Rond mijn vijftiende merkte ik dat mijn rechterschoen altijd het eerst kapotging. Het begon met een zacht piepen. De schoen maakte dan een klagend en zielig geluid als ik liep. Daarna ging de zool langzaam maar zeker los.
Zou een mooie vraag zijn voor een literaire quiz: van wie is dit citaat?
Geen idee? Nog een:
Bij de vloedlijn ontelbare pantsertjes van schelpdieren, krabbenpoten, tengels en meterslange, holle stengels van stierkelp, het snelst groeiende wier van de wereld. Een eind verder een dode zeeleeuw, grijs en glad, het lichaam opgezwollen, alsof het gevuld is met water. Zijn bek met scherpe witte tanden in een afstotende grijns. Geen vliegen, geen meeuwen, geen geur. Het beest is waarschijnlijk nog niet lang dood en pas aangespoeld. Er liggen ook oude boomstammen, gebleekt door het zoute oceaanwater.
Mijn oud-redactiegenoten van
Leesgoed zouden de vraag nu al goed hebben beantwoord. Maar ja, die zijn er vandaag niet bij.
Nog eentje dan:
Op de stoep in de Slijkstraat stond een stoel en toen ik erop zat kon ik alles eens rustig bekijken. Er was een handkar waarop met witte letters KOLENHANDE geschilderd was. Maar die hing scheef en was leeg en er ontbrak een wiel en blijkbaar ook een letter. Ik was zes en kon al lezen.
Hint: deze Slijkstraat is in Vlissingen. Zee en overstroming zijn belangrijke motieven.
Iets meer verbeelding?
Er is geen kleur ter wereld of hij zit op deze vogel; bek en poten zijn langer dan van welke vogel ook en van een buitensporig formaat in verhouding tot het lichaam, en het geluid dat hij maakt is het gezang van tientallen zwermen vogels tegelijk.
Het ei van deze vogel heeft een flink volume, is groter dan welk ei dat wij kennen, zelfs groter dan dat van de struis.
Nou ja, zo blijven we bezig.
Misschien een plaatje, want daarvan staan er best veel in dit boek.
Of in kleur, zoal dit.
Of dit, dat is toch een echte Hofman:
Daarmee heb ik de naam al genoemd.
Het gaat hier over
We vertrekken voordat het licht is, een bundel verhalen en afbeeldingen van
Wim Hofman.
Wim Hofman is een fantastische waarnemer. Fantastisch ook letterlijk: hij kan observeren wat er in de vloedlijn of een overstroomde straat aanspoelt, maar evengoed een eiland verzinnen met bizarre wezens, of een rare vogel. Soms lijkt het alsof hij de hele wereld beziet als een aanspoelsel, vol wonderlijke zaken en gebeurtenissen.
Dat vinden we terug in zijn werk, zowel beeldend als geschreven. Hij is kien op details.
Natuurlijk is hij in principe niet zelf aan het woord, maar zijn vertellers lijken wel erg veel op hem - en op elkaar, logischerwijs.
Nog een citaat, wegens die details, dat opsommerige.
De rotssteen waar ik op ging zitten voelde koel aan.
Dat kwam goed uit, want het was zomer en ik had urenlang gelopen over een ruw pad dat voortdurend slingerde en klom en ik had het erg warm gekregen. Het stuk graniet lag langs het bergpad in de schaduw van wat donkere sparrenbomen en vormde een goede plek om even te rusten en een pijpje te roken. De steen lag bij een kruispunt van enkele paden en er stond een meer dan manshoog houten kruis, waarop verschillende figuren waren gekerfd en daarna een beetje ingekleurd. Ik zag een eenvoudig laddertje, een beker met dobbelstenen, drie flinke spijkers en een hamer, bovenaan een haan, en dan iets waarvan ik wist dat het een wond moest voorstellen, maar meer op een gekanteld mondje leek of op een vrouwelijk geslachtsdeel; een speer, een stok met een bolletje eraan, dat een spons met azijn moest voorstellen. Ik verbaasde me erover om hier, in de wildernis, van die afbeeldingen aan te treffen en ik tekende het kruis zo'n beetje na in mijn notitieboekje.
Ja, dat notitieboekje! Er komen veel notitieboekjes voorbij in die verhalen. En er wordt veel in genoteerd. Sommige verhalen lijken ook op notities uit zo'n boekje.
Het verhaal waaruit het laatste citaat komt (het begint ermee) loopt trouwens mooi af, met een echt einde. Een verhaal met kop en staart, al bestaat de staart min of meer uit een giechelend meisje en een zwaaiende moeder. Priester tegen wil en dank vindt meisje in zijn bed.
Sommige verhalen echter lopen ineens af, alsof de verteller aan het eind van zijn boekje was, of geen zin meer had:
Zo, dit is meer dan genoeg over onze oppasser.
... staat er dan en daarmee moeten we het als lezer maar doen.
Ook het sterke openingsverhaal 'Natuurhistorisch Museum of De stagiaire' eindigt min of meer zo.
Hoofdstuk 14
Slot, omdat wij niet weten hoe het verderging.
Het laatst verschenen boek van Wim Hofman stamt uit 2014, Puzemuze, of op weg naar Rothko. Ik was verrast door deze nieuwe uitgave, maar de verantwoording achterin leerde me dat het gaat om een bundel eerder verschenen verhalen. Alleen het verhaal 'Peperkoek' 'werd speciaal voor deze bundel uitgebreid'. Ik vermoed dat de bundel een soort cadeau is: Wim Hofman werd op 2 februari 2021 tachtig jaar.
Wie verhalen met veel actie en ingewikkelde intriges met dramatische ontknopingen verwacht, kan deze bundel beter laten liggen, al zijn sommige ontknopingen beslist onverwacht.
Voor wie houdt van Borges-achtige bizarre vondsten, zéér onderkoelde en soms macabere humor en al even ingehouden melancholie verscholen onder (ik schreef het al) vondsten aan de vloedlijn, is in deze bundel beslist iets moois te vinden.
Wim Hofman. We vertrekken voordat het licht is; Hofmans vertellingen. Querido, 2021. ISBN 978 90 214 2542 9, 240 p.
NB. De titel zou ontleend zijn aan een door Wim Hofman vertaalde tekst van ene Henriette d'Ouissant, geciteerd op p. 35.
Opdracht: zoek uit wie Henriette d'Ouissant is. Kijk niet raar op als je eerder in Vlissingen uitkomt dan in Wissant.