Jawel, in Rijke taal zit een heuse formule (p. 261). Lijkt een beetje op E=MC2, maar toch anders.
Want voor E, M en C word je geacht getallen in te vullen, terwijl de formule in de kop staat voor:
Leesbegrip = decoderen en vloeiendheid x ervarings- en taalbasis x leesmotivatie en hoeveelheid tekst x tekstkwaliteit x actief denken. Bij vloeiendheid moet je denken aan vloeiend kunnen lezen. De begrippen zijn niet echt in getallen te vertalen, maar niettemin maakt de formule duidelijk wat er bedoeld wordt.
Nu ik op 3 juli aandacht heb geschonken aan het pamflet Een lui letterland van Anne Steenhoff, ontsnap ik er niet aan ook iets te schrijven over dat 432 pagina's dikke boek waarmee auteurs Erna van Koeven en Anneke Smits in 2020 in één klap een term introduceerden die er misschien al was maar sindsdien in elke discussie over het Nederlands leesonderwijs voorkomt: rijke taal. Het ligt al maanden op tafel, ik had het bijna uit toen er allerlei klussen en andere boeken vóór schoven. Het boek samenvatten is onbegonnen werk maar hier een tip: elk van de acht hoofdstukken wordt afgesloten met een samenvatting. Reuze handig, vooral voor aanstaande leerkrachten, maar ook voor argeloze niet-didactisch opgeleide veellezers als ik, die halverwege denken: dat kan ik toch niet allemaal onthouden...
Dat hoeft ook niet. Voor de indrukwekkend lange literatuuropgave zit een uitgebreid register, en de inhoudsopgave is dusdanig opgebouwd dat je snel vindt wat de auteurs over bepaalde onderwerpen te berde brengen.
Dat indrukwekkend' bedoel ik niet spottend. Als iets dit monumentale werk kenmerkt is dat de auteurs hun best hebben gedaan hun uitspraken over het taal- en leesonderwijs op Nederlandse basisscholen met wetenschappelijk bewijsmateriaal te staven. En dat is nodig, want ze halen nogal wat overhoop.
Ze doen het namelijk overwegend niet goed, die scholen. Er is te veel 'teaching to the test', het onderwijs in taal en lezen is te veel in hokjes ingedeeld, en met de methodes voor begrijpend lezen leer je nauwelijks begrijpen wat je leest. Kortom, wat later door anderen is herhaald, onder meer dus door de al vermelde Anne Steenhoff, dat vind je in dit boek, en dan wetenschappelijk onderbouwd.
Ook zij hebben een visie op 'wat een leraar moet kunnen en kennen' (p. 35). Wie die als aankomend leerkracht leest, zal de moed in de schoenen zinken. Heb je je havo eindelijk met wat moeite afgerond, heb je je net na een vrolijk tussenjaartje ingeschreven aan de afdeling pabo van een onzer hbo-kolossen omdat je 'iets met kinderen' wil, heb je na het bijwerken van je Insta je telefoontje opzij geschoven en het kijken naar die leuke Netflix-serie even uitgesteld (ja, natuurlijk weet ik dat ik overdrijf), lees je:
Als taalleraar heb je veel interesses. Je zorgt dat je op de hoogte blijft van actuele ontwikkelingen door regelmatig kranten en andere actuele teksten te lezen. Je kent je eigen leesvoorkeuren en leest fictie en/of non-fictie. Je bent op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de jeugdliteratuur en kent de jeugdboeken die de leerlingen in je klas lezen. Je reflecteert op de teksten die je schrijft, stelt jezelf in de gelegenheid veel te oefenen met schrijven en je schrijft regelmatig. Je hebt een heldere visie op taal/leesonderwijs en kijkt steeds onderzoekend naar je onderwijspraktijk.
Je geeft effectieve instructie in decoderen en spellen. Je daagt je leerlingen uit tot frequent lezen en schrijven. Je verbindt taal met interessante onderwijsthema's en verkent die samen met de leerlingen. Daarbij maak je gebruik van (taal)rijke teksten (fictie en non-fictie) en voer je interessante gesprekken met leerlingen. Je bent creatief in het ontwerpen van motiverende opdrachten. Je beseft dat je verhalen kunt inzetten om leerlingen zichzelf te leren kennen en de levens van anderen te verkennen. Je hebt plezier aan het besteden van aandacht aan bijzondere woorden of mooie bijzondere taaluitingen.
Je hebt hoge verwachtingen van je leerlingen. Je volgt hun ontwikkeling en je biedt leerlingen die dat nodig hebben ondersteuning, niet door teksten te vereenvoudigen, maar door hen te helpen teksten te begrijpen of teksten te schrijven. Je maakt in je onderwijs op een creatieve en doordachte manier gebruik van audiovisuele middelen of software.
Ze verwijzen daarna ook nog naar 'Referentieniveau 4F'.
En dat voor een modaal startsalaris van bruto 3300 (netto zo'n 2700), hetgeen onder de huidige regering hoogstwaarschijnlijk niet zal toenemen. Toegegeven, het stijgt in de loop der jaren wel iets en het is wat meer dan vroeger.
Rijke taal biedt een karrenvracht aan zeer goed gefundeerde suggesties hoe het allemaal beter kan, warm aanbevolen, maar aan het vermoedelijk te lage instapniveau van de pabo gekoppeld aan bijbehorend modaal salaris besteden ze geen woord. Wat wellicht ook niet te verwachten valt van twee docenten verbonden aan zo'n opleiding (Hogeschool Windesheim).
Een basisschoolleraar als Anne Steenhoff past wel bij hun ideaal, denk ik, en dat is dan net als bijvoorbeeld Merel van Vroonhoven nog een typische zij-instromer, maar als ik me de onderzoeksverslagen van Stichting Lezen goed herinner, kan de helft van de ingeschrevenen beter meteen een andere roeping gaan volgen.
Koeven, Erna van, en Anneke Smits. Rijke taal, taaldidactiek voor het basisonderwijs. Boom, 2020. ISBN 978 90 244 3394 0, 432 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten