgemaakt. Het ga jullie goed en wees slim. Bokkum.'

Er is ook sprake van overstroming. Maar wij lezers komen verder niets te weten over die ramp. Het verhaal begint met een jongen en een meisje, gaandeweg komen de anderen erbij, ze leren van elkaar, bouwen samen een soort houten hutten, maken een winter mee en dan houdt het verhaal op. Niet lang na dit briefje.
Het is een wonder dat ze nog leven, want ze eten niet meer dan wortels, zaden, droge vis (van dat schip) en bruine bonen - die ze zelf zaaien en oogsten. Van een auteur die toch redelijk wat met voedsel heeft (onder het pseudoniem Ben de Cocq), had ik iets meer aandacht voor hun dieet verwacht.
 
 
 
Zoals ik al schreef, een lief verhaal, maar het biedt volgens mij net iets te weinig, zelfs voor de lezers van pakweg acht en ouder voor wie het bedoeld lijkt. Het bijna collectieve geheugenverlies vind ik een misser, het gaat allemaal net iets te goed en het einde is me te abrupt.

'Hij is dood, denk ik', zegt Josje.
Ze blijven die nacht in de stuurhut en denken aan meneer Bokkum.
Dan lopen ze terug naar huis. Ze nemen de bonen weer mee. En de gedroogde vis. Voor later.
'We moeten slim zijn,' zegt Vera.
'Ja, wanneer gaan we daarmee beginnen?',  zegt Jan.
'Gewoon niet dom doen,' zegt JanJan.
Wies en Josje schateren het uit. Dan vallen ze allemaal om in het gras. Van het lachen. 'Gewoon niet dom doen.'

Einde. Tja.
 

Het is me te lief, het idee dat het ineenstorten van een samenleving alleen te maken heeft met dom doen, en niet met slechtheid. Er ontbreekt spanning in dit verhaal, drama.
Jammer. Mooi thema, ongebruikelijk, zou tot ontroering en nadenken kunnen leiden. Het begint ook veelbelovend, met dat meisje dat niet meer weet hoe ze heet, daarna Jan die haar Vera noemt, de anderen, het vlot... maar daarna zakt het in.
Gemiste kans.
 


Klootwijk, Wouter. De wind wijst de weg. Ills. Irene de Goede. Leopold, 2021. ISBN 978 90 258 80787 3, 82 p.