Halverwege het lezen van
Eén mens is genoeg van
Els Beerten was ik nog steeds op zoek naar de clou voor de titel. Want als er iets al duidelijk werd is dat de voornaamste hoofdpersoon het in haar eentje niet klaarspeelt. Of er moet bedoeld zijn dat die hoofdpersoon genoeg heeft aan één mens, haar broer. Maar tot mijn verrassing overlijdt die halverwege het verhaal.
Wees gerust: het einde verklaart de titel, min of meer.
Eerst maar eens wat
overwegingen vooraf.
Dit boek is een gewaagde uitgave:
- ten eerste is het een boek van een auteur die vooral bekend is om haar boeken voor de jeugd, en
- ten tweede is het geschreven in Vlaams idioom.
Els Beerten heeft een vaste positie in de wereld van de jeugdliteratuur. Je vindt beschrijvingen in
Leesplein en in
Jeugdliteratuur.org. Ze debuteerde in 1985 met
Vreemde eend in de reeks
Vlaamse Filmpjes en won daarmee meteen de John Flanders-prijs, won de
Gouden Zoen, de eerste Prijs van de
Kinder- en Jeugdjury (Vlaanderen) en de
Kleine Cervantes in 2004 voor
Lopen voor je leven en de
Gouden Uil en de
Boekenleeuw in 2009 voor
Allemaal willen we de hemel en dat laatste boek leverde haar in 2010 nog de Nienke van Hichtum-prijs op, in 2012 de
Lod. lavki-prijs en in 2013 de
Cultuurprijs Vlaanderen voor Jeugdliteratuur.
Wat voor
Allemaal willen we de hemel (2008) gold, geldt ook voor
Eén mens is genoeg: het roept de vraag op wat jeugdliteratuur is.
Volgens de ruimst denkbare definitie is alles jeugdliteratuur dat zich goed laat lezen door jonge lezers of dat zich goed laat voorlezen aan jonge mensen die nog niet kunnen lezen. Ook strips vallen hieronder. Maar ook
Het bittere kruid van Marga Minco: dat stond jarenlang bovenaan het lijstje verplicht te lezen literatuur in het secundair onderwijs. Of werk van Remco Campert, en met hem het werk van veel andere auteurs die er een sobere stijl op na houden.
Over die definitie wordt onder recensenten en onderzoekers regelmatig gediscussieerd. Sommigen beperken de term literatuur tot wat smaakmakers (als regel zij zelf) literair waardevol werk achten.
In het verlengde van die opvatting ligt de mening dat jeugdliteratuur helemaal niet bestáát. Er is een boek naar genoemd,
Jeugdliteratuur bestaat niet. Literair waardevol werk is immers a priori ook interessant voor volwassenen.
Verder horen
strips volgens veel recensenten niet tot de jeugdliteratuur, maar tot de, eh,
strips.
Voorts zijn er mensen (vaak onderzoekers) die onderscheid maken tussen
kinder- en
jeugdliteratuur: alsof de jeugd begint ná de kindertijd.
Je kan er lang over praten en dat gebeurt ook,
tot in De Balie toe.
Maar ik noemde het een gewaagde uitgave omdat die etikettering niet alleen een academisch gespreksonderwerp is, maar voor uitgevers een praktische kwestie: in welke markt bied je het boek aan?
Wat je dan ook (jeugd)literatuur noemt of niet, feit is (ik
citeer mezelf) '
dat vrijwel alle bibliotheken en boekwinkels een aparte afdeling voor kinderen hebben. Zouden ze die moeten opheffen? Ik vrees dat bezoekende kinderen in zeer korte tijd de weg kwijt raken en niet meer terugkomen.
Men mag de stelling verdedigen dat alle literatuur voor iedereen is, maar de stelling dat alle literatuur voor kinderen begrijpelijk is, lijkt me lastiger te verdedigen. Finnigans Wake aanbieden aan een kleuterklas?'
Kinderen zijn nu eenmaal een apart soort klanten. En daardoor bestaat er jeugdliteratuur. De andere oorzaak is het feit dat volwassenen zich doorgaans verantwoordelijk voelen voor de opvoeding van kinderen - en vaak ook de kopers van kinderboeken zijn.
Omdat twaalfjarigen en ouder zich langzamerhand ontwikkelen tot zelfstandig kopende en lenende jonge mensen, heeft men in recensenten- en uitgeverijkringen de categorie jongvolwassenen bedacht en omdat Nederlands tegenwoordig niet verkoopbaar genoeg klinkt (zie ook
hier) nam men de Amerikaanse term
young adult over.
Dat riep voor Querido ongetwijfeld de vraag op hoe
Eén mens is genoeg aan te bieden.
Een beschrijving van het boek staat op de site van
Querido's Kinder- en jeugdboeken - dat lijkt me een duidelijke keuze.
Op het boek zelf is echter (heel verstandig) geen leeftijdsaanduiding te vinden. Alleen de flaptekst geeft een hint door wat bekroningen op te sommen, en te eindigen met de verzekering dat Els Beerten met
Allemaal willen we de hemel '
de harten van veel jongvolwassen en volwassen lezers won'.
Aanbevelingen zullen het boek naar de beoogde lezers moeten brengen. Die beoogde lezers zouden volgens deze marktstrategie jongeren van 12 en ouder moeten zijn. Het zal uitgevers- en/of marketiersvaardigheid worden om duidelijk te maken dat dit boek óók voor volwassenen lezenswaard is.
Ten tweede is het verhaal geschreven in Vlaams idioom.
Het is doorspekt met woorden en uitdrukkingen die uitsluitend in het Vlaams-Nederlands (in woordenboektermen: Zuid-Nederlands) worden gebezigd, en het meest opvallend daarvan is het gebruik van het voornaamwoord
ge. (Subject
ge of
gij, object
u, bezittend voornaamwoord
uw.)
Er is niets mis met dat 'Zuid-Nederlandse' idioom, maar de ervaring leert dat het voor veel 'Noord-Nederlandse' lezers een obstakel kan zijn. Ge kan er goesting voor krijgen, maar ook verschieten van kolère. Het doet voor hen aan als een streektaal, waardoor het verhaal prompt in de hoek van de streekromans terechtkomt. Dat kan de verkoop belemmeren - en dat is voor een uitgeverij lastig. Iedere uitgever hoopt per slot van rekening zoveel mogelijk exemplaren te verkopen.
Daar komt nog bij dat het verhaal plaatsvindt in de jaren '50, in Vlaamse dorpjes. Nog meer 'streekroman' dus - al maakt dat de gebezigde stijl met zijn Vlaamse idioom juist zeer passend, precies omdat de hoofdpersonen in dit verhaal ook de vertellers zijn.
Van die hoofdpersonen is het zeer geloofwaardig dat ze in dat idioom aan het woord zijn. Dat mag zo zijn, te voorspellen valt dat Vlaamse (of Zuid-Nederlandse) lezers dit verhaal anders lezen dan Noord-Nederlandse lezers, het idioom is ze meer eigen.
Twee overwegingen dus om dit boek een gewaagde uitgave te noemen.
Waar gaat het over?
Heel in het kort: Juliette doodt haar moeder, in een opwelling van woede. Dat levert haar een levensgroot trauma op. Slechts door de onvoorwaardelijke steun van broer Louis weet ze min of meer stand te houden. Pas in de laatste alinea's gloort hoop op herstel, en dat is mede te danken aan de al even onvoorwaardelijke liefde van Wilfried.
Het levert de meest ontroerende slotzin op die ik in tijden heb gelezen, na alinea's die het verhaal, dit moet ik gezien het bovenstaande wel even vermelden, ver uittillen boven wat men doorgaans een streekroman noemt.
Wie nu het boek wel heeft maar nog niet las en gaat bladeren naar die laatste pagina moet ik teleurstellen. Die zin:...
'Als we eens naar zee gingen,' zeg ik.
... krijgt pas lading door het voorafgaande.
Lezen dus.
In deel 1 is Juliette aan het woord. In deel 2 Wilfried, met een kleine flashback. In deel 3 zijn ze beurtelings aan het woord.
Er waren in deel 2 en in het begin van deel 3 momenten dat me de neiging beving om te gaan bladeren, en niet om te weten hoe het zou aflopen, maar omdat er teveel van hetzelfde was. Het duurde me te lang.
Ook komt naar mijn idee broer Louis niet helemaal uit de verf. Hij is als het ware te goed om waar te zijn. Zijn vriendschap met Wilfried ontstaat ook wel erg snel - ofwel, verteller Wilfried gaat daar met grote sprongen door zijn verhaal.
Maar anderzijds bevat dit verhaal juweeltjes van karaktertekening, en is met name deel 1 adembenemend. Dat komt juist door de consequent gehanteerde stijl met zijn authentiek aandoend idioom. Reden genoeg om te herhalen wat ik hierboven schreef: lezen dus. Sterk verhaal.
NB. Op 24 september zag ik het boek op tafel bij Boekhandel Bouwman in De Bilt - tussen de nieuwe romans voor volwassenen.