Zoeken in deze blog

dinsdag 27 december 2011

In memoriam Jan Smeekens

Vandaag een telefoontje: Jan Smeekens overleden, in de nacht van 24 op 25 december.

Al eerder, op 30 oktober, kreeg ik een hartverscheurend bericht van hem: 'We kregen het slechtste nieuws dat we konden krijgen: de chemo doet te weinig om de bijwerkingen te kunnen verdragen. De therapie is stopgezet.'

Jan Smeekens maakte zeer lang deel uit van de redactie van Leesgoed. Hij trad toe als kinderboekenrecensent en enthousiaste onderwijzer en al nam hij enkele jaren geleden afscheid van het onderwijs, bij onderwijs en kinderboeken bleef hij betrokken. Zo ook bij de redactie van Leesgoed, van wie hij eind 2010 afscheid nam, net als enkele mederedacteurs.
Ik was al die jaren hoofdredacteur en zal me hem herinneren als een bescheiden man met zeer eigen opvattingen en een groot hart, voor mensen en voor jeugdliteratuur. Zo bescheiden dat me nu bleek dat ik geen enkele foto van hem kan vinden.

Hij maakte deel uit van diverse kinderboekjury’s, waaronder die voor de Penselen. In 2008 verscheen van zijn hand de poëzieverzameling Wie knipt de tenen van de reus? (Davidsfonds/Infodok). Hij was ook bestuurslid van NCJ/Villa Kakelbont en lid van de Algemene Vergadering van Stichting Lezen (B).
Velen zullen hem missen. Maar natuurlijk vooral zijn vrouw Ploni en zoon Neels.



NB. Op 28 december ontving ik het overlijdensbericht per post. Zie Vertel eens voor een reactie van Karin Kustermans, een van mijn toenmalige redactiegenoten, nu hoofdredacteur. En zie Laten lezen, met foto! Dezelfde foto (gemaakt door Mechteld Jansen) overigens, als bij het bericht in de Provinciale Zeeuwse Courant, het dagblad waarvoor Jan jarenlang recensies schreef. Zie overigens ook het In memoriam dat Leesgoed 29-12-2011 op zijn website plaatste.
NB2. De uitvaart op 29 december werd zeer druk bezocht, het uitvaartcentrum kwam stoelen tekort. Uit de toespraken licht ik één anecdote. Citaat uit wat Jan eens schreef in een rapport van een van zijn leerlingen: 'Het was een voorrecht om bij jou in de klas te zitten.'
Een bijzonder mens is overleden.



woensdag 21 december 2011

Helden, idolen en iconen

Helden, idolen en iconen



Op 18 januari 2012 vindt het 26e Tilburgse symposium over jeugdliteratuur plaats en deze keer niet in de aula en aanpalende zalen van de universiteit, maar in en rond de Concertzaal van Theaters Tilburg. De universiteit wordt verbouwd, vandaar.
Het complete programma is te vinden bij de aankondiging op de website van de universiteit.
De symposiumcommissie bestaat uit Herman Beck (Universiteit van Tilburg), Annette de Bruijn (Universiteit Maastricht), Karen Ghonem-Woets (Universiteit van Tilburg), Jeanne Kurvers (Universiteit van tilburg), Maaike Meijer (Universiteit Maastricht), Piet Mooren (Universiteit van Tilburg), Inge Verouden (Universiteit Maastricht), Lies Wesseling (Universiteit Maastricht), Roos Wolters (Stichting Lezen) en Carine Zebedee (Universiteit van Tilburg).

Deze commissie verklaart de titel als volgt:
Helden zijn er in soorten en maten, variërend van ontroerende antihelden tot superhelden die uitgroeien tot idolen of iconen. We denken bij dit thema dus niet uitsluitend aan helden uit helden- of avonturenverhalen. Zoals Arnon Grunberg al eens zei, heeft élk verhaal een held nodig: 'Geen verhaal kan zonder held. Het is de held die je door de saaie passages heen sleept, het is omwille van de held dat je blijft lezen' (in De troost van slapstick. Essays, 1998).


Het thema Helden, idolen en iconen roept de nodige vragen op. Wie zijn die helden uit de jeugdliteratuur? Welke helden zijn iconen geworden? Met welk soort helden identificeert een jeugdig publiek zich het liefste: met dappere helden, of ook met helden op sokken, antihelden en zelfs schurkachtige helden? Zijn de favoriete helden nog steeds de boekenhelden, of veeleer de helden van de beeldcultuur? Verschillen helden van 'nu' significant van helden van 'toen', of transnationale helden van vaderlandse? Wie waren de helden in de jeugdjaren van de volwassenen van nu? Vertonen helden in jeugdboeken en -media bepaalde onderscheidende kenmerken? Kunnen helden voor kinderen in bepaalde 'typen' onderverdeeld worden? Wat leert onderzoek ons over de relaties tussen bepaalde typen helden en identificatie¬processen bij kinderen en adolescenten?  '

De openingslezing wordt gehouden door Wim Hofman (zie ook Wim's Blog): 'Ze voeren ter zee in een zeef'. Ja, dat is wel heldhaftig.
Afsluitend treedt Erik van Os op. Tussendoor een optreden van Herman Coenen, Marieke Coenen en Sandra Coelers.

Deelname kost € 150,-. (Studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentkaartnummer) € 30,-.)
Voor die wat forse prijs krijg je naast het prachtige programma ook de aansluitende aflevering van Literatuur zonder leeftijd en de symposiumbundel.
Verslag van dit symposium volgt (o.a.) op dit blog. IJs en weder dienende, uiteraard.



dinsdag 20 december 2011

Angoulême

De Franse stad Angoulême, ten noorden van Bordeaux, biedt elk jaar in januari onderdak aan het grootste stripfestival van Frankrijk, Festival International de la Bande Dessinée. Zo ook in 2012, voor de 39e keer, 26-29 januari.



Nou zijn er wel meer festivals en conferenties en die kondig ik niet allemaal aan op dit blog. Maar voor sommige evenementen maak ik een uitzondering, zo ook voor dit festival. Op de site (en op Youtube) is namelijk een presentatie als video te vinden en dat vond ik opmerkelijk genoeg om te vermelden. Zie je niet vaak, als het om lezen, schrijven en tekenen gaat. Het helpt als je Frans kan volgen...
Opmerkelijk vind ik ook dat men in Angoulême een Quartier Jeunesse heeft geprogrammeerd. Dat suggereert dat de rest van het programma niet of niet specifiek voor kinderen is bedoeld. Komt natuurlijk min of meer overeen met wat je in de gemiddelde stripwinkel aantreft: van alles wat maar relatief veel jongens van 8 tot 80.
Intussen lijkt mij dat er voor kinderen nog wel meer te vinden is dan alleen hun 'quartier'.
Al was het maar Beer Barnabé van Philippe Coudray:


Blijft de aloude vraag of strips jeugdliteratuur zijn.
Als je jeugdliteratuur definieert als literatuur die speciaal voor kinderen is gemaakt, dan geldt dat voor een deel van de strips. Hoe groot dat deel is, weet ik niet.
Als je jeugdliteratuur definieert als alle literatuur die meer of minder door kinderen begrepen en genoten kan worden, dan vallen heel veel strips eronder.
Als je de oude tegenstelling literatuur (waardevol) versus lectuur (waardeloos) weer tot leven brengt en jeugdliteratuur dus alle 'goede' literatuur die meer of minder door kinderen begrepen en genoten kan worden, dan nog zijn er strips die voldoende waardering geoogst hebben om eronder te vallen.
Ergo...
... is het o.a. te prijzen dat in de databanken van Leesplein en Boek en Jeugd titels van strips te vinden zijn.
Maar niet de titels van Art Spiegelman, wiens Maus-boeken ook niet specifiek voor kinderen zijn uitgegeven (in Nederland door De Harmonie). Zouden kinderen die niet aan kunnen?
In Angoulême 2012 is hij voorzitter van de jury (van de Compétition Officielle) en is er een tentoonstelling van zijn werk.




zondag 18 december 2011

‘Children's Literature and the Inner World’

Je kan je afvragen wat men bij het (Britse) National Centre for Research in Children's Literature bedoelt met de 'inner world', maar hoe dan ook, er komt een conferentie over getiteld Children's Literature and the Inner World’, op zaterdag 12 mei 2012, University of RoehamptonLondon, en die aankondiging bevatte dit stukje tekst ter verduidelijking: 
' If, according to David Lodge, literature is a record of human consciousness, then children’s literature can potentially offer fascinating perspectives on the interior lives of children and young people. This conference will explore relationships between imaginative writing and the workings of the mind. It is a chance to examine how authors and readers approach the troubling question of how we can know what goes on within other people’s heads, especially when those other people are children. ' (Link heb ik aangebracht.)
Fascinerend, want verreweg de meeste jeugdliteratuur is geschreven door volwassenen. Gewaagd dus om te beweren dat 'children’s literature can potentially offer fascinating perspectives on the interior lives of children and young people', lijkt me. 


Als plenaire sprekers hebben toegezegd Philip Gross (University of Glamorgan); Farah Mendlesohn (Middlesex University); David Rudd (University of Bolton); en Alison Waller (University of Roehampton).

' We invite proposals for workshop papers on literature for children or young adults and the following themes:

- imagination
- the emotions
- consciousness and the unconscious
- perception
- memory
- the mind and body
- the reading process.
300 word abstracts for proposed papers, along with a short biography, should be sent to Alison Waller (a.waller[at]roehampton.ac.uk) by Wednesday 1 February 2012. '

De voorgaande NCRCL-conferentie vond plaats op 8 mei 2010. Onder de sprekers: Bart Moeyaert en Vanessa Joosen.

dinsdag 13 december 2011

Aap noot mies: onderwijserfgoed

Een zeer merkwaardige website is in het leven geroepen: Onderwijserfgoed.
Op deze website worden bronnen uit verschillende onderwijscollecties bijeengebracht: de verslagen van de Inspectie van het Onderwijs, de adviezen van de Onderwijsraad en een selectie uit de collectie van het Nationaal Onderwijsmuseum.   '
Die laatste selectie lijkt te zijn ingebracht om de genoemde verslagen en rapporten een beetje te verlevendigen.
De inhoud is verdeeld in thema's. Elk thema bevat een selectie verslagen en rapporten, na een inleidinkje met afbeeldingen uit het archief van het Nationaal Schoolmuseum.
Zie bijvoorbeeld het thema Onderwijsmethoden. Beetje rommelige inleiding, die van schooltassen via Comenius en leesplankjes springt naar het digitaal schoolbord. Daaronder hangen dan onder het kopje Uitgelicht zeven documenten: uit 1922, 1929, 1999, 1806, 1801, 1884 en 1948, in deze volgorde.



De onderwerpen:

- De betekenis van de bioscoop als leermiddel
Advies van de Onderwijsraad van 6 maart 1922 in de vorm van een rapport inzake de betekenis van de bioscoop als leermiddel.
- Het gebruik van de radio in de school
Advies van de Onderwijsraad van 11 mei 1929 m.b.t. het gebruik van radio in de school.
- Leren met ICT: nieuwe accenten
Advies van de Onderwijsraad van 12 maart 1999: Leren met ICT: nieuwe accenten.
- Groot A/B/C/boek
Boek uit 1806, collectie Nationaal Onderwijsmuseum: Groot A/B/C/boek: zeer bekwaam voor de jonge kinderen te leeren: men moet in 't A/B/C/ eerst wel geoefend wezen, zal men zich eenigzints begeeven tot het lezen.
- Trap der jeugd
Leesboekje uit 1801, collectie Nationaal Onderwijsmuseum: Trap der jeugd. Uitgegeven door de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen.
- Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen in het Koningrijk der Nederlanden over 1883-1884
Inspectie van het Onderwijs: Over leermiddelen, schoollokalen en schoolmeubelen
- Het onderwijs in Nederland; Verslag over het jaar 1948
Inspectie van het Onderwijs: Over nieuwe lesmethoden voor taal en rekenen maar ook over nieuwe leermiddellen als de film.
Geen verband, geen logische volgorde. Het lijkt er maar zo'n beetje onder gesmeten.

Deze website is rommelig en onaf. Geen voorbeeld voor ons onderwijs, lijkt me.
Een noodgreep?

De websites van de drie betrokken organisaties zitten beter in elkaar. Maar op die van het Schoolmuseum staat een onheilspellende boodschap:
Begin oktober 2010 werd bij het Nationaal Onderwijsmuseum bekend dat de subsidie die zij van de gemeente Rotterdam ontvangt in vier jaar afgebouwd zal worden tot nul in 2015. Sindsdien is de onzekerheid over het voortbestaan van het museum in een stroomversnelling geraakt. Nog nooit in de geschiedenis van het museum zag de toekomst er zo slecht uit.


De gemeente Rotterdam trok niet alleen de subsidie in, eind maart werd ook de huur van het pand aan de Nieuwemarkt opgezegd. Inmiddels is bekend geworden dat hier in 2013 het Erasmus University College gevestigd gaat worden. Twee weken na de huuropzegging  bleek ten slotte dat de minister van Onderwijs, Marja van Bijsterveldt, het voornemen heeft om ook de Rijksbijdrage aan het museum per 2012 te halveren.


Wel heeft de gemeente Rotterdam toegezegd het museum voor de stad te willen behouden. Op dit moment zijn gemeente en museum samen op zoek naar nieuwe huisvesting. Net als in de rest van de culturele sector, zal het museum nog meer dan nu eigen inkomsten moeten genereren en  gelden moeten werven via projectmatige subsidies en sponsoring. 


Vanzelfsprekend streeft het museum er naar om op een nieuwe locatie toegankelijk te blijven voor het publiek en wil het museum bijzondere tentoonstellingen en projecten blijven maken. Via deze website en de e-nieuwsbrief zullen wij u regelmatig op de hoogte houden van de ontwikkelingen en de toekomst van het Nationaal Onderwijsmuseum.  '

Droevig voor het museum. Je kan een petitie tegen sluiting tekenen. Of het zal helpen...
Dit zal de Onderwijsraad en de Onderwijsinspectie uiteraard niet overkomen. Denk ik.

NB. Op 30 januari 2012 werd bekend dat het museum (voorlopig?) zal doorgaan - in Dordrecht.

zondag 11 december 2011

Leesgoed 2011-5



Medio december verscheen Leesgoed 2011-5, gelukkig zónder mededeling over stoppen, weggaan bij uitgever o.i.d. (Zie ook hier en hier.) Maar wel zo laat dat ik me afvraag of er dit jaar nog een nummer 6 komt. Zou eigenlijk wel in de verwachting liggen, want in het colofon staat pront: 'verschijnt zes keer per jaar'.

Het nummer staat van voor tot achter (dus inclusief de praktische rubriek Boekidee) in het kader van het thema.
Voor wie er niet zo vertrouwd mee is, schreef redactielid Sandra van Bruinisse 'Digi voor dummies'.
Alleen de twee pagina's met een grote illustratie ontsnappen aan het thema: getoond is een beeld van Rébecca Dautremer uit Alice in Wonderland (Davidsfonds, 2011). Ha, een nieuwe bewerking van het meesterwerk van Lewis Carroll! Bewerker is Ed Franck. Dat maakt nieuwsgierig. Hieronder een detail uit de tekening:


Wat biedt dit nummer? Hoofdredactrice Karin Kustermans start met een opstel over 'Lezen in digitale tijden'. Er zit veel Carr in, niettemin vindt ze 'het internet fantastisch'. Ze hoopt dat er 'in een tijdperk waarin we overal kunnen zijn' plaats blijft voor rust, concentratie en 'diep lezen' en ze citeert Seneca: 'Wie overal is, is nergens'.
Volgt Elizabeth Bird met een uit School Library Journal overgenomen lijstje criteria voor het beoordelen van apps gebaseerd op kinderboeken en Inger Bos gaat 'Op zoek naar een kinderboekenapp', van Bobbi naar de dierentuin tot Fiet wil rennen en (enige Engelstalige voorbeeld, terecht 'heel geslaagd' genoemd) The Fantastic Flying Books of Mr. Morris Lessmore. (Bij inspectie van iTunes blijkt hiervan toch een Nederlandstalige versie te zijn, als ik me niet vergis.)
'Rijk word je niet van e-books', zegt auteur Rian Visser in een interview met redacteur Wendy de Graaff. Daarover denken ze bij Apple wellicht anders. Geen wonder want, aldus Visser, 'een goede app maken is qua techniek behoorlijk duur en 30 % van de opbrengst is voor Apple'. 'Je moet er minstens 1000 verkopen voor je uit de kosten bent.'
Ilona Plichart interviewde Adriana Bus, die o.a. de mooie uitspraak doet: 'Geen enkel "medium" kan ouders vervangen.' Zo is het maar net. En 'inhoud is wat telt', ook zo'n goeie, zegt bibliothecaresse Gonneke Wegner (DOK Delft) in een interviewtje van Joke Guns (zie ook haar blog).
Aidan Chambers, geïnterviewd door Karin Kustermans, is voorzichtig over digitalia, en bekent: 'Ik ben een verstokt liefhebber van het papieren boek en zal dat altijd blijven!'

En wat nog meer? De recensies natuurlijk, en Boekidee, al genoemd en voorafgegaan door een handig digilijstje door Boekidee-redacteur Gretha Straatsma. (Jammer dat de digitale versie van Boekidee voorlopig gestopt is in 2010.)
Dit nummer maakt nieuwsgierig naar het volgende.

Zie op dit blog ook de besprekingen van nummer 2011-4, 2011-3, 2011-1 en 2011-2, en 2010-6.



zaterdag 10 december 2011

Jeugdliteratuur is literatuur

In De Balie in Amsterdam gaat op dinsdag 13 december Bart Moeyaert in gesprek met recensente Joukje Akveld. Bart Moeyaert zal volgens Leesplein ' de stelling verdedigen dat jeugdliteratuur geen afzonderlijke behandeling verdient '.
Op 13 december kunt u luisteren naar het verhaal van zijn schrijverschap, zijn denk- en schrijfwereld, waarbij hij juist geen etiketten plakt maar laat zien dat literatuur als geen ander genre grenzeloos en voor alle leeftijden en voor iedereen is.
Joukje Akveld, journaliste en recensente,zal hierna met hem en het publiek in gesprek gaan.  ' Aldus de SLAA.

Foto: Diego Franssens.

De avond vormt de afsluiting van het vak ´Geschiedenis en theorie van de jeugdliteratuur´ en wordt georganiseerd door de opleiding Nederlandse taal & cultuur van de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA). 

Interessante stelling. Ik zal er helaas niet bij kunnen zijn en dat vind ik jammer, want ik had graag gehoord hoe  Bart Moeyaert deze mening verdedigt.
Hij sluit aan bij een inmiddels al decennialange traditie waarin auteurs en recensenten betogen dat jeugdliteratuur ook literatuur is en dus op dezelfde manier kan worden beoordeeld als volwassenenliteratuur. Bestaat het verschil tussen jeugd- en volwassenenliteratuur wel, lijken sommigen zich af te vragen.
Achter deze positie schuilt een nog oudere frustratie over gebrek aan waardering voor jeugdliteratuur. Peter van den Hoven was een ijverige vertegenwoordiger van zulke recensenten, zie zijn laatste boek, Jeugdliteratuur bestaat niet. De titel van het academische tijdschrift-in-boekvorm Literatuur zonder leeftijd verwijst naar een soortgelijke stellingname.

Tja, wat is bestaan, wat is zijn. Bestaan goden?

Feit is dat vrijwel alle bibliotheken en boekwinkels een aparte afdeling voor kinderen hebben. Zouden ze die moeten opheffen? Ik vrees dat bezoekende kinderen in zeer korte tijd de weg kwijt raken en niet meer terugkomen.
Men mag de stelling verdedigen dat alle literatuur voor iedereen is, maar de stelling dat alle literatuur voor kinderen begrijpelijk is, lijkt me lastiger te verdedigen. Finnigans Wake aanbieden aan een kleuterklas?
Natuurlijk, volwassenen die denken dat jeugdliteratuur uitsluitend interessant is voor kinderen, missen iets. Veel kinderboeken hebben volwassenen ook iets te bieden en niet alleen classics als Alice in Wonderland. Gebrek aan belangstelling en waardering voor jeugdliteratuur hebben iets te maken met gebrek aan belangstelling voor de manier waarop kinderen naar kunst en naar de wereld kijken, maar ook met gebrek aan openheid voor kunst die niet meteen als Belangrijke Grotemensenkunst is geëtiketteerd.
Maar dat lijkt me geen argument om te ontkennen dat er literatuur is die speciaal voor kinderen wordt gemaakt of dat er literatuur is die vooral kinderen aanspreekt.

Afijn, ga vooral luisteren. Ik hoop dat Bart Moeyaert en Jouke Akveld een volle zaal trekken.



vrijdag 9 december 2011

Jeugdliteratuur in praktijk weg bij NBD Biblion

Begin deze maand verscheen Jeugdliteratuur in praktijk 2011-4.

Thema: dood. Er zijn praktische en direct toepasbare lesideeën bij:
Thirteen reasons why: een testament... van Jay Asher
Nachtverhaal van Paul Biegel
Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers
Adempauze van Julia Green
Mijn zus woont op de schoorsteenmantel van Annabel Pitcher en
Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen van Jowi Schmitz.
Van de veertien besproken jeugdboeken in de rubriek Aanraders is Prikkeldraad van Derk Visser extra uitgelicht.

Bron: Leesgoed online, nieuws. Wat ook in het bericht stond is dat dit het laatste nummer bij NBD Biblion is, en dat kreeg ik eveneens via e-post van de redactie te lezen:
De redactie van Jeugdliteratuur in praktijk is overvallen door haar uitgever, Biblion, met de mededeling dat het blad met ingang van 1 januari a.s. opgeheven zal worden. De drie redacteuren vinden dat het blad een duidelijke reden van bestaan heeft. Daarom willen wij kijken of we een ‘doorstart’ kunnen maken.   '
Komt me bekend voor, zie voorgaand bericht in dit blog. Ook het tijdstip komt me bekend voor: al eerder werden uitgaven bij NBD Biblion op zulke korte termijn beëindigd. Men neemt in dit geval niet eens de moeite om het op de eigen website aan te kondigen, daar kan men zich nog gewoon op het tijdschrift abonneren. Gelukkig was de webredacteur van Leesgoed dus wel zo attent om het te vermelden:
'  Het thema 'dood' is door een absurde samenloop van omstandigheden symbolisch. Dit is namelijk na zestien jaargangen het laatste nummer van het tijdschrift Jeugdliteratuur in praktijk. NBD Biblion is helaas genoodzaakt om ermee te stoppen. Het is niet gelukt voldoende abonnees te verkrijgen, die uiteindelijk garant moeten staan voor een gezonde exploitatie. De redactie zoekt nog naar mogelijkheden voor een vervolg. Wij houden u op de hoogte.  '
Deze webredacteur, Richard Saris, zal niet blij zijn: zestien jaar lang heeft hij de kopij voor Jeugdliteratuur in praktijk bewerkt, met hart en ziel.

De redactie voegde bij zijn bericht een brief. Die luidt als volgt:
'  Beste liefhebbers van de jeugdliteratuur,
Wij hebben behoefte aan advies. ‘Wij’ zijn de redacteuren van het blad Jeugdliteratuur in praktijk: Rob van Veen, Max Verbeek en Ger van Hoek. Ons blad is door uitgeverij Biblion opgeheven, om bedrijfstechnische redenen. Plotseling, zonder vooroverleg en volgens ons onnodig.
Wij hebben verstand van jeugdboeken, van didactiek en van redigeren, maar niet van produceren en uitgeven. Daarom hebben we advies nodig: we willen het blad namelijk graag voortzetten, maar hoe pakken we zoiets aan?
Wat is Jeugdliteratuur in praktijk voor een blad? De meesten van jullie zullen het blad kennen, maar voor alle duidelijkheid een korte introductie. Als bijlage sturen we u het laatste nummer: jaargang 16, nummer 4 (december 2011). De docenten Nederlands in de onderbouw van het voortgezet onderwijs vormen onze doelgroep. We richten ons op alle niveaus; het vmbo heeft onze speciale aandacht. Het doel is: direct toepasbare lesideeën leveren bij recente jeugdboeken en klassiekers.
Heel concreet willen we weten hoe je de voortgang van zo’n blad aanpakt; tot wie wij ons zouden kunnen wenden; waar we op moeten letten; wat voor gegevens we nodig hebben etc.

Jeugdliteratuur in praktijk is volgens ons een unieke uitgave. Door het wegvallen van het blad ontstaat er een lacune. Als u ook vindt dat zo’n uitgave in een behoefte voorziet, denk dan met ons mee. U kunt ons bereiken via een van de volgende e-mailadressen: r.j.vanveen[at]orange.nl, maxverbeek[at]planet.nl en gervanhoek[at]hetnet.nl.
Met vriendelijke groet,
namens de redactie,
Ger van Hoek '
Waarvan acte. Hopelijk zal ik over succes kunnen berichten.




donderdag 8 december 2011

Leespluim weg bij NBD Biblion

Met veel enthousiasme is in 2006 in nauwe samenwerking met het in 2001 gestarte en eind 2009 gesneuvelde tijdschrift Leeskraam en later in samenwerking met Leesgoed de Leespluim op touw gezet. Een tien keer per jaar uitgedeelde Pluim voor het beste boek voor jonge kinderen, toegekend door een betrokken en terzake kundige jury.
Trouw verscheen iedere maand (behalve 's zomers) het persbericht in mijn e-post. Ook nu: de Pluim van de Maand januari 2012 gaat naar Lieve kleine Rolf van Nadia Shireen (C. de Vries-Brouwers). Met als steeds een zeer uitvoerig juryrapport, zie onder, maar ook een opmerkelijke mededeling:
Vanaf januari stopt de samenwerking tussen NBD/Biblion en Leespluim; helaas is er dan geen geld meer beschikbaar om de kosten voor de uitreiking van de Leespluim te dekken.
Op dit moment zoekt de jury naar andere wegen om de Leespluim te kunnen voortzetten.
Wij houden u op de hoogte.  '
Het verwondert me niet. Alleen wil er bij mij niet in dat er bij NBD Biblion geen geld voor zou zijn. Wie een tamelijk duur project als de Boekensalon op het net houdt en recent nog een totale restyling kon betalen, heeft die paar duizend euro (meer was het niet) voor de Leespluim ook nog wel op zak. Het bedrijf heeft het er zeer vermoedelijk eenvoudigweg niet voor over.
Hopelijk kan de prijs ondergebracht worden bij Stichting Lezen (NL).


Juryrapport: Leespluim van de maand januari 2012
Als we de berichten in de media mogen geloven, duurt het niet lang meer of de wolf komt ons land binnen.
Terecht of niet, wolven hebben een slechte reputatie. Denk maar aan ‘De wolf en de zeven geitjes’ en ‘Roodkapje’ of, wat dichter bij onze tijd, aan ‘Van Wisjni naar Wosjni’ van Annie M.G. Schmidt. Maar zie, daar is Rolf - inderdaad, rijmt op wolf – en hij is, dat zegt mevrouw Bodde zelf, een lief wolfje. Kijk maar hoe behulpzaam hij de wol ophoudt voor de oude dame. Rolf houdt van taarten bakken, eet altijd zijn bord leeg, is aardig tegen zijn vriendjes. En die boze wolven waarover mevrouw Bodde hem heeft verteld, hij hoopt er nooit een tegen te komen. 
Maar dat gebeurt juist wel en die grote boze wolf, zijn zwart tegenover het grijs van Rolf, twijfelt aan de identiteit van het lieve wolfje. Kan hij tegen de volle maan huilen, kan hij huizen omver blazen, eet hij mensen op? Als Rolf het probeert, mislukt het. Alleen het eten van mensen heeft hij achterwege gelaten. De grote boze wolf daagt hem uit om daarmee te bewijzen dat hij een echte wolf is.
Dan slaan bij Rolf de stoppen door en met de wol van mevrouw Bodde slaagt hij erin zijn boze soortgenoot in te kapselen. Rolf is een echte wolf en dat moet gevierd worden, vindt mevrouw Bodde. Gedrieën zitten ze aan tafel, met koffie en taart, en op de vraag of hij nooit meer mensen zal opeten, antwoordt de grote boze wolf: ‘Ja, goed hoor.’ Eind goed, al goed, denkt de lezer. De voorlaatste plaat maakt een abrupt eind aan deze illusie. De drie stoelen aan de tafel zijn leeg en de grote boze wolf zit met een kopje koffie en een welgedane buik tevreden in een fauteuil. De rest laat zich raden.
Rolf is een figuurtje dat kinderen zal aanspreken. Hij is aardig, maar weet ook kordaat op te treden. In het verhaal staan de zachte kleuren tegenover de zwarte boze wolf. Maar zelfs met in het achterhoofd de gedachte aan de slechtheid van wolven, blijf je tot aan het eind toe geloven dat de zachte krachten zullen overwinnen. Maar ja, een verhaal met een wolf erin, dat moet wel, zoals in sprookjes, slecht aflopen.
Op de eerste pagina zagen we een groepje, waaronder Roodkapje, dat kennelijk luistert naar een verhaal. Maar er is geen voorlezer te zien. Die komt pas op de allerlaatste pagina tevoorschijn: de grote boze wolf, die voorleest uit... Lieve kleine Rolf. En u zult merken, een heerlijk boek om voor te lezen.

Boekgegevens
Titel: Lieve kleine Rolf
Auteur/illustrator: Nadia Shireen
ISBN 978 90 5927 198 2
Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, € 14,90
Prentenboek / vanaf ca. 4 jaar
De Leespluim is een bekroning van kwalitatief goede en veelzijdig bruikbare boeken voor jonge kinderen. De organisatie is in handen van Biblion Uitgeverij, i.s.m. een breed platform. De eerste Leespluim werd uitgereikt in mei 2006. Zie voor alle Leespluimen en juryrapporten http://www.leesgoed.nl.
De Leespluimjury bestaat uit: Kees Broekhof (specialist taal en minderheden, Sardes), Agnes van Hoesel (uitgeverij KIDDO, SWP), Herman Kakebeeke (juryvoorzitter), Irma Land (Leesbevordering & Edutainment), Lia Reedijk (boekhandelaar, Utrechtse Kinderboekwinkel) en Anja de Rek (beleidsmedewerker skon kinderopvang).
Voor meer informatie en beeldmateriaal Leespluim kunt u contact opnemen met: Irma Land, coördinator Leespluim; e-mail irma[at]omni-focus.nl of tel. 0343-442984.

dinsdag 6 december 2011

Leven zonder boeken

Een opmerkelijk bericht op de site van de Britse National Literacy Trust: '3.8 million children in the UK do not own a book'. Herhaald in The Guardian 5 december 2011: ' Almost 4 million children in Britain – one in three – do not own a book, a poll has found. ' Die bijna vier miljoen kinderen lezen dus waarschijnlijk ook heel weinig boeken.

De rest van het bericht in The Guardian: ' The National Literacy Trust charity, which carried out the survey, said the proportion had risen from one in 10 in 2005. The charity said the findings were very worrying because book ownership was linked to children's future success in life. Children who read well can often overcome other hurdles that lock their peers into a cycle of disadvantage, it said.
Jonathan Douglas, director of the charity, said children were reading from books and even computers less, but watching films and images on screens more. He said there were many more forms of entertainment competing for children's attention than there used to be. The charity commissioned researchers to quiz more than 18,000 children aged 11 to 16. Almost a fifth – 19% –said they had never received a book as a present and 12% said they had never been to a bookshop. Girls were slightly more likely than boys to own a book.  '

Dat laatste bevestigt vele voorgaande bevindingen. Meisjes (vrouwen) lezen meer dan jongens (mannen).
Dat de National Literacy Trust de gegevens zorgelijk zou vinden omdat 'book ownership was linked to children's future success in life' leek me vreemd: niet boekbezit maar leeservaring kan, met wat voorbehoud hier en daar, verband houden met loopbaansucces. Om boeken, kranten en tijdschriften te lezen hoef je ze niet per se te bezitten. De Trust zelf is dan ook iets voorzichtiger: 'the number of books in the home is directly linked to children’s reading levels', maar koppelt de aanwezigheid van boeken in huis wel direct aan book ownership. Dat je boeken ook zou kunnen lenen lijkt de Trust even ontgaan. Ook de rol van het onderwijs wordt in het persbericht niet genoemd. Het is alsof de Trust zich hier tot verlengstuk van de boekverkopersbranche heeft gemaakt. 
Inspectie van het rapport levert echter op dat bibliotheekbezoek wel is meegenomen, maar slechts zijdelings. Typerend is dit citaat:
'Numerous studies show that access to books and other reading materials is particularly important in children’s language and literacy development. Receiving books as presents is one way to enrich learning at home and can help to encourage children and young people to enjoy reading for pleasure. Yet, 19% of young people said that they had never received a book as a present, while 12% have never been to a bookshop and 7% have never been to a library. 
There is a clear relationship between receiving books as presents and reading ability.
Children who agreed that they had never been given a book as a present were less likely to be reading above the expected level for their age (see Table 1). Of children that had never been given a book as a present, 37.9% read above the expected level for their age. Of those that disagreed with the statement, 54.3% were above the expected level.'

En wellicht ook dit:
'At a crude brushstroke, young people who have books of their own are more likely to be girls, in KS2 or KS3, socio-economically better off, from White or Mixed ethnic backgrounds and without a special educational need. Having books of your own is associated with clear literacy outcomes. When compared to peers who do not have books of their own, children who own books:
• enjoy reading more
• read more books
• read more frequently
• read for longer lengths of time when they do read
• have more books in the home
• read more of every kind of material not just books
• are more likely to have been bought a book as a present
• are more likely to have ever visited a library or bookshop
• have more positive attitudes to reading
• find it easier to find books that interest them
• have higher attainment
Whether young people say that they have books of their own is also related to their reading attainment (see Table 2). Of the children and young people who have books of their own, the majority (55%) read above the expected level for their age, while over a third read at the expected level. Of those who have books of their own, less than 10% read below the level expected for their age. By contrast, of those who don’t have books of their own, nearly a fifth read below the expected level, while the majority (46%) read at the expected level and a third read above the expected level for their age.'
Het al dan niet bezitten van boeken lijkt uitgangspunt te zijn geweest. Dat levert het gevaar op van valkuilen & open deuren: natuurlijk hebben boekenbezitters een positievere houding ten opzichte van lezen: anders zouden ze die boeken niet op hun verlanglijstje hebben gezet. Wat was er eerder: de kip of het ei? De vraag is natuurlijk hoe ze tot die leeslust zijn gekomen.
De Trust merkt in het rapport dan ook op:
'However, what matters is that for many addressing literacy skills is a key first step in beginning to address and overcome other related factors that lock individuals into a cycle of disadvantage. Ensuring children and young people enjoy reading, and can access books and other reading materials should therefore be a priority for schools, homes and communities across the UK.'

Intussen is de achteruitgang in leesvaardigheid en leeservaring, als je die zou mogen afleiden uit dit onderzoek, natuurlijk wel zorgwekkend. Inderdaad: 'Children who read well can often overcome other hurdles that lock their peers into a cycle of disadvantage', zoals in het bericht van The Guardian staat. Daarnaast krijgen ze ook nog een schat aan verhalen, poëzie en kennis. En in het verlengde daarvan, als het wat meezit, een ruimere blik op de wereld.
Zie ook Laten lezen, dat het bericht op 5 december (zeer alert) iets verkort overnam. En zie het bericht op de site van de Trust, waar het rapport is te downloaden.
Op Leesgoed was op 5 en 6 december nog niets te vinden, maar het viel me wel op dat het nieuws weer goed wordt bijgehouden.
En Leesgoed 2011-5 is uit, met als thema 'Het kinderboek gaat digitaal'. Daarover later.

Recensent: zinvol in 21e eeuw?

Veel fervente lezers spreken of schrijven graag over wat ze gelezen hebben. Sommigen maken er een soort beroep van: de recensenten.
Die wordt op 8 december een hart onder de riem gestoken door de Britse hoogleraar Gary Day. Die geeft die dag in Nijmegen een lezing getiteld ‘Book Reviews: They’re Good for You. So Read Them’, waarmee hij de slotsom van zijn lezing dus meteen weergeeft. Maar voor diegenen die zijn argumenten willen horen: 17:30 tot 19:00, Gymnasion, GN3, Heyendaalseweg 141, Nijmegen. 'Aansluitend is er om 19.00 een receptie. De voertaal is Engels.' 'Hij zal in zijn lezing het wezen van de boekrecensie definiëren, vanuit historisch perspectief bekijken op welke wijze het genre veranderde door de jaren heen en de vraag bespreken of ze er nog altijd toe doen: heeft de recensent in de 21ste eeuw nog een zinvolle taak en welke is dat dan?'
Aldus het bericht van IP Online. Ik zal er helaas niet heen kunnen, dus verwacht geen samenvatting op dit blog.

dinsdag 15 november 2011

Owie en het geheime ding

Voor de bedoeling achter Owie en het geheime ding (Biblion Uitgeverij, 2011) moet je surfen naar www.talentenkracht.nl. Het boek werd 6 november jl. in Museum Naturalis te Leiden gepresenteerd tijdens de 4e TalentenKracht Publieksdag.

Het is een poging om drie- tot zesjarigen en hun ouders of andere begeleiders (personeel kinderdagverblijf) te bewegen tot verwondering en onderzoek.
Nooit slecht, in tijden waarin zoveel als zoete koek wordt geslikt omdat ‘het op tv is geweest’ of omdat meneer Wilders het met zoveel aplomb zegt, en waarin de Broodje-Aap-verhalen over internet slingeren.

Owie en het geheime ding is allereerst een samenlees- en samendoeboek. De alerte voorlezer zorgt dat-ie allerlei zaken bij de hand heeft: een spiegeltje, ballonnen, een paperclip, een plastic doosje, een vol bad, wat klein grut uit de speelgoedhoek, een kommetje, een rietje, wat peper en zeepsop… maar de alerte voorlezer verdeelt dat natuurlijk over meerdere dagen.

Of het ook werkt, ik ben er zeer benieuwd naar, hoop daarover t.z.t. op Talentenkracht (dat nu toch wel erg droog en academisch overkomt) meer te lezen.

Het verhaal, geschreven door Marianne Frequin en Henderien Steenbeek, lijdt onder de bedoelingen, het is geen top. Dat hoeft niet erg te zijn, omdat de aandacht uitgaat naar wat je samen kan ontdekken.  Maar het had meer kunnen zijn.
Afgezien daarvan vind ik de illustraties van Marijke Klompmaker verrassend. Iets dat in de tekst een gewoon huis is, met minimaal een brievenbus, een kamer, een keuken, een slaapkamer, een badkamer, een zolder, en een spiegel, veranderde onder haar penseel in een geheimzinnig bouwsel, met even geheimzinnige tuin.



Met binnen een vrij zwevende wenteltrap met aftakking naar een deur in een ronde wand rond een ruimte met een vrijstaande pilaar, een ruimte met bobbelleiding met kleren erover en op de achtergrond een schemerlampje dat uit de leiding lijkt te groeien, een open haard voorzien van bobbelschoorsteen, een badkamer die uit een huis van Gaudí lijkt te komen, zoals het detail hieronder hopelijk toont, en nog meer van die fraaie zaken. Voor een doe-boek tamelijk bijzonder.


Het boek kost € 14,50, en is te bestellen via de boekhandel (ISBN 978 90 5483 971 2) of bij de uitgeverij (bestelnummer 1800004871).
Als het goed is, komen er meer Owie-boeken. Dat wordt ons achterin althans beloofd.

maandag 14 november 2011

Ambachten en handwerk

Ambacht is mooi, oud woord. Volgens het Van Dale Junior Woordenboek is het 'werk dat je doet met je handen, op een ouderwetse manier'. Volgens mijn Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (10e druk, 1976, blijkens een notitie uit de jaren '80 kon ik de woorden algoritme, heikel, hondenturk en kerstpakket er niet in vinden) is ambacht een 'handwerk dat aangeleerd moet worden, als broodwinning beoefend'. Niet noodzakelijk ouderwets dus, ondanks het ook al zo mooie woord broodwinning. (Hoeveel kinderen zouden dat woord nog kennen?)
Er is dan ook nog steeds in Nederland een Hoofdbedrijfschap Ambachten.

Dat 'vertegenwoordigt 36 uiteenlopende branches met in totaal bijna 80.000 ondernemingen waarin meer dan 300.000 mensen werken'. Bij de branches kun je kiezen uit: Banketbakker, Bitumineus dakbedekker,  Dakdekker hellende daken,  Dakdekker riet,  Fietsspecialist,  Glasbewerker,  Glazenier,  Glazenwasser,  Goudsmid / Zilversmid,  Hoedenmaker,  IJsbereider,  Kapper,  Keramist,  Kledingreparateur,  Leerbewerker,  Maatkleermaker,  Muziekinstrumentmaker,  Naaimachinetechnicus,  Natuursteenbewerker/ -handelaar,  Opticien / Optometrist / Contactlensspecialist,  Orthopedisch schoentechnicus,  Parketteur,  Pedicure / voetverzorger,  Pianotechnicus,  Schoenhersteller,  Schoonheidsspecialist,  Schoorsteenveger,  Slager / versspecialist,  Straatmaker,  Tandtechnicus,  Textielreiniger,  Toneelkapper / grimeur,  Uurwerktechnicus,  Voeger,  Zadelmaker,  en Zonweringspecialist. Jammer: men noemt deze mensen geen ambachtslieden, nog zo'n mooi woord, maar vakmensen. Ik mis de automonteur en de loodgieter en nog wat beroepen, maar die vallen waarschijnlijk onder andere bedrijfsschappen.

Volgens dat Hoofdbedrijfschap Ambachten komen we in Nederland binnenkort een kwart miljoen van zulke mensen tekort, begreep ik uit een bijdrage van Anna-Lena Hedin in de Volkskrant d.d. 14-11-2011, en dat bericht vond ik herhaald op diverse webstekken, waaronder Mannen Nieuws. (Nooit eerder tegengekomen, die website! Het nieuwtje van vandaag: 'Vrouwen zien seks als plicht'.)

Dat geldt kennelijk niet alleen voor Nederland, want in Duitsland tracht men te werven voor Handwerk. Nee, niet met Wer will fleißige Handwerker, ook al doet me dat onmiddellijk denken aan de Pirelli-kalenders in autogarages (en sinds heel kort aan Mannen Nieuws), of Fleißige Handwerker als poppenshow en andere melige filmpjes bij het kinderliedje (en project!) 'Wer will fleißige Handwerker sehn'. Maar o.a. middels dit fraaie spotje.

Was wäre das Leben ohne Handwerk... Zal het op school ook heel goed doen. (Al zal de dominee die blijkens een nieuwsbericht pleit voor 'scherp kastijden'  van 'zondige kinderen' ongetwijfeld bezwaar maken tegen het afbeelden van blote mensen.)

vrijdag 11 november 2011

Prentenboeken, het kleine verschil

De promotie waarover ik op 3 november berichtte en die op 10 oktober plaatsvond, ging vooraf door een minisymposium op woensdag 9 oktober: 'Met prentenboeken kun je alles'.
Dat bleek een citaat van een oude kleuterleidster die promovenda Aletta Kwant sprak. Blijkens de inleidingen op het symposium kun je kleuters met prentenboeken in ieder geval inzicht geven in rekenen, in de opbouw van verhalen en emoties leren herkennen. Dat is al heel wat.
Het onderzoek van Aletta Kwant maakt deel uit van een drieluik, een samenwerkingsproject van drie universiteiten met de duistere afkorting PICOD, dat staat voor Picturebook Concept Development. Leesplein meldde er al op 1 januari 2009 iets over middels een stukje van Coosje van der Pol, een van de inleiders: 'Dit onderzoek maakt deel uit van een groter project waarbinnen ook wordt onderzocht hoe prentenboeken de ontwikkeling van kleuters kunnen ondersteunen op sociaal-emotioneel vlak en op wiskundig gebied.' Coosje van der Pol promoveerde 17 december 2010 op het eerste deel van het drieluik, Prentenboeken lezen als literatuur. Een structuralistische benadering van het concept 'literaire competentie' voor kleuters (Eburon), zie ook het persbericht op NWO en mijn bericht op 9 december 2010.

In het kader van de letterenstudies is bijzonder dat in dit onderzoek metingen worden verricht. Veel academische publicaties op het gebied van de (jeugd)literatuur bestaan uit theoretische vertogen, op de rand van essayistiek, zonder exact gekwantificeerde waarnemingen. Voor dat soort veldwerk moet je naar aanpalende disciplines. Nee, ik noem even geen voorbeelden.
In het licht van recente nieuwsberichten (ik laat even de naam Stapel vallen) mag bovendien even opgemerkt worden dat de betrokken onderzoekers in dit project hun data geheel zelf verzamelden. En dat ze hun bevindingen tamelijk voorzichtig formuleren. Ik citeer de samenvatting van Kwants onderzoek: 'De conclusie die op basis van deze resultaten getrokken mag worden is dat het gebruik van prentenboeken inderdaad een positief effect kan sorteren op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kleuters en dan met name waar het de complexere emoties betreft.'

Aletta Kwant beet de spits af, tijdens dat minisymposium, net een uiteenzetting van het onderzoek waarop ze de dag daarop hoopte te promoveren, Geraakt door prentenboeken. Effecten van het gebruik van prentenboeken op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kleuters. (Zie voor online samenvattingen Leesplein en RUG.)
Coosje van der Pol volgde met een vertoog over haar onderzoek, zie boven, daarna kwam Marja van den Heuvel (Universiteit Utrecht, Freudenthal-Instituut) met een verslag van haar onderzoek naar de inzet van prentenboeken bij het rekenonderwijs. Ik citeer de samenvatting van dit nog lopend onderzoek van het FI:  'In dit onderzoeksproject wordt bekeken hoe de wiskundige begripsontwikkeling bij kleuters te ondersteunen is door prentenboeken.
Hoewel prentenboeken in Nederlandse kleuterklassen een belangrijke rol spelen, worden ze meestal niet ingezet voor het leren van wiskunde. Toch komen er met name uit het buitenland steeds meer aanwijzingen dat prentenboeken de wiskundige begripsontwikkeling van kleuters ondersteunen. 
De theoretische basis voor hoe prentenboeken bijvoorbeeld de informele ervaringsbasis bieden om wiskundige concepten en vaardigheden te exploreren en te ontwikkelen is echter beperkt. Dit onderzoek wil de aanzetten die hiertoe in Nederland zijn gedaan verder uitbouwen.' Voorlopige titel: Developing a framework for the evaluation of picturebooks that support kindergartners'learning of mathematics.
Mijn oude redactiegenoot Piet Mooren zal dit zeer interesseren.










Na deze drie inleiders van het project volgde Adriana Bus met een vertoog over de (aangetoonde) ondersteuning van prenten bij het onthouden van tekst. Dat sluit aan bij een oud inzicht, dat visualiseren van taal helpt bij onthouden. Ze startte haar inleiding dan ook met een verwijzing naar Orbis Sensualium Pictus van Johannes Amos Comenius, om via Allan Paivio en Joshua Foer's Moonwalking with Einstein (Het geheugenpaleis) uit te komen bij het onderzoek dat zij samen met Marianne Verhallen verrichtte.

Uit de discussie en gesprekken na afloop bleek dat Kwants onderzoek veel belangstellende reacties uit het onderwijs heeft opgeleverd. Natuurlijk werd ook opgemerkt dat aandacht voor het literaire aspect van prentenboeken en het nut dat ze kunnen hebben voor sociaal-emotionele ontwikkeling of rekenvaardigheid twee verschillende zaken zijn. Vlot kwam men echter tot de conclusie dat het een het ander niet uitsluit.
En de discussie werd mooi afgesloten met een aanbod uit de zaal om de bevindingen uit deze trits onderzoeken te vertalen in handreikingen voor de onderwijspraktijk.
Het vermoeden van ondergetekende, o.a. gebaseerd op onderzoeken van Margriet Chorus (2007) en Martha Otter & Harry Paus (1998), dat het met de jeugdliteratuur op de pabo's niet zo best is gesteld, werd weersproken door minstens twee enthousiaste docenten.
Zou er een opgaande lijn zijn?
Hoe dan ook, het kleine verschil zit 'm in juist dat ietsje meer aandacht voor de mogelijkheden van prentenboeken en kleuters. Een klein verschil, met mogelijk toch iets minder kleine gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs.

donderdag 10 november 2011

Wie wil er een glaasje grenadine?

Wie wil er een glaasje, zei Tante Tine,

ja, want dat rijmt zo lekker op grenadine. Of omgekeerd. Hoe dan ook, dit vrolijke, ogenschijnlijk wat makkelijke liedje van Annie M.G. Schmidt siert het achterplat van Literatuur zonder leeftijd 85, najaar 2011. Thema: jaren '50.

Zo ziet LZL er van voren uit. Het ontwerp is van Ted van Lieshout en de redactie is er blijkens de redactionele inleiding blij mee.
Een opgewekt gezicht, maar toch iets malicieus, en klaar om te bijten lijkt het wel.

Voor wie LZL niet kent: het is het enige periodiek over jeugdliteratuur met academische status. Op die status valt niet meer af te dingen dan op die van de literatuurwetenschap in het algemeen: veel beschrijving, analyses waarin de rol van de analysator soms onderbelicht is, weinig voorspellend vermogen. LZL bestaat naast de vakbladen Leesgoed en De Leeswelp, en het richt zich tot wie bereid is drie keer per jaar zo'n 170 pagina's tekst tot zich te nemen over jeugdliteratuur.

De titel mag dan suggereren dat eigenlijk alle literatuur wordt behandeld, zo is het niet.

Want de naam Literatuur zonder leeftijd is een programma, zoals En nu over jeugdliteratuur (voorganger van Leesgoed) dat ook was.  En nu over jeugdliteratuur: en nu aandacht voor jeugdliteratuur.  Literatuur zonder leeftijd: … en die jeugdliteratuur is interessant voor iedereen.
Dit periodiek in pocketvorm gaat dus wel degelijk over jeugdliteratuur.

Deze aflevering heeft de jaren ’50 als thema.  In vijf artikelen wordt een behoorlijk goed en uitgebreid beeld gegeven van de jeugdliteratuur in die tijd:
- Joke Linders over de ‘kinder- en jeugdliteratuur van de jaren vijftig in sociaal-cultureel perspectief’, maar in het bijzonder over de Gouden Boekjes. (Daar weet ze veel van, want ze heeft er kort geleden een boek over gemaakt: Ik hou zo van… de Gouden Boekjes, Rubinstein, 2010.)
- Saskia de Bodt over stijlen van illustratoren: ‘Vrolijke expressie in zwart-wit’, met onder meer een mooi eerbetoon aan Jenny Dalenoord.
- Janneke van der Veer over ‘traditie en vernieuwing in de kinderpoëzie in de jaren vijftig’, met als binnenvaller de tegenstelling tussen ‘Jokkentje’ van Rie Cramer (nog veel voorgelezen in de jaren ’50) en ‘Dikkertje Dap’ van Annie M.G. Schmidt.
- Bea Ros over meisjesboeken voor en na de Tweede Wereldoorlog, met aandacht voor de uitschieters.
- Berry Dongelmans over ‘kinderboeken uitgeven in de jaren 50: strategisch opereren of bijzaak?’ ‘Er vindt geen majeure omslag plaats, maar zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin komen er in de jaren vijftig allerlei initiatieven van de grond, mede geëntameerd door uitgevers, die laten zien dat er op het gebied van het goede kinderboek zeker wat veranderde.’
En tenslotte biedt Jant van der Weg-Laverman een beeld van de Friese jeugdliteratuur in de jaren ’50 en nog veel eerder, met uiteraard aandacht voor het werk van Diet Huber en Tiny Mulder.
Deze zes artikelen zijn gebaseerd op de lezingen van het symposium dat de Stichting voor Geschiedenis van de Kinder- en Jeugdliteratuur op 20 maart 2010 hield.

Buiten het thema is er naast een In memoriam voor Peter van den Hoven (zie ook hier) nog een heleboel tekst in LZL 85 te vinden. Ik noem:
- de Annie M.G. Schmidtlezing die Floortje Zwigtman dit voorjaar in Leiden hield, zie ook hier.
- Annelies Jorna over het vertalen van David Almond.
- een gesprek met Dimitri Leue, die beweert: ‘Schrijven is de puurste vorm van creëren.’

Al met al een zeer lezenswaardige aflevering van LZL.

Het zij iedere keer waar nodig weer vermeld: in principe is ‘kinder- en jeugdliteratuur’ een tautologie, ontleend aan de Duitstalige vakliteratuur, waar men het ook vaak heeft over Kinder- und Jugendliteratur, of KJL. En ook in het Duits is de term eigenlijk een tautologie, hoewel in beide gevallen iedereen juist door de positie naast en na elkaar van kinder en jeugd begrijpt dat met jeugd kennelijk een fase wordt bedoeld die volgt op kinderen. De jeugd heeft al tietjes en de baard in de keel, kinderen nog niet. Zoiets.
LZL maakt er nog een vrolijker stamppotje van doordat de ene auteur ‘kinder- en jeugdliteratuur’ en de andere ‘jeugdliteratuur’ of ‘het kinderboek’ gebruikt en het bovendien dus volgens de redactie gaat om ‘literatuur zonder leeftijd’.

LZL wordt uitgegeven door IBBY-Nederland en een abonnement kost € 32,- per jaar voor ‘particulieren’, € 24,25 voor ‘studenten’ en € 43,- voor ‘instellingen’’. Men ontvangt drie van zulke pockets per jaar. De redactie bestaat uit Toin Duijx, Karen Ghonem-Woets, Vanessa Joosen, Helma van Lierop-Debrauwer, Sanne Parlevliet en Bea Ros (hoofdred.).

vrijdag 4 november 2011

Verborgen talenten

Dezer dagen de laatste loodjes voor de kopij van een in 2012 bij Coutinho te verschijnen vakboek Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school. Bestemd voor (aanstaande) onderwijsgevenden in het basisonderwijs.

Dit boek staat onder redactie van Karen Ghonem-Woets, Erna van Koeven, Jeanne Kurvers (zie ook hier), Piet Mooren en ondergetekende. Bijdragen van de redactie, plus Marjolein Kool, Henk Notté, José Simons, Cees van der Kooij, Christiane Nieuwmeijer, Willebrord de Winter, Mariska Hammerstein (zie ook hier) en Ido Abram.

T.z.t. meer over dit boek.

donderdag 3 november 2011

Praten helpt

Bericht uit Groningen, ook (eerder) al te vinden op Laten lezen: aan de Rijksuniversiteit van Groningen gaat Aletta Kwant promoveren op een proefschrift getiteld Geraakt door prentenboeken. Effecten van het gebruik van prentenboeken op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kleuters. Promotor is professor Kees de Glopper, copromotor is Jan Berenst.
De conclusie van het onderzoek volgens het persbericht: 'Kleuters krijgen complexe emoties als verlegenheid en jaloezie beter in de gaten als leerkrachten zich meer opstellen als meelezer dan als voorlezer bij het lezen van prentenboeken.'
'De gangbare 'uitlokkingsstrategie'van vragen stellen door de leerkracht tijdens voorleessessies leidt niet altijd tot de juiste interactie tussen leerkracht en kinderen, aldus Kwant. 'Door zelf lezersreacties te geven plaatst de leerkracht zich als medelezer naast de leerlingen, wat een gelijkwaardiger gesprek oplevert,' verduidelijkt ze. Haar onderzoek heeft geleid tot zogenoemde 'sleutels' bij een set geselecteerde boeken, waarmee leerkrachten kunnen werken. Kwant: 'De lezersreacties van de leerkracht vormen hierbij de eerste aanzet tot een gesprek. Daarna helpen gespreksstimulerende aanwijzingen zoals vervolgvragen de leerkracht verder om in gesprek te gaan met de kinderen.'


Ik hoop t.z.t. hier het proefschrift te kunnen bespreken.

Over de zorgen van de docent Nederlands


Uiteenzetting, beschouwing of betoog. Of: betoog met beschouwende elementen, beschouwing met uiteenzettende elementen, of uiteenzetting met betogende elementen. Of...
de zorgen van de moderne docent Nederlands.
Ga er even voor zitten.

26 oktober 2011:

Geachte collega's,

Eigenlijk hoop ik er op dat ik bedolven word onder mails waarin ik als onbekwaam weg- en in de hoek gezet ga worden. Waarin met mij als neerlandistieke non-valeur wordt afgerekend! Want dan zal ik, beschaamd en beschimpt, toch bevrijd zijn van een knellende onzekerheid die mij al jaren met regelmaat het lesgeven bederft.

Gisteren was het namelijk weer eens zover. V5 had een tekst met vragen gemaakt uit de onvolprezen methode Nieuw Nederlands. De laatste vraag betrof de tekstsoort, in meerkeuzevorm. Was het een betoog met beschouwende elementen, een beschouwing met uiteenzettende, een uiteenzetting met betogende, enfin, u kent ze wel.

Ik ben wel benieuwd of de jongere generaties neerlandici ook worden opgeleid in dit soort kwesties, want wij hoorden er niets iets over (tussen 1972 en 1979 aan de RUG) en moesten ons maar redden in de praktijk. Ik weet niet precies meer wanneer de categorieën der tekstsoorten zo prominent naar voren kwamen in de diverse methoden - ik meen bij de invoering van de nieuwe Tweede Fase. Daarvoor spraken we natuurlijk wel met de leerlingen over de insteek van de auteur, want je moet natuurlijk wel weten waar ze met je naar toe willen en in de slotalinea was daarvoor meestal wel een aanwijzing te vinden.

Maar nu dus de uiteenzetting, de beschouwing en het betoog. Op papier een aardig onderscheid, maar in de weerbarstige praktijk blijkt met name het klassificeren van de tekst-als-geheel nogal eens tot discussies met schrandere leerlingen en collega's te leiden. Alleen het antwoordmodel van Nieuw Nederlands weet precies welk antwoord juist is. De vraag naar de tekstsoort wordt inmiddels ook op het Centraal Schriftelijk Examen gesteld met ook daar natuurlijk de overdonderende zekerheid van het correctievoorschrift. Gevorderde collega's herinneren zich wellicht nog de hilarische bespreking in Vrij Nederland van publiciste Xandra Schutte, die er achter was gekomen dat haar tekst 'De sublieme sigaret' voor een VWO-examen tekstverklaring was gebruikt. Tot haar ontzetting wist ze zelf niet of ze nu een betoog of een beschouwing had geschreven. Ik wist het ook niet, mijn leerlingen wisten het niet, mijn collega's niet, alleen de examencommissie wist het.

Terwijl er aanvankelijk nog werd gevraagd of een tekst betoog, uiteenzetting of beschouwing is, hebben de vragenstellers al enige tijd geleden hun toevlucht genomen tot de mengvormvraag: een betoog met beschouwende elementen, een beschouwing met uiteenzettende elementen enz. Toen die vragen begonnen te verschijnen bekroop mij het gevoel: zouden ze zelf ook niet meer zo zeker zijn van hun categorieën?

In mijn Dikke Van Dale is het uiteenzetten 'in zijn delen verklaren, uitleggen, doen zien', is beschouwen 'beoordelen, overwegen' (en is de beschouwing 'bespiegelend, theoretisch, contemplatief'). In Wikipedia schrijft iemand: 'Een uiteenzetting is een tekst met als doel de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. Een uiteenzetting wordt gebaseerd op feiten en is, in tegenstelling tot een betoog, objectief van aard. Een uiteenzetting verschilt van een beschouwing vanwege het feit dat bij de laatste de schrijver zijn mening geeft over het onderwerp. Dat is bij een uiteenzetting niet het geval.' Oeps, denk ik dan weer bij het laatste: een schrijver met een mening, betoogt die dan ook niet? Het voert te ver om hier al die definities op te lepelen. Google zelf eens of trek uw woordenboek uit de kast: de nuances buitelen over elkaar heen.

Het hangt dus vaak af van je lesmethode, hoe de begrippen in je eigen (toets)praktijk afgebakend of gedefinieerd zijn. In verschillende methoden zag ik verschillende definities. Ik heb bovendien geen hoge pet op van de auteurs van die methoden, vind veel oefeningen onwerkbaar, veel toetsen slecht. En waarom zou ik hen (vind ik hier mooier dan 'hun') autoriteit verlenen als het gaat om discutabele onderdelen van mijn vak?

Dat brengt mij tot de kern van deze noodkreet: wie heeft deze indeling in het onderwijs Nederlands geïntroduceerd? Waarop heeft deze persoon zich gebaseerd? Sla mij eens om de oren met mijn domheid, toon mij de juiste definities en maak een einde aan mijn onzekerheid!

Met collegiale groet,
Jacques van den Oever


---
26 oktober:

Beste Jacques, beste keleegee,
Je stipt een belangrijk pijnpunt aan en maakt mij ook weer aan het twijfelen. Dat de makers van Nieuw Nederlands zelf meestal niet zo goed lezen en dus met hele rare antwoorden komen, herken ik, maar daar valt mee te leven. Erger is, dat de genre-indeling ook mij niet helder is, al dacht ik van wel. Ik heb een redelijk werkbare theorie voor mijn leerlingen, maar ik geef meteen toe dat ik in mijn eigen proefwerken soms meerdere antwoorden goed of half goed reken. In het examen kan dat niet, en dat kan een probleem zijn. Vooral als je niet weet waar het nu echt om gaat. En toen ik net Taaldaden van Braet opsloeg (een boek waar ik vroeger erg tevreden over was), kwam ik toch meteen iets tegen waar ik niet uitkwam. De Cito-norm voor gedocumenteerd schrijven, die ik er ook nog bijpakte, kon ik gelukkig wel weer plaatsen. Misschien is mijn uitleg dus toch niet zo gek.
Eerst die maar:
Een betoog is bedoeld om te overtuigen; de schrijver probeert de lezer echt te overtuigen van een bepaald standpunt. De hoofdgedachte is een mening, of een omstreden zijnsoordeel. Een voorbeeld van het laatste: Gadaffi is niet omgekomen maar vermoord. Of: Er zijn deeltjes die sneller kunnen dan het licht.
Een beschouwing is bedoeld om te informeren en tot nadenken te stemmen; de schrijver belicht een onderwerp van verschillende kanten, betrekt er de visie van verschillende mensen bij, zet daar desnoods zijn eigen mening naast, maar laat open wat DE oplossing is. De hoofdgedachte is de aanduiding van een probleem. ‘X of Y is omstreden.’ ‘Het zal nog lang duren voordat er duidelijkheid is over Z.’
EEn uiteenzetting is zuiver bedoeld om te informeren. Er staan in principe alleen feiten in. En als er toch meningen in staan, dan is dat alleen om te laten zien dat een dergelijke mening bestaat. De uitslag van een enquete bijvoorbeeld staat bol van de meningen, maar alleen als onderzoeksgegevens, niet als bouwstenen in een redenering. De hoofdgedachte is een feit, of iets dat daar dichtbij in de buurt komt. ‘Er zijn verschillende interpretaties van de begrippen betoog, beschouwing en uiteenzetting’.
Daar voeg ik de volgende matrix aan toe:
                              Betoog                 beschouwing    uiteenzetting
Mening              +                             +                             -
‘Neutraal’          -                              +                             +
Hier voeg ik dan wel aan toe dat zelfs de neutraliteit van een uiteenzetting maar betrekkelijk is. Neem bijvoorbeeld een informatiefolder van een gemeente. Dat is een uiteenzetting maar die is natuurlijk wel degelijk positief gekleurd.
Met deze uitleg kom ik een heel eind en kan ik de examenuitslag ook ‘aardig’ verklaren. Wat ik niet kan verklaren, is het feit dat de vroegere examentekst Het visioen van St. Fina van Rudy Kousbroek in Taaldaden 2 van Braet ‘Beschouwing’ wordt genoemd. Dit is namelijk een tekst waarin de mening van de auteur van het begin tot het eind voorop staat. Het enige verschil met de teksten die bij Braet wel ‘betoog’ heten is dat Kousbroek geen stelling poneert, die hij vervolgens verdedigt, maar dat hij een vraag stelt waar hij al meanderend een antwoord op vindt. Het onderscheid zit hem hier dus niet in het schrijfdoel, of de strekking van het stuk, maar in de vorm. Een betoog is doelgericht,  een beschouwing zoekend. Of een betoog gaat uit van een stelling, een beschouwing van een vraag. Dit onderscheid vertoont overeenkomsten met het onderscheid dat Louis Stiller in essays schrijven maakt tussen een Baconiaans essay (doelgericht) en een Montaigne-achtig essay: zoekend. Dit is een erg lastig onderscheid. Want het vergt veel inzicht in de tekststructuur. De constatering dat de inleiding eindigt met een vraag is niet voldoende. Want als je in de eerste regel van het middenstuk die vraag beantwoordt met een stelling, hebben we toch echt te maken met een doelgericht betoog.
Gelukkig ziet het er naar uit dat de CITO-indeling meer op die van mij lijkt. In de norm voor gedocumenteerd schrijven spreekt men bij de beschouwing over voldoende invalshoeken, bij het betoog over voldoende argumenten, en bij de uiteenzetting over voldoende facetten.
Ik ben erg benieuwd of iemand mijn conclusie kan bevestigen of corrigeren.

Met vriendelijke groet,

Yke Schotanus


---
26 oktober 2011:

Dag collega’s,
En (ja, ik begin de hele mededeling met “en”) mag/mogen het antwoord/de antwoorden dan luid en duidelijk over ons uitgestort worden? Want aan de RUL (zelfde periode) deed men er, wat dit onderdeel betreft,  ook het zwijgen toe. Tot op heden gebruik ik dus mijn eigen boerenverstand:
·         als de tekst tot denken aanzet – meerdere visies, mogelijkheden bespreekt, iets ter overweging aanbiedt – en de auteur er ook nog iets van vindt (voelt het meest voor … of weet het ook niet, zoiets) laat ik het beschouwing noemen.

·         Zolang de auteur alleen maar weergeeft, houd ik het op uiteenzetting.

·         Zodra de auteur een stelling poneert, of duidelijk ergens voor of tegen stelling neemt, kies ik voor betoog.

Eigenlijk interesseert het mij niet zo, wie dit bedacht heeft. Ik krijg liever een duidelijke, heldere en vooral eenduidige uitleg over wat wat is, kortom, ik wil net als Jacques graag “de juiste definities”.

Met vriendelijke groet,
Sonja Ziel


---
26 oktober:

Dag Yke,
Mooie tekst! Bedankt voor je uiteenzettende, beschouwende en betogende elementen in je reactie.


Ik ben benieuwd tot welke categorie je deze tekst zelf rekent.


Verder lijkt het me belangrijk om een onderscheid te maken tussen hoe we leerlingen leren een uiteenzetting, een betoog of een beschouwing te schrijven (waarin de categorieën om didactische redenen simpel worden voorgesteld) en de beoordeling van een tekst, omdat dan de praktijk weerbarstiger blijkt te zijn. Dat wordt me wat als straks het schrijfexamen onderdeel wordt van het centraal schriftelijk examen en wij de teksten o.a. hierop moeten beoordelen.


Met vriendelijke groet,
Herma van den Brand


---
27 oktober:

Ha collega’s,

Jacques doet het weer: de vinger op een zere plek. Mooi. Ik had het betoog (kun je dat wel afsluiten met een vraag?) van Jacques niet opgevat als een vraag om sluitende definities.
Vorige maand stuurde een collega van me mij - ter controle - een tekstproefwerk voor klas 4V. Ik lees dat door en beantwoord even de vraag naar tekstsoort; ik ben daar namelijk zelf niet zo goed in. Zelf had hij een ander antwoord als goed aangemerkt. De antwoorden zijn nu aangepast, zodat allebei onze kijken in het goede antwoord zitten.
Het zal mij werkelijk worst wezen of ik een beschouwing of betoog lees (waarschijnlijk ook omdat ik er niet zo goed in ben ze te onderscheiden). De vraag die een lezer zich wel mag stellen, is: vertrouw ik de schrijver, waar kan ik het met hem eens zijn, waar kan ik vraagtekens plaatsen? Manipuleert hij mij door een definitie in eigen voordeel te geven (abortus= het doden van een weerloos schepsel of abortus= het beëindigen van een ongewenste zwangerschap, het maakt een verschil), met ongeldige argumenten, met onderzoeksgegevens die hij uit zijn duim zuigt (ik kom idd uit de buurt van Tilburg)? Dan bepaal ik als lezer wel wat ik aan mijn referentiekader toevoeg over het gelezen onderwerp (en over de schrijver).

Met vriendelijke groet,

Michel Pijpers

BruutTAAL

---
28 oktober:

Beste Jacques,

Omdat ik me ook geen raad weet met deze driedeling, ben ik geneigd terug te vallen op officiele documenten, zoals Syllabus Centraal examen 2012. In deze syllabi worden de eindtermen jaarlijks gepreciseerd. De huidige precisering van de verwarrende tekstsoorten uiteenzetting, beschouwing en betoog is al enkele jaren van kracht (iig vanaf 2010). Zie: http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvi0sgg8bampk/vikzou44u5v0/f=/nederlands_vwo_2012_101026.pdf en zie ook het blauwe fragment hieronder.

In dit document is o.a. de nuancering gemaakt dat de driedeling ook losgelaten kan worden op tekstgedeelten in plaats van hele teksten. Dat lost een deel van het probleem al op. Bovendien is de nuancering toegevoegd - in vergelijking met de oorspronkelijke eindterm - dat de kandidaat kan aangeven 'of de tekst / het tekstgedeelte voornamelijk een uitzettend, beschouwend of betogend karakter draagt' (hier staat inderdaad per ongeluk 'uitzettend' in plaats van 'uiteenzettend'). Ook bevat het de nuancering dat er zoiets bestaat als het belangrijkste schrijfdoel en dat verschillende schrijfdoelen dus inderdaad naast elkaar of na elkaar in verschillende tekstgedeeltes kunnen voorkomen.
Tot slot speelt hier nog een ander probleem dan dat van taal en classificeringen (zoals de genoemde driedeling van tekstsoorten), namelijk dat van communicatie. Als lezer/luisteraar weet je niet altijd precies wat de schrijver/spreker bedoelt. En wat je als schrijver/spreker bedoelt, kan dikwijls anders worden opgevat, afhankelijk van de lezer/luisteraar. Het gesprek met leerlingen naar aanleiding van de vraag en het gewenste antwoord in een schoolboek is dan ook snel interessanter dan de vraag of het goede antwoord zelf. Zolang het centraal examen of een toets maar geen verwarring veroorzaakt.

Dit is de syllbustekst (onderstrepingen zijn van mij):

De kandidaat kan:
- vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort;
. de kandidaat kan vaststellen of een tekst of tekstgedeelte uiteenzettend, beschouwend of
betogend is;
. bij uiteenzettende teksten of tekstgedeelten wordt objectief uitleg gegeven, worden indelingen
aangeduid en worden samenhangen en processen verduidelijkt; bij beschouwende teksten of
tekstgedeelten worden interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging aangeboden; bij
betogende teksten of tekstgedeelten wordt een beargumenteerd standpunt ingenomen;
. de kandidaat kan het schrijfdoel van een tekst of tekstgedeelte vaststellen;
. corresponderende schrijfdoelen bij uiteenzettende, beschouwende of betogende teksten zijn
respectievelijk: informeren/uiteenzetten, ter overweging aanbieden en overtuigen / tot actie
aanzetten; deze schrijfdoelen kunnen in combinatie met elkaar voorkomen. De kandidaat kan
dan vaststellen wat het belangrijkste schrijfdoel is, c.q. vaststellen of de tekst / het
tekstgedeelte voornamelijk een uitzettend, beschouwend of betogend karakter draagt.

Tiddo Ekens



---
28 oktober:



Aan allen,


Ik heb het betoog (is het een betoog?) van Jaques van den Oever over het verschil tussen een betoog, uiteenzetting of beschouwing, met zijn toestemming, als blog op mijn site gezet. Ik ben geen docent, maar kinderboekenschrijfster en interesseer me op die manier voor het taalonderwijs. 


Ik hoop zo ook via Social Media de discussie te kunnen laten losbarsten, maar dat is nog niet zo gebeurd. Voor wie wil reageren, staat mijn blog open! Discussieren op een blog gaat vaak wat makkelijker dan per mail. 


Met vriendelijke groet,


Rian Visser


---
28 oktober:




Beste Jacques, Willy, Rian...

Zonet de brief (en de begeleidende tekst van Rian Visser) gelezen op het blog van Rian Visser. Eigenlijk vind ik dat deze discussie niet thuishoort op de site van Rian Visser (maar er kunnen wel redenen zijn waarom Jacques wel zijn toestemming gaf).

Ik zou het vooral jammer vinden dat de discussie nu op de site/het blog van Rian Visser gevoerd wordt en niet meer in de community Nederlands. Ik vind het trouwens ook jammer dat er nu al onder drie 'onderwerpen' een discussie over dit éne onderwerp aan de gang is.

Nog even dit: ook voor Vlaanderen is dit thema (tekstsoorten) interessant, ook al bestaat bij er bij ons geen centraal examen.

Vriendelijke groeten
Kris Van Rhode


---
30 oktober:

Beste Jaques en collega's,

Graag zou ik hier nog een oproep aan toevoegen: wie heeft er een mooie, actuele beschouwing digitaal en wil die delen? Ik pluis vaak, maar het heeft nog weinig opgeleverd. NRC maakt wel overzichten van de verschillende meningen, maar dan vaak heel schematisch, niet in een lopende tekst. Tijdschriften kom ik niet aan toe.

Nu gebruik ik ter voorbereiding vaak de opiniepagina's van de Volkskrant/ NRC. Ik print een groot artikel en de ingezonden brieven met reacties op het betoog. Vaak is er ook nog wel een kort nieuwsitem te vinden op Uitzending Gemist. Aan de hand daarvan laat ik de leerlingen een beschouwing schrijven. Dat lukt wel aardig, maar ik heb zo weinig mooie voorbeelden. Nu blijft het vaak hangen in voorbeelden van hoe het niet moet.

Tips voor actuele onderwerpen beschouwing/ betoog:

-Ouders die hun kinderen bespioneren: artikel in nrc.next (betoog over laten schrijven, emoties liepen hoog op hahaha) nieuwsuitzending van RTL
-Opkomst van huiswerkinstituten: artikel NRC, ingezonden brieven, nieuwsuitzending
-Discussie onderpresteren jongens: feminisering of zijn het gewoon luie donders, NRC artikel, Volkskrant artikel, nieuwsuitzending

Het zijn onderwerpen die goed te behappen zijn, veel onderwerpen zijn te gecompliceerd om 'even' een proefbeschouwng over te schrijven (Mauro, Kunduz, jwz)
Mijn bronvermelding lijkt nergens op, maar documenten zijn op school en ik niet, maar met krantenbank kom je een heel eind. Bij belangstelling, kan je natuurlijk altijd even mailen.

Misschien ten overvloede: ik vermoed dat een beschouwing een tekst is waarin een probleem van meedere kanten wordt bekeken, er verschillende autoriteiten aan het woord gelaten worden en de mening van de schrijver pas in het slot duidelijk wordt, als die al duidelijk wordt. De beslissingen van CITO kan ik beredeneren zodra ik het goede antwoord weet :) Van Nieuw Nederlands moet ik huilen.

Ik ben benieuwd,

Petra Aarts


---
30 oktober:

Gewaardeerde collega’s,

Op mijn noodkreet (zie communitymailing van 26 oktober jl.) ontving ik zo’n 40 reacties. Hoe statistisch insignificant ook, ik denk dat dat er veel zijn.

De reacties zijn te verdelen in twee categorieën. Een kleine minderheid aan collega’s poogde helderheid te bieden in de spraakverwarring rondom tekstsoorten. De bijdragen van Sonja Ziel en Yke Schotanus, scherpzinnig als altijd, hebt u reeds kunnen lezen. Arjen Speekenbrink en Tiddo Ekens verwezen naar de Eindtermen, subdomein A1 ‘analyseren en interpreteren’. Alle raadgevers bevestigden tegelijkertijd de onmogelijkheid van heldere afbakening en schijnexactheid.


Hoogleraar Gert Rijlaarsdam (UvA), dr. Eva Tol-Verkuyl en Karin Echten hielpen met de identificatie van Antoine Braet als waarschijnlijk hoofdverantwoordelijk voor de invoering van de classificatie.  Anderen wezen op ‘de taalbeheersers’. Braet had met zijn pragmalinguistische benadering bij de invoering van de Tweede Fase in de daartoe ingestelde commissie een dikke vinger in de pap.

Veel collega’s vinden de vraag naar tekstsoorten interessanter dan exacte afbakening ervan. Rijlaarsdam wees mij er overigens op dat het onderscheiden van tekstsoorten via schrijven veel beter is aan te leren.  Het schrijven van uiteenzettingen (een ondergeschoven kindje) is voor VWO’ers erg interessant, aangezien hun in het hoger onderwijs meestal niet om betogen of beschouwingen wordt gevraagd.

De overige reacties kenmerkten zich door allerlei emoties: frustratie, onzekerheid, ingehouden woede, cynisme, ook opluchting: ‘ik ben niet de enige’. (Een viertal afgezwaaide neerlandici toonde zich enorm blij van het gezeur af te zijn.) Erg veel collega’s wezen op het in gebreke blijven  van hun opleiding (ook als die zeer recent werd gevolgd) en de matig tot slechte kwaliteit van lesmethoden. Ook wilde men graag op de hoogte gebracht worden van de antwoorden die ik zou krijgen.

Zeker na de kleine stortvloed van reacties zou het arrogant zijn als ik mij zou aanmatigen iets definitiefs over de hele tekstsoortenkwestie te zeggen. Helaas leest Braet onze communitymails niet, want ik had graag ongenadig van de oude heer zelf op m'n neerlandistieke falie gehad. Al was het alleen maar om hem per kerende post te confronteren met de Babylonische spraakverwarring waarin de lesgevende neerlandici verzeild zijn geraakt. Natuurlijk wist ik ook wel dat de termen der tekstsoorten keurig vermeld staan in de officiële syllabi, maar de praktijk van verschillende methoden en correctievoorschriften heeft -zo blijkt eigenlijk wel- veel mensen onzeker gemaakt over de afbakening ervan.

Ik denk dat ik wel weet hoe de vork in de steel zit: de commissie Braet heeft in feite reeds lang gebruikelijke (zowel binnen als buiten de neerlandistiek) termen  geannexeerd en gedacht die opnieuw te kunnen definiëren en afbakenen. Dat dat niet straffeloos kan, blijkt misschien wel uit de stroom reacties die ik kreeg, waartussen dan ook geen enkele zit die mij de oren wast met definitieve antwoorden op mijn vragen.

Het grootste verdriet is echter dat er in allerlei teksttoetsen, tot en met het CSE, op soms discutabele gronden met kinderen wordt afgerekend en dit tekstsoortengedoe is er eentje van. Natuurlijk gaat het slechts om een puntje hier of daar, maar je kunt tegenwoordig ook via Nederlands op een honderdste zakken. Collega Herma van den Brand wees op het naderende schrijfexamen havo/vwo als onderdeel van het CSE. Wij, docenten Nederlands, moeten die producten dan onder andere beoordelen op consistentie qua tekstsoort “en het daarover ook nog eens zien te worden met de tweede corrector. Als dat maar geen slaande ruzies oplevert….”


Ik wil iedereen die heeft gereageerd hartelijk danken en hoop dat wij vele harten onder elkanders riemen hebben kunnen steken.
Moge een veelbelovende collega met ambitie nog eens in een proefschrift nieuwe helderheid scheppen voor ons en onze leerlingen.


Jacques van den Oever



---
1 november:


Beste community Nederlands

Net als Kris Van Rhode volg ik vanuit Vlaanderen de stevige Nederlandse (examen)discussie over de tekstsoorten met grote belangstelling en nieuwsgierigheid. Ik heb er wel geen bezwaar tegen dat Rian Visser Jacques van den Oever op haar blog publiceert: er kan niet genoeg ruchtbaarheid worden gegeven aan dit belangrijke probleem. - Spaar ons van centrale examens, heb ik al meermaals verzucht.

Mijn visie ligt helemaal in de lijn die Jacques van den Oever aanhoudt. In theorie zien de genoemde tekstsoorten er meestal 'netjes afgelijnd' en 'doenbaar' uit, dat weet ik uit ervaring met de methode-Nederlands voor de 3e graad aso die wij op school volgden. De voorbeeldteksten in het leerboek pasten mooi bij de plaatjes van de verschillende definities. En dat is leerrijk, die variatie aan teksten, zo rijk als communicatie maar kan zijn. Bij het labelen echter van de nieuwe teksten in het leerboek begon het spel van de twijfel al: dan kon ik niet zonder de handleiding met oplossingen. Dezelfde ervaring van hulpeloosheid had ik trouwens ook al te dikwijls met tekststructuren en literaire analyse: zonder de handleiding met oplossingen moest ik het 'juiste antwoord' meer dan eens schuldig blijven, en ik had nochtans op academisch niveau taal en literatuur gestudeerd, en heb geprobeerd van levenslang bij te scholen - blijkbaar niet hard genoeg.   

Ik vind dat leerlingen de 'labels' moeten kennen maar als het op toepassing en transfer aankomt, moet er mogen rekening gehouden met de 'natuurlijke inslag', noem het 'wispelturigheid',  van de schrijver/journalist/reageerder/columnist/essayist/blogger die niet altijd volgens het boekje van de tekstsoorten en -structuren werkt. Of zeg ik beter: die haast nooit de strakke definities of structuren volgt. En die daarom geen 'slechte' schrijver is. Ja toch, per definitie (!) ? 

Vriendelijke groeten

Janien Benaets

--- ---
Of Jacques en andere docenten nu echt geholpen zijn met hun zorgen? Ik weet het niet.