Zoeken in deze blog

vrijdag 11 februari 2022

Een marteling

De Volkskrant, 5 februari 2022. De tweewekelijkse column van Merel van Vroonhoven. Titel van deze aflevering: 'De manier waarop we hier begrijpend lezen onderwijzen is een ware marteling'.
 
Ik citeer voor hen die geen abonnee zijn:
 
‘Nee, niet weer.’ Een diepe zucht ontsnapt uit mijn longen. Zelfs bij een simpele cito-meerkeuzevraag over een onbenullig rijmpje hebben ze het antwoord fout. Moedeloos word ik ervan. Hoe komt het toch dat mijn klas begrijpend lezen zo ontzettend moeilijk vindt?
Is het de thuissituatie vol zorgen, waarin ouders überhaupt niet aan voorlezen toekomen? Of de taalachterstand waarmee kinderen aan hun schoolcarrière beginnen? Of toch hun autisme, wat het lastig maakt om de hoofdgedachte te ontwarren, tussen al die ogenschijnlijk belangrijke details?
 
Sinds ik voor de klas sta, besef ik meer dan ooit dat een gebrek aan taalvaardigheid dé grote ongelijkmaker is. Een waar je de rest van je leven last ondervindt. Het lezen van een bijsluiter, een brief van de gemeente of het afsluiten van een hypotheekcontract. Onmogelijk zonder leesbegrip. Nog los van wat je mist aan troost, inspiratie en verbeeldingskracht in een boekloos leven.
Mijn leerlingen staan op 3-0 achterstand. Dus niet zo vreemd, die belabberde citoscores. Misschien moet de lat gewoon lager. Ik voel een ijskoude rilling. Dit is wat de Amerikaanse onderwijssocioloog Bowen Paulle bedoelt met ‘the prison of low expectations’: je verlaagt je verwachtingen richting een kind vanwege zijn lastige omstandigheden, in plaats van uit te gaan van groeimogelijkheden en talent.
 
Mijn leerlingen moeten niet anders, mijn lessen moeten anders! De manier waarop we begrijpend lezen onderwijzen als losstaand vak is een ware marteling. Het zoeken naar signaal- en verwijswoorden in plaats van het werkelijk beleven van de inhoud. Geen kennis opdoen, maar een trucje aanleren. Daar krijgt zelfs de grootste boekenliefhebber spontane ernstige leesallergie van.
 
Vraag Sacha iets te vertellen over veldslagen en hij is niet meer te stoppen. Jaartallen, locaties, wapens, namen van generaals, aantallen doden. Hetzelfde geldt voor Tom over muziek, Joshua over computers en Aram over vogels. Als ik ze verhalen vertel hangen ze aan mijn lippen. Hongerig naar elk nieuw brokje kennis. Maar zodra ik begin met een van de voorgekauwde, prefab lees- en taallessen uit de peperdure lesmethodes, verdwijnt het vuur uit hun ogen. Joshua krijgt hoofdpijn en Aram blokkeert.
Taallessen over modetrends, die al jaren uit de mode zijn. 
 
Woorden die geen mens meer gebruikt, zoals korset en insnoeren. Ieder interessant, complex onderwerp lijkt naar de zwarte lijst te zijn verbannen. Alleen bij geschiedenis, aardrijkskunde en biologie kom je ze nog tegen: ons slavernijverleden, democratie versus dictatuur, ruimtevaart, voortplanting en evolutie. Maar ook daar moet alles dummyproof zijn. Korte teksten met heel veel plaatjes. Nergens wordt een koppeling gemaakt met mooie verhalen uit de literatuur, sprookjes of poëzie.
 
En dat terwijl het ook anders kan, zoals deze week weer bleek uit het zoveelste onderzoek – dit keer van de Universiteit van Leiden. Over wat nodig is voor effectief leesonderwijs is al veel bekend. Op papier dan, want al die wetenschappelijke kennis vindt de weg naar het klaslokaal maar mondjesmaat.
Ik besluit de lesmethode te laten voor wat zij is. Begrijpend lezen? We gaan gewoon maar eens doen wat het woord zegt: lezen. Heel veel lezen.
 
‘Mag ik morgen een gedicht van Poesjkin voordragen, juf?’ vraagt Sacha als ik in de klas de Poëzieweek inluid. Verbaasd kijk ik het Russische jongetje aan. ‘Poesjkin? Maar natuurlijk! Waar gaat het gedicht over?’
Hij rolt met zijn ogen. ‘Weet u dat niet? Over de liefde. Alle gedichten van Poesjkin gaan over de liefde. En de dood natuurlijk.’ 

Toelichting overbodig, link naar Paulle van mij. Hopelijk neemt de auteur me het citeren niet kwalijk. Wellicht ziet de Volkskrant nieuwe abonnees komen, al was het maar wegens deze columns van Merel van Vroonhoven.

Er past wel nog een ander lang citaat bij, uit een bijdrage die op 21 januari verscheen op het blog Geletterdheid en schoolsucces van Anneke Smits en Erna van Koeven, 'Ons collectieve onderwijshoofd is bezet'.

The curse of the familiar

Ons grote probleem is dat we in het onderwijs zo verweven zijn geraakt met wat we doen, dat dat zo deel van onszelf is geworden, dat we er niet meer met afstand naar kunnen kijken. 
In ons collectieve onderwijsbewustzijn heeft zich de gedachte vastgezet dat taalonderwijs geen taalonderwijs is als er niet wordt gewerkt met werkbladen met vragen, kaartjes met woorden, AVI-niveaus, spellingcategorieën, schrijfstrategieën, leesspelletjes of wat dan ook maar aan te pas komt. En als er een nieuwe methodiek of methode wordt gelanceerd, zijn we alleen maar tevreden als we die vertrouwde dingen terugzien. 
Dat is de curse of the familiar (de vloek van het vertrouwde). 
We hoeven onszelf dat niet kwalijk te nemen. Onze blik en ons handelen wordt onbewust gestuurd door dat waar we vertrouwd mee zijn. Zonder dat we het beseffen vinden we een aanpak pas goed als er tóch werkbladen zijn, als er tóch die kaartjes zijn of die strategieën en als we tóch onze vertrouwde lesjes terugzien in ons digitale materiaal. 
We kunnen ons gewoon niet voorstellen dat we goed leesonderwijs zouden kunnen geven zonder leesspelletjes of woordrijen.

Je ziet het pas als je het door hebt

Wij, onderwijsgevenden, zien het niet. 
Anderen zien het wel. 
Dat zijn vooral degenen die niet hun hele werkende leven in het onderwijs hebben doorgebracht. Degenen die over de woorden beschikken om iets over onderwijs te zeggen. 
Denk bijvoorbeeld even terug aan de uitzending van Arjen Lubach over begrijpend lezen. 'Kijk, hiphopmeubels, voorleeshonden en influencers, dat zijn goeie initiatieven, maar ze zijn niet de oplossing. Het zijn de voedselbanken van de leescrisis.' En 'Het is niet: jongens, ik heb hier een fantastisch boek, maar wat is het signaalwoord van de samentrekkende nevenfunctie van...' 
We moeten erom lachen, zijn het er volledig mee eens, praten erover in de lerarenkamer en vervolgens gaan we weer verder met onze leesstrategieën op net weer een beetje een nieuwe manier, maar toch hetzelfde. Niet omdat we niet anders willen, maar omdat we niet anders kunnen. 
Terwijl het natuurlijk gewoon gaat om dat fantastische boek. Je kunt nog zoveel tijd besteden aan signaalwoorden, als je geen fantastische boeken leest, word je niet beter in begrijpend lezen.  
 
Waarvan akte.
 


 
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten