Zoeken in deze blog

dinsdag 15 februari 2022

Rijke teksten

De term duikt de laatste jaren steeds vaker op: rijke teksten.
Laatst nog in de aankondiging door Stichting Lezen van het symposium Lezen Centraal, 'over de mogelijkheden van het gebruik van rijke teksten in het leesonderwijs en de leesbevordering'.
Woordgrapje als kop boven het persbericht en op de site: Lezen Centraal 2022: Lees je rijk!
 

 
In de tekst van de aankondiging kwam de term zes keer voor.

Wat zijn rijke teksten? Ik citeer de stichting, die het op haar beurt weer ontleende aan Curriculum.nu.

Luisterboeken, griffelboeken, nieuwsberichten, die ene geïllustreerde Bosatlas met prachtige verhalen, poëziebundels en interactieve e-books: rijke teksten zijn overal te vinden. Het zijn authentieke teksten, literair of zakelijk, met een uitdagende inhoud en rijke vorm. Ze maken nieuwsgierig, stimuleren de motivatie om verder te lezen, te kijken of te luisteren en bevorderen de ontwikkeling van kennis van de wereld en diep begrip.

Rijke zakelijke teksten zijn inhoudelijk samenhangend en hebben een heldere tekststructuur met gevarieerde zinsstructuren, samengestelde zinnen en verwijs- en verbindingswoorden.

Rijke literaire teksten (fictie, non-fictie en poëzie) bevatten wisselingen in vertelperspectief en chronologie. Er is sprake van gelaagdheid, verschillende stijlen en verhaallijnen, variatie in taalregisters en afwisseling in beschrijving en dialoog.

Dit vertoog kun je met goed fatsoen geen definitie noemen. In ieder geval geen mooie, sluitende definitie.
Niettemin vond ik hem hier en daar herhaald, niet alleen in deze aankondiging, ook bij de SLO, die er nog een heel rijtje kenmerken aan toevoegde:

De inhoud en taalkwaliteit bepalen of een tekst een rijke tekst is.
- De verhouding tussen de hoeveelheid nieuwe informatie en de al bekende informatie is in evenwicht. Hierdoor kan nieuwe informatie geïntegreerd worden met al bestaande voorkennis.
- De tekst biedt ruimte tot meerdere interpretaties en mogelijkheden tot opgaan in een andere wereld.
- De tekst is authentiek en origineel van vorm en inhoud.
- Tekst, beeld, illustraties en geluid versterken elkaar.
- Zowel eenvoudige als complexe relaties komen voor, zoals chronologische relaties, oorzaak-gevolgrelaties, middel-doelrelaties en vergelijkingen.
- Het taalgebruik is gevarieerd, zo veel mogelijk authentiek en zo min mogelijk vereenvoudigd.
- Er komen onbekende en laagfrequente woorden voor in verschillende zinsverbanden.
- Ook bevatten ze abstract en figuurlijk taalgebruik.
- Rijke zakelijke teksten zijn inhoudelijk samenhangend en hebben een heldere tekststructuur met gevarieerde zinsstructuren, samengestelde zinnen en verwijs- en verbindingswoorden.
- Rijke literaire teksten (fictie, non-fictie en poëzie) bevatten wisselingen in vertelperspectief en chronologie. Er is sprake van gelaagdheid, verschillende stijlen en verhaallijnen, variatie in taalregisters en afwisseling in beschrijving en dialoog. 
 
Dit is nog vager, redundanter en lelijker ('Er is sprake van' e.d.). Wat een woordkramers zijn sommige docenten(-opleiders) toch...
 
De docentopleiders Anneke Smits en Erna van Koeven gebruiken de term ook graag en verwerkten hem met een variant zelfs in de titel van hun boek Rijke taal (2020).
In hun blog Geletterdheid en schoolsucces maakten ze het op 6 april 2019 helemaal bont door eerst te gaan omschrijven wat rijke teksten niet zijn.
 
Vaak krijgen we de vraag wat dat nu eigenlijk zijn, rijke teksten. Omdat er zo ontzettend veel verarmde teksten zijn in het onderwijs lijkt het makkelijker om te vertellen wat verarmde teksten zijn:

- teksten die herschreven zijn op basis van AVI/CLIB normen (een bepaalde gemiddelde zinslengte en een bepaalde gemiddelde woordlengte)
- teksten die geschreven zijn op basis van specifieke woorden die er in voor moeten komen naar aanleiding van onderwijsdoelstellingen (bijvoorbeeld: aquarium, aquarel, enquête) (technisch lezen, TULE-doelen voor zaakvakken)
- teksten die geschreven zijn om specifieke woordenschat te kunnen oefenen (bijvoorbeeld: ondoordacht, ontegenzeggelijk, teisteren, winkelketen)
- teksten die geschreven zijn om leesstrategieën te oefenen (bijvoorbeeld: voorspellen, woordbetekenis ontlenen aan de tekst, vragen stellen)
- teksten die geschreven zijn om een specifieke moraal over te brengen (in methodes voor sociaal-emotionele ontwikkeling en levensbeschouwing)
- teksten waarbij marketingoverwegingen een sterke rol spelen: er moeten nu eenmaal 365 verhaaltjes in een boek passen of er moet zo snel en zo goedkoop mogelijk een grote berg boeken over die ene kinderheld geproduceerd worden. 

Om vervolgens toch nog relatief beknopt het antwoord te geven op wat rijke teksten dan wél zijn.

En wat zijn dan wel rijke teksten? Dat zijn authentieke teksten, teksten die geschreven zijn met een authentiek inhoudelijk doel, om lezers plezier te brengen, te informeren, om argumenten te geven voor een stelling, om iemand te leren hoe je een kast in elkaar zet, een recept kunt omzetten in een gerecht of iets te leren over economie of CO2-uitstoot. Als je door de krant bladert, zie je alleen maar rijke teksten. 

Relatief beknopt, schreef ik.
Té beknopt, dachten ze kennelijk zelf. Want ze vervolgen:

In een tekst van Oxford University Press ELT worden vier vragen gesteld waarmee je kunt bepalen of een tekst inhoudelijk rijk genoeg is om in het onderwijs mee aan het werk te gaan.

1. Does the text contain information that can be of use in the real world outside the classroom?
2. Does the content help students relate their experiences, situation, and country to the world as a whole?
3. Is the text generative and can productive tasks be tailored to students' needs?
4. Is the content of the text authentic and does it lend itself to further research and exploration?

Je kunt daarnaast ook kijken naar de wijze waarop een tekst geschreven is:

1. Gaat het om langere zinnen met verbindingswoorden?
2. Is er sprake van een elementaire verhaalstructuur? (zie Newkirk, 2012)
3. Is er een gevarieerde woordenschat met voldoende laagfrequente woorden?
4. Worden er (causale) verbanden gelegd tussen tekstgedeelten?
5. Gaat het om een doorlopende tekst en niet om losse fragmenten?
6. Ondersteunen eventuele illustraties de tekst of zijn ze alleen ter verlevendiging?

Help. 
Moet het antwoord op de vraag wat rijke teksten zijn echt zo ingewikkeld zijn?
Kennelijk, want het kortste antwoord dat ik zelf kan bedenken levert nieuwe vragen op: rijke teksten zijn rijk aan betekenis.

Juf, wat is betekenis?
Hoe ruikt dat, kun je het zien? Kun je het eten?
Word je rijk van lezen?
 






zondag 13 februari 2022

1914-1918

Het viertal dat 1939-1945, Toen het oorlog was schreef, Annemiek de Groot, Roos Jans, Juul Lelieveld en Liesbeth Rosendaal (alle vier van Patsboem!sterin educatie), nam nóg een oorlog op de korrel. Het team werd daarvoor versterkt met Marrit Boogaars. De illustraties zijn opnieuw van Irene Goede. De opmaak en aanpak zijn ongeveer eender.
Ook hier een hoofdstuk dat we vooral eerst moeten lezen. En ook weer een hoofdstuk over dieren.

De inleidende opmerkingen in mijn bespreking van 1939-1945, Toen het oorlog was zou ik hier zo kunnen herhalen. Dat doe ik deels dan ook maar.
 
Het begrip oorlog lijkt me een lastig onderwerp om in de klas te behandelen, vooral wat betreft oorzaken & redenen. Het verschil tussen oorzaak en reden is trouwens ook al een punt van aandacht. Mensen kunnen redenen vinden om iets te doen, bijvoorbeeld een oorlog beginnen. Onderzoek naar waar die mensen hun redenen vinden brengt ons bij oorzaken, ketens van oorzaken. De geschiedenis toont ons lange ketens van oorzaken - al hebben we die ketens dan achteraf beschreven, terwijl men er in dat beschreven verleden soms heel anders tegenaan keek. Bij het beschrijven van menselijke handel en wandel ontkom je moeilijk aan interpretatie. Groepsdenken, wij-zij-denken, moraal, het zit beschrijven soms danig in de weg.

Wat is een oorlog? Is de almaar voortdurende reeks incidenten en raketbeschietingen in Israël en de Palestijnse gebieden een oorlog? Was de inlijving van de Krim door Rusland een oorlog? Zijn de onlusten in Bolivia een oorlog? Voeren voetbalfanaten van de ene club soms oorlog met die van de andere club? Is de West Side Story een oorlogsverhaal? Hoe zat het eigenlijk met de Kruistochten? Hoe zit het met de War on Drugs? Kunnen families met elkaar oorlog voeren? Betekent het iets dat het Van Dale Junior Woordenboek Nederlands in mijn kast (1994, 1e druk) geen lemma oorlog heeft?
Probeer het allemaal maar eens te bespreken met leerlingen zonder in versimpelingen te vervallen.
Een rollenspel kan leerlingen iets laten voelen van hoe oorlog ontstaat -  en kan als je niet oppast gierend uit de hand lopen.
The Lord of the Flies van William Golding (1954) en The Chocolate War van Robert Cormier (1974) zijn twee meesterlijke verhalen om in dit verband te noemen. Beide vertaald in het Nederlands, beide verfilmd.

Dat dus allemaal behandelen in een boek voor kinderen over de Eerste Wereldoorlog.
Zijn de makers van dit boek daarin geslaagd?
Het korte antwoord: ja. Misschien moet ik het daarop houden, want het lange antwoord bevat veel argumenten uit de beoordeling van 1939-1945, Toen het oorlog was.
Er is bijvoorbeeld geen verstandig nawoord 'Keuzes maken', zoals bij 1939-1945, Toen het oorlog was, want dat ontbreekt, maar wel wordt verwezen naar wat er nog meer te ontdekken valt.
En ook hier een degelijke en uitgebreide inhoudsopgave, die bijna een mooie inleiding is. 
 
 
Ook hier verantwoord, goed gekozen beeldmateriaal. 
Neem bijvoorbeeld dit overzicht van bondgenoten, met inleiding.



Goed doordacht, die tekst: 'Sommige landen ken ik niet. Hoe kan dat?' Want het spreekt niet vanzelf dat kinderen in de bovenbouw van het basisonderwijs namen als het Ottomaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije kennen.

Of neem dit begin van het hoofdstuk Vechten.
 

Bijna iconisch beeld van de eerste Wereldoorlog, die modderboel met dode bomen.
Ook dit boek is bestemd voor kinderen van pakweg tien en ouder, en die zullen het zeker tot zich kunnen nemen, maar biedt ruim voldoende voor geïnteresseerde volwassenen met de vraag hoe-zat-dat-ook-alweer.



Groot, Annemiek de, Marrit Boogaars, Roos Jans, Juul Lelieveld en Liesbeth Rosendaal. 1914-1918, Toen het oorlog was; ills. Irene Goede.

vrijdag 11 februari 2022

Een marteling

De Volkskrant, 5 februari 2022. De tweewekelijkse column van Merel van Vroonhoven. Titel van deze aflevering: 'De manier waarop we hier begrijpend lezen onderwijzen is een ware marteling'.
 
Ik citeer voor hen die geen abonnee zijn:
 
‘Nee, niet weer.’ Een diepe zucht ontsnapt uit mijn longen. Zelfs bij een simpele cito-meerkeuzevraag over een onbenullig rijmpje hebben ze het antwoord fout. Moedeloos word ik ervan. Hoe komt het toch dat mijn klas begrijpend lezen zo ontzettend moeilijk vindt?
Is het de thuissituatie vol zorgen, waarin ouders überhaupt niet aan voorlezen toekomen? Of de taalachterstand waarmee kinderen aan hun schoolcarrière beginnen? Of toch hun autisme, wat het lastig maakt om de hoofdgedachte te ontwarren, tussen al die ogenschijnlijk belangrijke details?
 
Sinds ik voor de klas sta, besef ik meer dan ooit dat een gebrek aan taalvaardigheid dé grote ongelijkmaker is. Een waar je de rest van je leven last ondervindt. Het lezen van een bijsluiter, een brief van de gemeente of het afsluiten van een hypotheekcontract. Onmogelijk zonder leesbegrip. Nog los van wat je mist aan troost, inspiratie en verbeeldingskracht in een boekloos leven.
Mijn leerlingen staan op 3-0 achterstand. Dus niet zo vreemd, die belabberde citoscores. Misschien moet de lat gewoon lager. Ik voel een ijskoude rilling. Dit is wat de Amerikaanse onderwijssocioloog Bowen Paulle bedoelt met ‘the prison of low expectations’: je verlaagt je verwachtingen richting een kind vanwege zijn lastige omstandigheden, in plaats van uit te gaan van groeimogelijkheden en talent.
 
Mijn leerlingen moeten niet anders, mijn lessen moeten anders! De manier waarop we begrijpend lezen onderwijzen als losstaand vak is een ware marteling. Het zoeken naar signaal- en verwijswoorden in plaats van het werkelijk beleven van de inhoud. Geen kennis opdoen, maar een trucje aanleren. Daar krijgt zelfs de grootste boekenliefhebber spontane ernstige leesallergie van.
 
Vraag Sacha iets te vertellen over veldslagen en hij is niet meer te stoppen. Jaartallen, locaties, wapens, namen van generaals, aantallen doden. Hetzelfde geldt voor Tom over muziek, Joshua over computers en Aram over vogels. Als ik ze verhalen vertel hangen ze aan mijn lippen. Hongerig naar elk nieuw brokje kennis. Maar zodra ik begin met een van de voorgekauwde, prefab lees- en taallessen uit de peperdure lesmethodes, verdwijnt het vuur uit hun ogen. Joshua krijgt hoofdpijn en Aram blokkeert.
Taallessen over modetrends, die al jaren uit de mode zijn. 
 
Woorden die geen mens meer gebruikt, zoals korset en insnoeren. Ieder interessant, complex onderwerp lijkt naar de zwarte lijst te zijn verbannen. Alleen bij geschiedenis, aardrijkskunde en biologie kom je ze nog tegen: ons slavernijverleden, democratie versus dictatuur, ruimtevaart, voortplanting en evolutie. Maar ook daar moet alles dummyproof zijn. Korte teksten met heel veel plaatjes. Nergens wordt een koppeling gemaakt met mooie verhalen uit de literatuur, sprookjes of poëzie.
 
En dat terwijl het ook anders kan, zoals deze week weer bleek uit het zoveelste onderzoek – dit keer van de Universiteit van Leiden. Over wat nodig is voor effectief leesonderwijs is al veel bekend. Op papier dan, want al die wetenschappelijke kennis vindt de weg naar het klaslokaal maar mondjesmaat.
Ik besluit de lesmethode te laten voor wat zij is. Begrijpend lezen? We gaan gewoon maar eens doen wat het woord zegt: lezen. Heel veel lezen.
 
‘Mag ik morgen een gedicht van Poesjkin voordragen, juf?’ vraagt Sacha als ik in de klas de Poëzieweek inluid. Verbaasd kijk ik het Russische jongetje aan. ‘Poesjkin? Maar natuurlijk! Waar gaat het gedicht over?’
Hij rolt met zijn ogen. ‘Weet u dat niet? Over de liefde. Alle gedichten van Poesjkin gaan over de liefde. En de dood natuurlijk.’ 

Toelichting overbodig, link naar Paulle van mij. Hopelijk neemt de auteur me het citeren niet kwalijk. Wellicht ziet de Volkskrant nieuwe abonnees komen, al was het maar wegens deze columns van Merel van Vroonhoven.

Er past wel nog een ander lang citaat bij, uit een bijdrage die op 21 januari verscheen op het blog Geletterdheid en schoolsucces van Anneke Smits en Erna van Koeven, 'Ons collectieve onderwijshoofd is bezet'.

The curse of the familiar

Ons grote probleem is dat we in het onderwijs zo verweven zijn geraakt met wat we doen, dat dat zo deel van onszelf is geworden, dat we er niet meer met afstand naar kunnen kijken. 
In ons collectieve onderwijsbewustzijn heeft zich de gedachte vastgezet dat taalonderwijs geen taalonderwijs is als er niet wordt gewerkt met werkbladen met vragen, kaartjes met woorden, AVI-niveaus, spellingcategorieën, schrijfstrategieën, leesspelletjes of wat dan ook maar aan te pas komt. En als er een nieuwe methodiek of methode wordt gelanceerd, zijn we alleen maar tevreden als we die vertrouwde dingen terugzien. 
Dat is de curse of the familiar (de vloek van het vertrouwde). 
We hoeven onszelf dat niet kwalijk te nemen. Onze blik en ons handelen wordt onbewust gestuurd door dat waar we vertrouwd mee zijn. Zonder dat we het beseffen vinden we een aanpak pas goed als er tóch werkbladen zijn, als er tóch die kaartjes zijn of die strategieën en als we tóch onze vertrouwde lesjes terugzien in ons digitale materiaal. 
We kunnen ons gewoon niet voorstellen dat we goed leesonderwijs zouden kunnen geven zonder leesspelletjes of woordrijen.

Je ziet het pas als je het door hebt

Wij, onderwijsgevenden, zien het niet. 
Anderen zien het wel. 
Dat zijn vooral degenen die niet hun hele werkende leven in het onderwijs hebben doorgebracht. Degenen die over de woorden beschikken om iets over onderwijs te zeggen. 
Denk bijvoorbeeld even terug aan de uitzending van Arjen Lubach over begrijpend lezen. 'Kijk, hiphopmeubels, voorleeshonden en influencers, dat zijn goeie initiatieven, maar ze zijn niet de oplossing. Het zijn de voedselbanken van de leescrisis.' En 'Het is niet: jongens, ik heb hier een fantastisch boek, maar wat is het signaalwoord van de samentrekkende nevenfunctie van...' 
We moeten erom lachen, zijn het er volledig mee eens, praten erover in de lerarenkamer en vervolgens gaan we weer verder met onze leesstrategieën op net weer een beetje een nieuwe manier, maar toch hetzelfde. Niet omdat we niet anders willen, maar omdat we niet anders kunnen. 
Terwijl het natuurlijk gewoon gaat om dat fantastische boek. Je kunt nog zoveel tijd besteden aan signaalwoorden, als je geen fantastische boeken leest, word je niet beter in begrijpend lezen.  
 
Waarvan akte.
 


 
 


dinsdag 8 februari 2022

Wegens succes gesloten

Ooit, zo'n vier decennia of misschien nog langer geleden, had ik een interview met de directeur van de Tilburgse openbare bibliotheek. (Ze is inmiddels allang met pensioen, mag ik aannemen.) Ze vertelde me o.a. dat de dienstverlening aan scholen afgebouwd ging worden, want die was wegens doorslaand succes te duur geworden.
Onze nationale financiën waren en zijn zo ingericht dat openbaar bibliotheekwerk en onderwijs uit verschillende potjes worden betaald, potjes met beheerders die geen rekening met elkaar houden want ze wonen in verschillende overheidshuizen. In het onderwijspotje zat niet genoeg om die dienstverlening in stand te houden, in het bibliotheekpotje evenmin. Dus hoe gewaardeerd ook, en hoe evident het ook was dat de dienstverlening door de openbare bibliotheek een grotere uitgave aan leesmateriaal door scholen onderving, het moest minder of weg.

Hieraan moest ik de denken toen ik bij Lezen 2021-4 een brief aantrof, ondertekend door Gerlien van Dalen, 'directeur-bestuurder Stichting Lezen'. Ik citeer:

Vier keer per jaar ontvangt u Lezen, het kwartaaltijdschrift van Stichting Lezen over leesbevordering en literatuureducatie. Uit de reacties weten we dat het tijdschrift hoog gewaardeerd wordt. We zijn blij met u als lezer van ons tijdschrift. En we zijn blij dat het aantal abonnees nog steeds toeneemt. Zo kunnen we onze kennis delen met steeds meer professionals in het onderwijs, de kinderopvang en de leesbevorderingswereld.
Er zit echter ook een andere kant aan. Een blad maken en verzenden is kostbaar. Met het toenemende aantal abonnees worden de kosten verhoudingsgewijs te hoog. Daarom vragen we u om een vrijwillige bijdrage van minimaal € 15,- per jaar. Dat stelt ons in staat het tijdschrift te blijven maken zoals u het kent: op papier, aantrekkelijk vormgegeven en boordevol bruikbare informatie.

Nu maakt papier zeker niet de hoofdmoot uit van de kosten om een tijdschrift te maken. Verzendkosten en drukkosten worden per nummer lager naarmate er meer gedrukt worden. 
Maar bij elkaar stijgen die kosten natuurlijk wel naarmate er meer verzendadressen zijn en kennelijk was Lezen al een begrotelijke zaak voor de stichting. Druppels en overlopende emmers en zo. Uit de jaarrekening is helaas over de kosten van Lezen niets specifieks te halen.
 
Lezen was en is bedoeld als uitstalkast voor de stichting. Van een onafhankelijke redactie is formeel geen sprake. De directeur-bestuurder schrijft al sinds jaar en dag het redactioneel, twee medewerkers zitten in de verder door freelancers bevolkte redactie, een eigen standpunt ten opzichte van de stichting is er niet. 
Is helemaal niet erg en doet aan de inhoud niets af, maar daarmee is het tijdschrift Lezen wel onvervreemdbaar onderdeel van Stichting Lezen, die vrijwel geheel wordt bekostigd uit openbare middelen. Het was en is in principe dan ook gratis.
 
In feite vraagt directeur-bestuurder Gerlien van Dalen ons nu dus om een vrijwillige bijdrage aan Stichting Lezen. De gulle gevers moeten maar hopen dat hun bijdrage inderdaad gericht wordt besteed aan het tijdschrift. 
Ongevraagd advies: toon in komende jaarrekeningen duidelijk waar de kosten zitten, wat deze vrijwillige bijdrage heeft opgeleverd en waaraan hij is besteed.
 
 

 
En hoe is het met Lezen? Staat het inderdaad 'boordevol bruikbare informatie'.
Toevallig is nummer 2021-4 beslist een van de betere. Een mooi portret van Daan Remmerts de Vries, een informatief artikel over leesactiviteiten in de buitenschoolse opvang, en een over non-fictie-boeken bij de 'zaakvakles' en begrijpend lezen, een interview met Els Pelgrom, van wie binnenkort na jaren stilte een nieuw boek verschijnt, en een interview met Conrad Berghoef, de docent die te fiets boeken ging rondbrengen bij zijn leerlingen (tekening hierboven van Femme ter Haar) en daarover een boek schreef, Leraar op de fiets. (Binnenkort bespreking in dit blog.) Een interview met dichter Lisa Loeb, een column door Imme Dros, een portretje van twee 'bevlogen leesbevorderaars', aankondigingen van nieuwe titels en nog meer.

Uit het interview met Lisa Loeb vis ik dit citaat:

Bijna alle wanden in het huis van mijn ouders bestonden en bestaan uit boekenkasten. Ik mocht pakken en lezen wat ik wilde. Mijn moeder las ook voor, heel veel Annie M.G. Schmidt: Pluk van de Petteflet, Minoes, Jip en Janneke. Dan draaide ze trouwens de rollen soms om. Janneke was stoer en Jip was juist de bangerik. Ja, de magie van fictie, van de vertelkunst heb ik echt wel van huis meegrekregen.

Ja, dat werkt. Weten we ook uit veel onderzoek.
Nog zo'n citaat, uit een interview met Sholeh Rezazadeh. Ze vertelt hoe ze zich het Nederlands eigen maakte.

Ik volgde een intensieve taalcursus, praatte Nederlands zodra het kon, keek tv-programma's: [Lachend] Boer zoekt vrouw, het echte Nederland. Boeken die ik in het Perzisch had gelezen, las ik in Nederlandse vertaling, en ik las Nederlandse schrijvers: Biesheuvel, Kopland. Ik bezocht culturele evenementen, vroeg op een gegeven moment of ik zelf iets mocht voordragen. Ik kende niemand, kende ook de smaak van hier niet en wilde testen wat men ervan vond.

Prachtig en hopelijk inspirerend, zo'n snelkookpan-cursus taal die deze van oorsprong Iraanse auteur zich in zes jaar tijd heeft gegeven.

Er zijn wel saaiere nummers van Lezen langsgekomen!
De greep hierboven toont wellicht ook de reikwijdte van de inhoud: van kinderopvang tot bovenbouw secundair onderwijs. De doorgaande leeslijn, het is de theoretische basis onder het werk van Stichting Lezen. 
Daarmee maakt de redactie het zich niet makkelijk, want doorgaans kiezen lezers toch hun leesgoed op basis van hun eigen bezigheden. De keuze voor veel interviews is slim: die verleiden sneller tot lezen buiten het eigen interessegebied. Ook zo'n reeks bijdragen die een kijkje biedt in het atelier van illustratoren is daarom een goede keuze.
Of Lezen daadwerkelijk leidt tot nieuwe initiatieven, dat weet ik niet, maar het is momenteel wel het enige tijdschrift in onze niche en het wordt met zorg en liefde gemaakt.
Het zou jammer zijn als Stichting Lezen zou moeten besluiten het tijdschrift wegens doorslaand succes te stoppen.
Het ware wellicht beter geweest als Stichting Lezen vanaf het begin had geholpen een tijdschrift op de markt te houden (bijvoorbeeld Leesgoed) of te brengen dat zichzelf zou kunnen handhaven, al dan niet met een klein beetje subsidie. Maar ja, dat is vermoedelijk een ver gepasseerd station.




vrijdag 4 februari 2022

Leescoalitie in actie

Lang niets van de Leescoalitie gehoord, maar daar is dan toch ineens een persbericht. Ik citeer:

Op donderdag 3 februari 2022 overhandigden Paul van den Broek, Christine Espin en Anne Helder van het Instituut Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Leiden het rapport Sturen op begrip: Effectief Leesonderwijs in Nederland aan de Vaste Kamercommissie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de motie Rog c.s. Daarin staat het voorstel om onderzoek te (laten) doen naar de oorzaken van de afgenomen leesvaardigheid van leerlingen in het funderend onderwijs. En om advies uit te brengen over de noodzakelijke interventies om de leesvaardigheid weer op peil te brengen.

In het rapport geven de onderzoekers aan dat de begripsvaardigheid van alle leerlingen verbeterd kan worden, ongeacht leesniveau of achtergrond. Het onderzoek bevestigt recente bevindingen van de Taalraad Begrijpend Lezen en de Kennistafel Effectief Leesonderwijs.

Het persbericht opende, vermoed ik, met een samenvatting van dat rapport. Ik citeer:

De ingrediënten voor effectief leesonderwijs zijn bekend. Waarom hebben kinderen en jongeren dan toch moeite met verdiepend lezen? Uit onderzoek van de Universiteit Leiden blijkt dat leraren vooral zelf een activerende leesles moeten samenstellen door de succesvolle elementen uit leesmethodes te combineren met andere activiteiten en didactisch handelen. School en leesbevorderingsinstanties, zoals bibliotheken en Stichting Lezen, moeten voor de randvoorwaarden zorgen. En ook ouders betrekken bij de lees- en taalontwikkeling van hun kinderen. Volgens de Leescoalitie onderstrepen de uitkomsten opnieuw dat effectief leesonderwijs mogelijk is. Maar dat hiervoor structureel beleid, middelen en goede randvoorwaarden nodig zijn.

En de staart van het persbericht:
 
De conclusies uit het rapport sluiten ook aan bij de Oproep tot een ambitieus Leesoffensief van de Leescoalitie. Gerlien van Dalen, directeur-bestuurder Stichting Lezen en voorzitter van de Leescoalitie: ‘De onderzoekers benadrukken dat effectief leesonderwijs vraagt om een gezamenlijke aanpak. Met scholen, de bibliotheek en de thuissituatie als belangrijkste plekken om deze zorgwekkende trend ten positieve te keren. Hiermee sluiten zij aan bij de visie van Stichting Lezen, zoals beschreven in de beleidsnotitie De doorgaande leeslijn (2020). Daarin staan de leesontwikkeling en effectief en motiverend leesonderwijs beschreven.

Het is noodzakelijk dat nu de stap gezet wordt naar structureel beleid. Daar hoort bij dat effectief leesonderwijs in samenhang met leesbevordering daadwerkelijk in het curriculum komt te staan. Zorg dat er geoormerkt geld voor scholen komt om een goede schoolbibliotheek op elke school op te zetten en te onderhouden. Betrek leesexperts van binnen en buiten school bij het leesonderwijs. De Leescoalitie roept het kabinet dan ook op voorrang te geven aan het bevorderen van lezen en geletterdheid. Laten we voorkomen dat de jongeren van nu de laaggeletterden van de toekomst worden. Gezamenlijk met de overheid en de onderwijsorganisaties gaan de leden van de Leescoalitie graag aan de slag.

 
Voor het laatst, deze actie? Hij doet zo benauwend denken aan voorgaande acties, zoals de publicatie van genoemd manifest in 2020. Ik vraag me soms wat ongerust af wat Stichting Lezen gaat doen als over acht jaar blijkt dat ze geen moer is opgeschoten met dat manifest, en met het ijveren voor verbetering van het leesonderwijs en het bevorderen van het lezen, waarbij overigens de volwassenen al een tijd geleden zijn losgelaten, kennelijk al dan niet in goed overleg overgelaten aan Stichting Lezen en Schrijven. (De vraag gaat uiteraard ook hen aan.)
Natuurlijk doet Stichting Lezen zegenrijk werk, bijvoorbeeld middels projecten als Boekstart en De bibliotheek op school, en oud-directeur Barry Wiebenga merkte ooit op dat het nu eenmaal lastig is om effect te meten in een samenleving als je geen controlegroep hebt. 
Zonder genoemde projecten stond het er wellicht beroerder voor. We zullen het niet weten. Geldt ook voor een prachtproject als de Kinderboekenweek, zelfs wanneer per flater het schrijven van het kinderboekenweekgeschenk aan een Australisch duo wordt overgelaten, dat van de Waanzinnige boomhut.

Maar de alarmistische opzet van de Leescoalitie wekt verwachtingen: de toon is van doe het NU, anders is het TE LAAT. Tja. En als het dan te laat is, wat dan?


donderdag 3 februari 2022

Mislukking

Wat een vermoeiend verhaal, dacht ik na een vijftigtal bladzijden. Wil ik echt verder lezen over Wilbur de Mislukkeling?

Sue Townsend maakte in 1982 furore met The Secret Diary of Adrian Mole, aged 13¾ en daaropvolgende delen en vertalingen, ook in het Nederlands (Het geheime dagboek van Adriaan Mole, 13¾ jaar, zelfde jaar, vertaling Sylvia Witteman). Adrian Mole worstelde met allerlei zaken en had een heel eigen visie op zijn talenten en de manier waarop Townsend hem dat onder woorden liet brengen was buitengewoon geestig.
Ze evenaarde daarmee min of meer The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, zo ongeveer de oerversie (het boek verscheen in 1951) van over zichzelf en hun perikelen vertellende tieners, en gaf een nieuwe impuls aan dit genre verhalen.
Het vergt veel schrijverstalent om het geouwehoer van zulke jonge vertellers boeiend te houden.

Iets heel bijzonders van Susin Nielsen past in deze traditie. Maar Wilbur is wel heel erg wijdlopig, én heel erg in het algemeen, hoe lief hij ook is voor zijn mormel van een hond, voor zijn beide moeders (de Mampa's) en voor de oude buurman Sal, zijn 'beste vriend'.
Wie nu recht overeind komt, wordt beloond. 
Wat je verder ook vindt van Nielsens verteller, het verhaal loopt over van rijke details, ironische kanttekeningen en originele vondsten (alleen al die Mampa's!). Je moet alleen wel even door die eerste vijftig bladzijden heen.
Een citaat:
 
Wat me vooral nog bijstaat van die eerste keer dat ik dat gigantische, oude bakstenen gebouw in stapte, was het kabaal. Ik had natuurlijk wel vaker meer mensen om me heen gehad: er waren geregeld afspraakjes en uitjes met anderen die thuisonderwijs kregen. Maar dan hebben we het over tien tot vijftien stuks tegelijk, max. De gangen van het PET waren afgeladen met honderden scholieren die schreeuwden, lachten, kluisdeurtjes dichtsmeten en rondrenden, ondanks alle bordjes waarop stond dat je rustig moest lopen. Mijn instinct riep dat ik rechtsomkeert moest maken en weer naar buiten benen. Maar ik dacht aan wat Map de avond ervoor had gezegd, toen ik niet kon slapen: 'Vergeet niet, Wil: elk nieuw begin levert nieuwe ervaringen op.'
Dus ik liep verder.
Mijn oksels klotsten van het angstzweet tegen de tijd dat ik het lokaal had gevonden. De docent, Mr. Markowitz, stond bij zijn bureau. Ik zie hem nog voor me in zijn bruine pak, de schouders besneeuwd met roos. We kregen een opdracht. 'Schrijf een brief aan jezelf. Beschrijf jezelf zoals je nu bent. Maak dan een lijstje met doelen die je hoopt te bereiken voordat je eindexamen doet. Stop je brief in een envelop die ik erbij geef, schrijf je naam erop en plak hem dicht. En wees gerust volkomen openhartig,' voegde hij eraan toe. 'De brieven worden achter slot en grendel bewaard in de tijdcapsule. Over zes jaar krijgen jullie ze bij de diploma-uitreiking ongeopend terug.'
Ik was vastberaden netjes te doen wat me werd opgedragen.
Dus ik was volkomen openhartig.
Na school bracht Mr. Markowitz de gesloten enveloppen naar de tjidcapsule, wat niet echt een tijdcapsule was maar een kluis in het kantoor van de directeur. Het was maar een klein eindje lopen vanaf het lokaal, een trap af en dan links.
Maar volgens een betrouwbare ooggetuige bleef Mr. Markowitz even staan om aan zijn ballen te krabben. Dat klonk wel geloofwaardig, want zoals we in de loop van dat jaar zouden ontdekken krabde Mr. Markowitz vaak aan zijn ballen. Zo vaak zelfs dat het gerucht ging dat hij schaamluis had.
Terwijl hij stond te krabben, gleed er ongemerkt een brief uit het stapeltje.
Die van mij.

Die brief staat er uiteraard in. Ja, lezer, als je het nu ondanks de wijdlopigheid heel jammer vindt dat ik die niet citeer, moet je vooral dit boek kopen of lenen, en natuurlijk lezen.
Om de nieuwsgierigheid aan te wakkeren hier de eerste alinea:

Brief voor de tijdcapsule, jaar eindexamen 2025

Naam: Wilbur Alberto Thüringer Jiménez
Leeftijd: 11 3/4

Beschrijf jezelf zoals je nu bent: Ik ben 1m62. Farah, een van mijn thuisles-vrienden in Vancouver, zei dat ik de jonge Marty Feldman zou kunnen spelen als er ooit een biopic over hem werd gemaakt, wat ik opvatte als een compliment, tot we naar Young Frankenstein keken. Farah gaf me ook de bijnaam 'Blubber' omdat ik (a) mollig ben en (b) veel huil.
De Mampa's zeggen steeds dat het (a) maar puppyvet is en ik binnenkort wel een groeispurt krijg en dat (b) huilen niks is om je voor te schamen en dat de wereld meer gevoelige mannen nodig heeft. Ze zeggen ook dat mijn uiterlijk vanzelf wel bijtrekt. Ik hoop dat ze gelijk hebben.

De links heb ik uiteraard toegevoegd.
De brief wordt natuurlijk gevonden en op 'alle sociale media die de mensheid kende' geplaatst. De pestkop van dienst dient zich snel aan, maar gelukkig ook vrienden.
Die groeispurt komt er.
De meest hilarische en ingrijpende episode is de uitwisseling met een Franse schoolklas. Wilbur krijgt Charlie als logé: een meisje (had-ie niet gedacht) voor wie hij valt als een blok. Hoe het afloopt, ga ik hier niet vermelden. Evenmin geef ik details vrij over hoe zijn vrienden (inclusief buurman Sal) het aanpakken om Wilbur over zijn evidente minderwaardigheidscomplex heen te krijgen. Noch over het mooie einde.
Het is een onderhoudend, soms ontroerend maar zeer wijdlopig verhaal, dat er naar mijn mening aan gewonnen zou hebben als het niet in een soort dagboekvorm was gegoten, maar verteld door een anonieme verteller.



Nielsen, Susin. Iets heel bijzonders. Vertaling Lydia Meeder en Barbara Zuurbier. Lemniscaat, 2021. ISBN 978 90 477 1326 5, 236 p.