Er zijn van die boeken die me als 'heel goed' worden aanbevolen en waaraan ik toch met uitstel begin. En van andere lees ik de eerste bladzijde en meteen besluit ik om verder te lezen.
Waaraan dit ligt? Misschien omdat ik moed nodig heb om te beginnen aan een verhaal waarvan ik vermoed dat het een breed palet aan menselijk falen, domheid en wreedheid zal tonen, hoe briljant ook beschreven of juist daarom. Maar een goed begin trekt me zo het verhaal in. Misschien ligt het aan de omslag, de titel? Ik heb niet zoveel met honden.
Hoe dan ook, Harde hand van Marita de Sterck (echt wel een sterk verhaal) lag al te wachten, maar eerst, zodra ik het ontving, begon ik aan Toverslag van Elle McNicoll en ik bleef doorlezen tot ik het uit had. En dat terwijl het vol magie zit, vol onwaarschijnlijkheden dus, tot en met een ondergrondse markt van feeën, elven, trollen en andere wonderlijke wezens en paardjerijden op de rug van een kelpie. Het verhaal speelt, net als Harde hand, zogenaamd in het hier en nu, in onze wereld, zij het grotendeels in Edinburgh en omgeving, waar spookverhalen welig tieren. En o ja, het zit vol menselijk falen... en gaat in wezen over goed en kwaad en over liefde, ook net als Harde hand.
Magie is verbeelding, zeker. Zouden we zonder kunnen? De wereld betekenis geven, daar zit veel magie in. Zoals filmer Werner Herzog zei: wil je alleen feiten? Pak dan het telefoonboek.
Om magie te mengen met alledaagse werkelijkheid en daarvan een interessant verhaal te maken, moet je verhaaltechnische trucs uithalen. Niet zomaar hopsa een klein mannetje op de schrijftafel laten belanden, zoals in de Pinkeltje-reeks, maar heel voorzichtig elementen in het verhaal brengen die de lezer eerst even doen twijfelen (kán dit wel?) en dan zoveel vaart en spanning dat die lezer zich gewonnen geeft en gaandeweg meer aanvaardt. Zoals bijvoorbeeld in het meesterlijke Skellig van David Almond (1998, vertaling door Annelies Jorna, De schaduw van Skellig, 1999), waarin een lichtschuwe, zonderlinge, schijnbaar verwaarloosde man verandert in een engel. 'Aanrader voor iedereen die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelt', aldus een recensie (Bol.com, geen bron).
Elle McNicoll's Toverslag is ook zo'n aanrader 'voor iedereen die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelt' - hoewel vooral meisjes van rond de twaalf jaar 'die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelen'. Net als in Skellig is magie een element, maar niet het onderwerp - al gaat McNicoll (onderkoeld uitgedrukt) wel een tikkeltje verder dan Almond. Het onderwerp is de manier waarop hoofdpersoon en verteller Ramya zich ondanks alle obstakels door het leven slaat.
Het voornaamste obstakel is zij zelf: haar brein werkt net wat anders dan dat van de meeste mensen. Ze lijdt aan dyspraxis, werd ooit vastgesteld. Laat van alles uit haar handel vallen, struikelt wel eens, kan niet mooi schrijven, enzovoort. Ze woont aanvankelijk in Londen en haar ouders zijn twee carriérejournalisten, dag en nacht bezig met hun werk (een talk-show op tv), die haar vooral lastig lijken te vinden. Ze heeft een goede band met haar opa (van moeders kant) maar op een kwade dag breken haar ouders met hem en mag ze hem nooit meer ontmoeten. Ze is dan 5 en vertelt terugblikkend. In het tweede hoofdstukje is ze 12 en wonen ze in Edinburgh en zit ze net als haar neef Marley op een middelbare school voor speciaal onderwijs, waar ze o.a. netjes moet leren schrijven. Vanaf hier doet ze verslag in de tegenwoordige tijd.
Op die genoemde kwade dag was er de eerste glimp van magie. Er was een soort chef bij haar ouders, ene Portia, en Ramya voelde meteen een intense vijandschap van haar uitgaan en beantwoordde die met eenzelfde vijandschap. Die dame was niet in de haak.
In dat tweede hoofdstukje is Ramya zeven jaar ouder en zit ze op die speciale school. Ze wordt uit de les geroepen omdat haar grootvader is overleden, maar net daarvóór weigerde ze zeer vastbesloten om haar baret af te zetten en die weigering veroorzaakt kennelijk zoveel energie dat het glas water in de hand van de docent uiteenspat. Toeval?
Zo sluipen er langzaam maar zeker meer magische elementen het verhaal in. Tante Opal, de Vreemdeling en het visitekaartje. Tante Leanna die op beperkte schaal weet te toveren (groene vingers), een klein bronzen beeldje van een hond dat ineens tot leven komt, en zo steeds meer. Ramya blijkt vreemde wezens te kunnen zien, of het vreemde in ogenschijnlijk gewone mensen, ze wordt gewaarschuwd voor de Sirenen, maakt kennis met de kwaadaardige Feeën en de bibliotheekassistent (Ramya is dol op de bibliotheek) blijkt een overigens volstrekt goedaardige en droevige vampier te zijn. Ramya ziet het (en spreekt later met hem), anderen niet.
Halverwege het verhaal moest ik óf stoppen óf mijn scepsis maar even laten varen en me mee laten leiden door Ramya, de miskende, koppige, zeer vastbesloten en moedige vertelster die precies wil weten hoe het zit, al is het maar omdat ze die opdracht heeft gekregen van haar geliefde opa.
Dat ze alles vertelt in de tegenwoordige tijd, alsof ze verslag doet, is even ongerijmd als de parallelle wereld die ze voor ons ontvouwt, maar haar schepper heeft het voor elkaar gekregen dat ik door bleef lezen, want op de een of andere manier spreekt alles vanzelf, hoe verrassend ook, en alles speelt een rol in de intrige, er zijn geen overbodigheden. De verteller mag dan een stugge, soms weinig spraakzame twaalfjarige te zijn, ze weet alles van cliffhangers en opbouw van spanning. Ze krijgt gaandeweg meer zelfvertrouwen en zicht op ingewikkelde familierelaties en gedoe in de wereld van verborgen wezens, waar kwaadaardige Elven en Sirenes angst zaaien.
Er gat het een en ander mis, maar aan het eind komt alles in enkele geweldig dramatische en ontladende episodes bij elkaar in één groot Gelukkig Einde, ik ga niet vertellen hoe. Ramya weet zich eindelijk erkend en gezien, dat is wel het belangrijkst en de kern van dit verhaal. De cliffhanger is dat ze bij haar tantes en grootmoeder in de leer gaat om haar magische talenten te ontwikkelen. Als dát geen vervolg oplevert..., dacht ik.
Van alle magische figuren in dit verhaal zijn de Sirenen het meest angstaanjagend, goed gevonden dus. Het zijn net mensen, maar hun enige doel is macht over andere mensen verzamelen en tweedracht zaaien.
Net mensen dus, inderdaad, zou de cynicus zeggen. Kijk goed rond in je omgeving, of je er eentje ziet.
McNicoll, Elle. Toverslag. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2023. ISBN 978 90 477 1494 1, 262 p. Oorspr.: Like a Charm, Knights of Ltd., 2021.
NB. Toen kwam er vooralsnog geen vervolg, maar wel twee voorgaande boeken. Op de een of andere manier had bij mij het idee postgevat dat Toverslag het eerst vertaalde werk van McNicoll was.
Niet dus. En de uitgeverij was zo vriendelijk me de twee voorgaande titels te sturen: Een soort vonk en Laat ons zien wie je bent.
Die leverden me een amusante leeservaring op, vol déjà vu's. Opnieuw is de verteller een ongeveer twaalfjarig meisje met een brein dat net wat anders werkt en dat haar verhaal in onvoltooid tegenwoordige tijd vertelt. Ook hier botst de verteller door haar eigenaardigheden met de anderen, en ook hier onderscheiden zich al snel helpers en vijanden. En beide verhalen eindigen eveneens in een geweldig, ontladend Gelukkig Einde, waarin alles op zijn plaats komt, moed wordt beloond en vijanden verslagen worden en wijze lessen te lezen zijn.
Verschillen zijn er ook. In Een soort vonk draait het om Addie's autisme en de diepe indruk die de lokale geschiedenis van als heks veroordeelde vrouwen op haar maakt. Ik citeer even een wijze les uit dit verhaal.
'We wisten niet wat we moesten doen,' protesteert ze terwijl ze vuurrood wordt. 'Niemand van ons.'
'Audrey wel. En meneer Allison ook.'
'Audrey!' Jenna rolt met haar ogen en blaast minachtend. 'Die spoort dus echt niet, Addie. Ze is niet zoals wij, ze praat niet eens zoals wij.'
'Mijn vriendinnen hoeven niet te zijn zoals ik,' bijt ik haar toe. 'Ze hoeven ook niet hetzelfde te zeggen. Of alle dingen leuk te vinden die ik leuk vind. Ze hoeven niet eens zo te denken als ik. Maar ze moeten me wel helpen als iemand een rotwoord in mijn boek kalkt, in een cadeautje van mijn zus,'
Ik loop langs haar heen en klim over het hek. Ik kijk niet om.
Addie strijdt voor een standbeeld voor die enkele eeuwen geleden ten onrechte veroordeelde vrouwen en dat standbeeld komt er dankzij haar volharding. Een soort vonk (A Kind of Spark, 2020) was McNicolls echte debuut. Zonder magie.
In Laat ons zien wie je bent is er evenmin magie maar wel science fiction, want de kwade genius is hier de vrouwelijke geleerde Dr. Gold, die mensen het eeuwige virtuele leven als hologram belooft, door een volmaakte scan van ze te maken. Volmaakter dan volmaakt, want het blijkt dat ze de mensen een beetje bijwerkt. Als dat uitkomt, door toedoen van heldin-verteller Cora, is het afgelopen met die poespas.
Het is wel duidelijk dat Elle McNicoll iets heeft met meisjes wier brein anders werkt. Zoals op de aan haar gewijde website staat: 'She is an advocate for better representation of neurodiversity in publishing.'
Daar lijkt me niets mis mee. Ze is ook heel goed in het verzinnen van spannende intriges. Wat nog ontbreekt is de tragedie van de onvolmaakte mens. Daardoor zijn deze drie verhalen ondanks de ingenieuze plots en in Toverslag de bizarre misjpooche aan wonderlijke wezens toch wat eendimensionaal.
McNicoll, Elle. Een soort vonk. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2020. ISBN 978 90 477 1266 4, 176 p. Oorspr.: A Kind of Spark, Knights of Ltd., 2020.
McNicoll, Elle. Laat ons zien wie je bent. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2022. ISBN 978 90 477 1373 9, 260 p. Oorspr.: Show Us Who You Are, Knights of Ltd., 2021.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten