Zoeken in deze blog

dinsdag 7 november 2017

Toen ik Toen ik las

Toen ik Toen ik las, werd ik blij. Wat een heerlijk, volstrekt pretentieloos maar wel meesterlijk neergepend verhaal. Verteller is Deef, die zich meteen voorstelt:



Daar zit meteen al een grapje in, want hoe kan Deef zijn achterkant tekenen, als-ie die niet kan zien. Dat moet een ander hebben gedaan. Wie, dat vermeldt hij niet.

En daarna begint het eerste hoofdstuk. Of het eerste verhaal. Want eigenlijk is dit niet één verhaal, maar een reeks anekdotes van Deef, uit zijn leven. Dat eerste verhaal heet 'Toen ik een tekening maakte', en van zulke 'Toen ik'-s volgen er nog veertien. Het had een feuilleton kunnen zijn. Deef wordt echt niet ouder en wijzer en blijft gewoon zoals-ie is.
Uit 'Toen ik een tekening maakte' blijkt in ieder geval dat Deef niet kan tekenen, een fraaie paradox in een half getekend verhaal. Hij tekent zijn vader ('want die woont niet bij ons'):

 

Dat mislukte mannetje gaat vervolgens te keer tegen Deef, begint even later te huilen en uit medelijden tekent Deef dan een mooier mannetje, met wel vier armen.



Einde verhaal. Volgt 'Toen ik een duif vond'. Maar ik ga die verhalen natuurlijk niet zo uitgebreid beschrijven als ik dit eerste deed. Het lijkt me zo voldoende om een indruk te geven hoe Deef zijn anekdotes beschrijft, en hoe zijn schepper die verhaaltjes vol speelsheid heeft gestopt.
Het derde verhaaltje heet bijvoorbeeld 'Toen ik iets moest worden'. Want



En die speciale schrijfletter voor uitspraken van zijn moeder vinden we het hele boek door. Passeert een reeksje beroepen en vooral onderzoeker lijkt hem wel iets. Of toch brandweerman.

En zo gaat het verder:
'Toen ik de bus miste',
'Toen ik wat leuks ging doen' (met zijn vader, die weer een eigen handschrift krijgt),



'Toen ik een woord niet wist',
'Toen ik van de hoge sprong',
'Toen ik niet kon kiezen',
'Toen ik een spreekbeurt hield' (over de Javaanse tijger, en halverwege kwam er een uitgestorven tijger de klas binnen, lekker absurd en ik toon het niet, ga zelf naar de winkel en kijk op p. 57, en koop het boek),
'Toen ik me verveelde',



'Toen ik een stripverhaal las'

De held in mijn stripverhaal overwon de vijand.
Hij overwon die zo goed dat er geen vijand meer was.
En daarna ging hij naar huis om te eten.
Hij at het liefst gehaktballen.
Ik bedacht mezelf het verhaal in.
Maar telkens als ik op een plaatje kwam,
was de held al op een ander plaatje.
(Voor de plaatjes hierbij: op naar de boekwinkel.)

'Toen ik iets niet durfde zeggen' (tegen zijn vader, en uiteindelijk toch wel),
'Toen ik een spelletje verloor',
'Toen ik een club oprichtte', en ten slotte
'Toen ik van alles moest'. En hij een 'grote jongen' uit een kuil hielp die twee keer hard riep 'IK MOET NIKS'.

Mooie titels, alles dicht bij huis, en iedere anekdote ontspoort prettig en zeer onderhoudend. Stel, ik had nog nooit van Joke van Leeuwen gehoord, dan zou dit boekje me meteen voor haar hebben gewonnen. Nu ken ik toevallig wél ander werk van haar, maar ik weersta de recensentenverleiding om Toen ik te gaan vergelijken, in haar oeuvre te plaatsen en iets als een rangorde te maken.
Natuurlijk, toen ik Toen ik had geopend herkende ik het in één oogopslag als een boek van Joke van Leeuwen. Onmiskenbaar. In die zin is het geen buitenbeentje en ook niet echt nieuw - maar wel heel goed.





Leeuwen, Joke van. Toen ik. Querido, 2017. ISBN 978 90 451 2102 4, 96 p.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten