Toosje Tollebrok is het product van Tess (tekst) en Emma (beeld) Thyssen. Zussen? Het is Tess' debuut, reden om het aan te vragen. Een andere reden is de uitgeverij: Pelckmans. Die kende ik van Vlaamse boekenbeurzen en het verraste me dat ze op de (Nederlandse) Nationale Onderwijstentoonstelling van januari 2023 met een grote stand aanwezig was. Desgevraagd: inderdaad, ambities om de Nederlandse markt op te gaan.
Het zijn eigenlijk twee verhalen. Het eerste is een herinnering van verteller Toosje, nadat die eerst alle personages heeft voorgesteld, waaronder de bij oma bivakkerende aangeklede hond Honkel Echtbert. Toosje is acht, maar in die herinnering is ze drie en Honkel Echtbert scheurt haar dierbare knuffelleeuw Nelly aan flarden.
Het tweede behelst de ultieme wraak. Met hulp van zus Si (Sien) en broer Rotkop (Ruben) verzint Toos een scenario waarin Honkel Echtbert als hond wordt (h)erkend. Eind goed al goed.
Met een anonieme verteller zou dit wellicht een beknopt, zij het dramatisch maar ook hilarisch verhaal hebben opgeleverd. Maar ook een waarin het personage Honkel Echtbert nog onwaarschijnlijk zou zijn dan nu al het geval is.
Verteller van dienst is evenwel achtjarige Toosje en die neemt alle ruimte om haar verhaal over het voetlicht te brengen. Hier (p. 19-20) stelt ze Honkel Echtbert voor:
Oma woont niet alleen in haar huis naast het onze. Er woont iemand bij haar. Dat is mijn honkel.
Ik moest dit woord zelf uitvinden, omdat er nog geen woord voor hem bestond. Hij is mijn nonkel maar ook een hond. Hij heet Echtbert en heeft lichtbruine haren. Overal.
Dat is het halvegare.
Alle grote mensen doen of hij eentje van hen is, ook een groot mens dus.
En dat is het rare.
Hij draagt kleren. Die oma hem aandoet. Dat vind ik niet zo grote-mens-achtig.
Hij heeft een eigen scooter. Gehad. Heel even maar, want dat liep al snel mis. Nu gebruikt hij meestal zijn skateboard.
Hij heeft basketbal gespeeld in een echte grote-mensen-basketbalclub. Ook maar voor eventjes. Het is heel moeilijk om zonder duimen een bal te vangen. Nadat honkel Echtbert voor de veertigste keer een bal tegen zijn smoel kreeg en bijna knock-out ging, beslisten de grote mensen van de familie in een korte vergadering dat dit geen geschikte hobby was.
Honkel Echtbert gaat in zijn eentje naar de winkel, met een lijst. Als hij thuiskomt, is het zakje van de slagerij al voor de helft leeg en elke keer opnieuw zegt oma dan: 'Kun je niet lezen misschien? Ik had geschreven: Zes worsten.'
Ik weet niet of de grote mensen in mijn familie - en alle vrienden van mijn familie - een beetje blind zijn en doof, of dom. Of dat ze gewoon heel goed zijn in doen alsof.
Want Echtbert is een hond.
Ik weet dat al lang.
Hoe netjes hij ook op zijn achterpoten staat... af en toe blaft hij en likt hij aan zijn kont.
Si en Rotkop weten het ook.
Zo gaat ze nog even door. Achttien pagina's doet ze over het voorstellen van haar familie, waarvan, o.k., zo'n vijf pagina's met tekeningen. En die cartooneske tekeningen doen er zeker toe, ze zijn in al hun stripperigheid raker dan de tekst. Nonkel is overigens Zuid-Nederlands voor oom., dat moeten jonge lezers in Groningen en zo ook maar even weten...
Het is voor de lezer te hopen dat-ie dit grappig vindt, anders is wegleggen de beste optie.
Het drama met de verscheurde knuffel neemt 21 bladzijden in beslag, met veel van dit soort tekst:
Toen de veel te luide bel voor de vijfde keer belde, schrok ik voor de vijfde keer. Ik wilde nog langer blijven bij juf Kristel. Ze was niet alleen de liefste en beste juf van de school; ze kon ook toveren. Daar vertel ik later meer over.
In het fietsstoeltje op weg naar huis kon ik niet stoppen met vertellen. Zelfs Si zuchtte even maar het kon met nieuws schelen.
Thuis smikkelde ik met Nelly naast mij van de pannenkoeken die mama gebakken had. Speciaal voor mij. Dat dacht ik. Tot Rotkop door zijn blaaspijp in mijn linkeroor fluisterde dat het pannenkoekenfeest was om te vieren dat mama eindelijk een paar uur per dag verlost was van mij.
Een kleuter zijn was best vermoeiend. Ik mocht een dutje gaan doen samen met Nelly. Ik droomde over Lina en het kindje in de bolletjestrui van wie ik de naam niet meer wist. En over de timmerbank, waar ik al wel naar gegluurd had maar nog niet mee speelde vandaag. Ik droomde over juf Kristel en haar magische oren.
Het drama met knuffel Nelly wordt aldus in beeld gebracht:
En het ergste was ook nog dat mama dacht dat Toos met een schaar d'r eigen knuffel had bewerkt. (Wat voor een volwassen lezer ook al heel onwaarschijnlijk overkomt.)
We zijn dan beland op p. 49. Na een relatief klein familievergadering-intermezzo wordt de rest van het verhaal besteed aan het verzinnen en uitvoeren (door Toos, Si en Rotkop) van een complot om van Honkel Echtbert weer een echte hond te maken. Even hilarisch als onwaarschijnlijk en uiteraard lukt het, al gaat het op het randje en loopt oma een schrammetje op - van Honkel Echtberts hoektand, als hij probeert de in oma's muts verstopte worst te pakken.
Nog een klein grappig grafisch detail: tot en met p. 49 zijn de paginanummers geschreven, daarna in cijfers.
Ontknoping op p. 192:
Papa neemt honkel Echtbert in zijn armen en brengt hem naar de tuin. Ik zie dat Rotkop hen volgt met een vleespot in zijn hand.
En dan lijkt oma opeens weer oma te worden.
'Het is maar een schrammetje,' zegt ze.
We staan allemaal in een kring om oma heen. Behalve tante Lieve. Die is druk in de weer met een emmer vol schuim en een zwabber.
Ik zie dat oma gelijk heeft. Het is maar een schram.
'Maar het moet meteen ontsmet worden,' zegt mama. 'Want Echtbert is een hond,'
Ze slaat haar handen voor haar mond en kijkt om zich heen. Heel even is het helemaal stil.
En op p. 195:
'Wat er ook gebeurt,' zegt Rotkop, 'We hebben gedaan wat we moesten doen. En we hebben het goed gedaan, zusjes.'
Zonder na te denken pak ik voor het eerst in mijn leven mijn grote broers hand vast en ik antwoord: 'Dat denk ik ook, Ruben.'
De laatste twee pagina's zijn het eind-goed-al-goed-deel. Nog even een citaatje daaruit:
'Zal ik een voorleesboek gaan halen?' vraagt mama.
Ik leg een hand op haar arm. Ze blijft zitten.
'Mama,' zeg ik stil maar duidelijk.
'Ja, Toosje?' antwoordt ze zacht.
'Er was toen helemaal geen schaar.'
Papa trekt zich dichter tegen zich aan. Zo dicht dat ik de zoete geur van zijn oksel kan ruiken.
Mama zegt: 'Ik weet het, Toos. Jij had het niet gedaan.'
De illustraties zetten de toon in dit verhaal: hilarisch en cartoonesk. Dat strookt niet helemaal met de hier en daar wel erg uitgebreide babbel-vertelstijl van Toosje, die de onwaarschijnlijkheid van het aangeklede-hond-wordt-hond-motief niet echt aanvaardbaar maakt. Ook al staat achterin de spreuk 'Want alles is wat het lijkt, voor wie met open hart kijkt', getekend Tess Thyssen (maar op het achterschutblad Toosje Tollebrok) (mooie schutbladen, trouwens), en vóórin:
Eigenlijk hebben Tess en Emma Thyssen hier de eerste schetsen afgeleverd voor het scenario van een tragikomische theatervoorstelling voor acht jaar en ouder.
Thyssen, Tess (tekst) en Emma (beeld). Toosje Tollebroek. Pelckmans, 2023. ISBN 978 94 6337 361 6, 198 p.