Zoeken in deze blog

dinsdag 5 maart 2024

Aan alles komt een eind

is een veelgebruikte stoplap, hoewel we strikt genomen niet zeker weten of het klopt. Want zelfs al zou het heelal na het schier oneindig lijkende uitdijen weer krimpen tot nul, wie weet volgt er dan weer een nieuwe Grote Knal.
Dat er aan eeuwigheid een eind komt, is onvoorstelbaar. 
Dat er aan het leven op aarde een eind komt, is bijna onvoorstelbaar. Maar wel voorspeld. Niet door toedoen van homo sapiens, al lijkt die als woekersoort te streven naar onleefbaarheid, maar door een uitdijende zon, volgens de astronomen. Al over enkele miljarden jaren. Geen ontsnappen aan, ook niet voor de Elon-Muskianen op Mars.
Dat er aan mijn en jouw leven een eind komt, we weten het, we zien het bij anderen gebeuren, maar moeilijk voor te stellen blijft het. Daarom hebben mensen een leven na de dood bedacht, en een nirwana.
Dat er aan het leven van ons huisdier een eind komt, we weten het. Grafje in de tuin.
Dat er aan het leven van een mug een eind komt, zeer voorstelbaar. Pats.
 


Die ene kwal, turritopsis dohrnii, doet een poging tot eeuwig leven. Die is uit een poliep gegroeid en wordt weer poliep, en zo voort. Wellicht gedraagt het heelal zich ook zo. We weten het niet.
 
Dat van die kwal of poliep heb ik uit een op zijn minst origineel boek voor lezers van 8 (nou vooruit, 10) tot 80 jaar (en ouder), Het dierendoodboek van Stern Nijland. Het is haar debuut als auteur van non-fictie, na zes prentenboeken, en ze leverde zowel de tekst als de illustraties. De band toont overigens levende dieren - misschien ging het de uitgeverij te ver om die met dode dieren te tooien, zie bijvoorbeeld p. 20-21, waarvan hieronder een deel.
 



Maar het gaat onmiskenbaar over de dood van dieren, en niet op een sentimentele manier.
De inhoudsopgave geeft een idee: Het ecosysteem, Roof- en prooidieren & aaseters, Kannibalisme, Verdediging, Transformatie, Opoffering, Emoties (waaronder rouw), Uitsterving, Onnatuurlijke dood (want door de mens), Na de dood (o.a. taxidermie), Dodelijke extra's (met op p. 84 die kwal) en Woordenlijst. Deze items dan weer onderverdeeld, onder 'Onnatuurlijke dood' bijvoorbeeld De mens, Veeteelt, Massagraf, Eendagskuiken, Intensieve visserij, Rampspoed en plasticsoep, Aangespoeld en Proefdierendood. Wie na dit hoofdstuk niet tenminste neigt naar vegetariërschap moet wel totaal ongevoelig zijn.
 


De stijl is helder genoeg voor tienjarigen met normale leesvaardigheid. Hier de inleiding:

In het dierenrijk is de dood heel natuurlijk en doodnormaal. 
Eten en gegeten worden, daar gaat het om. Elk dier is voedsel voor een ander, dat is de voedselketen. Dood doet leven.
In dit boek komen allerlei natuurlijke aspecten van dierendood aan bod.
We kijken bijvoorbeeld naar hoe dieren jagen en roven, hoe ze andere diersoorten doden en opeten - soms zelfs hun eigen soortgenoten. Dieren hebben ook manieren om zich te verdedigen tegen de dood, door te vechten, te vluchten of juist heel slim te zijn.
In dit boek lees je over zelfverdediging, schijndood, camouflage, uitsterving en transformatie. En je leert hoe dieren omgaan met de dood. Kunnen ze daarbij emoties ervaren? Kunnen dieren rouwen? Of wraak nemen?
Dan heb je nog de mens, ook een zoogdier. Die is vaak verantwoordelijk voor een onnatuurlijke dierendood.

Dat laatste is strikt gezien onjuist als je het 'zoogdier mens' tot de natuur rekent. Want dan zouden al die miljoenen eendagskuikens toch een natuurlijke dood sterven. Maar ja, de mens is wel een bijzonder dier, in staat om er naast de natuur nog een cultuur op na te houden. De mens denkt zich buiten of boven de natuur te kunnen stellen, de dieren zijn natuur.
Ook eten dieren natuurlijk geen diersoorten, maar andere dieren, doorgaans van een andere soort. Kleinigheid. Dieren eten trouwens ook planten, en gelukkig komen die in 'Het ecosysteem' voor, fraai afgebeeld. Sowieso verdient Stern een pluim voor de illustraties.
Verder is die inleiding zeer begrijpelijk, zonder koeterwaals of bombast, en dat geldt ook voor de overige tekst.
Heel af en toe zal een ongeoefend lezer een woord moeten opzoeken, zoals herbivoren (p. 10), en verder hoop ik maar dat de tienjarige lezer vermoedt hoe paren ongeveer in zijn werk gaat. Bij het zoogdier mens vast anders als bij de bidsprinkhaan (p. 22). En paren staat niet in de woordenlijst achterin. Herbivoor wel.
 

 
Dat de tekst hier en daar aan teleologie lijdt, ach, we kijken er niet meer van op, het is de meeste mensen eigen. Het is makkelijker vertellen dat woestijnvossen (fenneks) heel grote oren hebben 'om hun prooi op grote afstand te kunnen horen' (p. 11) dan dat van al die woestijnvosjes en voorgangers in duizenden jaren tijd juist die met heel grote oren overleefden. Misschien doordat ze beter konden horen, misschien doordat de dames die oren bij de heren aantrekkelijk zijn gaan vinden, dat weten we niet. Wel dat er veel dieren zijn met minder opvallende oren die ook heel goed kunnen horen.
Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de geelgouden gifkikker op p. 19, die opvallende kleuren heeft 'om vijanden af te schrikken: pas op, ik ben giftig!' En voor de hoornaarvlinder op p. 34 en de verpoppung van rupsen op p. 36 enzovoort.
Buitengewoon zorgvuldig is dan weer de beschrijving van rouw bij (bijvoorbeeld) olifanten. Citaat:

Hoewel het natuurlijk nooit helemaal na te gaan is hoe een dier zich voelt of wat een dier beleeft, is er veel over emoties bij dieren nagedacht, geschreven en onderzocht. De vraag is: weten dieren wat de dood is? We zien dat ook in de dierenwereld verlies wordt ervaren, alsof dieren ook rouwen. Dat ze niet tegen ons kunnen spreken, of kunnen huilen, betekent niet dat dieren geen gevoel ervaren. We moeten als mens dus in elk geval rekening houden met de mogelijkheid dat dieren iets voelen en dat ze dus ook kunnen rouwen.
 
En dan gaat dit over (mogelijk) rouwende olifanten. Niet over varkens op weg naar de slachterij. (Zie over slachterij het boek Blösch, vertaald als Koe, van Beat Sterchi. Niet aan te raden voor jongere lezers.) 
 
Het is allemaal interessant genoeg om door te blijven lezen.
 
Stern heeft bij deze tekst prachtige illustraties gemaakt. Levensecht, dus in een heel andere stijl dan die in haar prentenboeken. Ze staan vooral bij de vele 'weetjes', die ze als een soort tekstballonnetjes over de pagina's heeft gestrooid. Ze gaan over dieren en doorgaans trefzeker over de dieren die in de hoofdtekst worden genoemd, zoals de quagga en de microraptor op p. 56-57 en de roodbuikeekhoorn en kauw op p. 38-39. 
 


Verrassend, zo'n boek, en dan juist van deze auteur-illustrator-kunstenaar. Van mij mag ze er meer maken.
 
 

Nijland, Stern. Het dierendoodboek. Lemniscaat, 2024. 88 p., ISBN 978 90 477 1588 7.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten