Het Lewis Carroll Genootschap is openbaar en niet geheim en er lopen in het Nederlands taalgebied vast honderden liefhebbers van Carrolls werk rond. Toch kent het slechts 43 Vrienden en op het symposium dat 30 september jl. plaatsvond waren er zo'n 25 aanwezig. Het was het 6e symposium van het genootschap en net als in 2021 vond het onderdak in de Gasthuiskapel te Zaltbommel, een fraaie en zeer bereikbare plek. Helaas heb ik er in 2021 geen verslag van gedaan, terwijl Carroll-vertaler Nicolaas Matsier daar toch een onderhoudend vertoog afstak over interpunctie bij Carroll.
Over het 4e symposium berichtte ik wél, zie hier.
Als nog steeds relatieve buitenstaander kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat het een soort ons-kent-ons-feestje was en dat lag voor de hand met zo weinig deelnemers. De sfeer was daardoor familiair en gemoedelijk, zelfs tijdens het toch wat scherpe debatje over de noodzaak van een boek over man en schrijver Dodgson & Carroll.
Daarover wordt al enkele jaren gepraat in het Genootschap, maar niet iedere Vriend zit het zitten, dat werd me wel duidelijk. Zie de column van Liliane Waanders voor een idee van wat dat boek zou moeten worden.
Het programma bestond uit mogelijkheden om verzamelingen te bewonderen en oude boeken te verhandelen, een zeer amusante vertaalquiz, een presentatie van muziekfragmenten geïnspireerd door Alice en The Hunting of the Snark (zie ook hier), een kort huishoudelijk deel en twee presentaties die ik nader toelicht.
Mohana van den Kroonenberg was uitgenodigd om iets te vertellen over haar Dodo. Dat verhaal gaat over een jongen die danig last heeft van stotteren, zelfs zo dat-ie bij de eerste voorstelronde in de brugklas niet verder komt dan i (van ik) en uiteindelijk Dodo (van Dorian). Hij wordt het buitenbeentje van de klas en redt zich door een verbeeldingsvolle verhouding met de opgezette vogel die hij in het museum aantreft, inderdaad, de dodo. Een verhaal vol autobiografische elementen, begreep ik.
Haar vertoog was informatief: zo weet ik dat ze eerst een vier-, toen een negenjarige hoofdpersoon in gedachten had, maar op advies van de uitgever besloot er een twaalfjarige brugklasser van te maken. Juist omdat er zoveel persoonlijks in het verhaal zit, besloot ze er een ik-verhaal van te maken: Dorian (Dodo) is tevens verteller. Dat was dus geen slaafse opvolging van een tip van de Schrijversvakschool. En ook de beslissing om geen illustraties toe te laten, wist ze met verve te verdedigen: liever geen herhaling van wat al in woorden wordt beschreven.
En dan de markante antiquaar Casper Schuckink Kool. Hij had op de voorste rij al van zich laten horen met ongezouten commentaar bij het boekplan en sprak het publiek met krakende doch luide stem toe over vertalingen van The Hunting of the Snark. Hij deelde zijn ervaringen met het publiek door van diverse citaten verschillende vertalingen te tonen, en het tekent het vertrouwelijk clubsfeertje dat één van die vertalers, Henri Ruizenaar, ook in de zaal zat - en nog wel op de voorste rij.
Casper Schuckink Kool eindigde zijn voordracht met de bekentenis dat hij zichzelf, nu 77,5 jaar oud, de belofte had gedaan vóór zijn 80e met een eigen vertaling van The Hunting of the Snark te komen en hij vroeg het publiek om daaraan alvast mee te werken door de volgende regels te vertalen:
I said it in Hebrew - I said it in Dutch -
I said it in German and Greek;
But I wholly forgot (and it vexes me much)
That English is what you speak!
Hoefde niet ter plekke, kan nog steeds, vertaling graag sturen naar casper.schuckink.kool@gmail.com.
Voor de context van het citaat, zie hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten