Zoeken in deze blog

zaterdag 29 september 2018

De heks in het woud

Soms vind ik het lastig om te beschrijven waarom een verhaal het nèt niet is.

Dat lukt dan niet door samen te vatten wat er in dat verhaal gebeurt.
Neem Het meisje dat de maan dronk van Kelly Barnhill, dat in 2016 als The Girl Who Drank The Moon verscheen bij Algonquin Books of Chapel Hill, VS, en het jaar daarop prompt een Newbery Medal won.
Maar wacht even: samenvatten is interpreteren, hoe ogenschijnlijk neutraal ook. Laat me een poging doen.

Een gemeenschap, genaamd het Protectoraat of ook wel de Stad der Verdrietigen, is permanent in rouw omdat er ieder jaar een pasgeboren kind moet worden geofferd, volgens de ouderlingen en de wachters.
Dat kind wordt meegenomen door een heks, wordt gefluisterd.

Op een dag wordt een baby geofferd, die inderdaad wordt meegenomen door een heks. Die stelt haar per ongeluk zo lang bloot aan maanlicht dat het kind magische krachten krijgt en de heks besluit haar niet naar de Vrije Steden te brengen maar zelf groot te brengen.

Dat meisje bevrijdt dertien jaar later de Stad der Verdrietigen van de oorzaak van hun verdriet.

Kan het anders? Natuurlijk kan het anders.

Een door maanlicht betoverd meisje bevrijdt haar moeder en dorpsgenoten van een slechte vrouw, die leeft van het verdriet van anderen.

Even laten zien dat ik maar enkele woorden hoef toe te voegen om deze korte samenvatting een andere lading te geven:

Een door een overdosis maanlicht betoverd meisje, dat uiteraard Luna heet, redt haar moeder en dorpsgenoten uit de klauwen van een slechte vrouw, die leeft van het verdriet van anderen.

Ik zou ook nog wat details toe kunnen voegen, maar zoals veel recensenten wil ik de intrige niet geheel verklappen.
Wel kan ik de tekst op de achterkant van het boek nog toevoegen als samenvatting, die dus niet van mij is:

Elk jaar laten de dorpelingen een baby achter als offer voor de heks in het woud. Niemand weet dat Xan, de gevreesde heks, de achtergelaten kinderen juist liefdevol naar families aan de andere kant van het woud brengt. Dit keer voedt ze het achtergelaten kind per ongeluk met maanlicht, waardoor het meisje vervuld raakt van magie. Xan besluit Luna op te voeden als haar eigen dochter. Met de jaren worden Luna's magische krachten sterker. 
Wanneer haar dertiende verjaardag nadert, besluiten de dorpelingen eindelijk jacht te maken op de heks die hun leven al jaren overschaduwt. Zij weten niet dat Xan en Luna hun magie goed gebruiken en dat het echte kwaad veel dichterbij is...

Kan ik met zulke samenvattingen tonen dat dit verhaal het nèt niet is? Zeker niet, tenzij mijn lezers bij voorbaat ieder verhaal met magie en in onze wereld beslist niet voorkomende zaken afwijzen. Maar dat doe ik zelf niet, ik ben niet vies van wat magie en fantasiewerelden. De intrige is juist de sterke kant van het verhaal. Relatief dan, want er zitten net wat teveel toevalligheden in en die verzwakken de boel een beetje.

De oude Grieken wisten het al: onontkoombaarheid versterkt een verhaal tót de grens dat het geheel voorspelbaar wordt. Bij hun oude onontkoombaarheid hoorde ook steevast een tragisch dilemma - en dat ontbreekt in dit verhaal, op een klein (en daardoor interessant) zijlijntje na, dat van de jongen Anteen - broer van Luna en neef van de belangrijkste ouderling.
Hoe meer een verhaal van toevalligheden aan elkaar hangt, hoe zwakker ik het vind. Voor alle duidelijkheid: Het meisje dat de maan verdronk hangt niet (geheel) van toevalligheden aan elkaar, er zit opbouw en logica in en ook verrassingen zoals het feit dat de wachters vrouwen zijn en de volstrekte onnadrukkelijkheid van de huidskleur van de personages: de kleur van barnsteen.
En ook dit zou de auteur ontleend kunnen hebben aan de oude Griekse tragedies: het echte drama speelt zich af in familieverband.
Luna's moeder wordt als gek opgesloten (bij de wachters), ouderling Gerland is toegeeflijker voor leerling-ouderling Anteen omdat die zijn neef is. Anteen deinst terug voor ouderlingtaken maar blijft juist nog even volhouden omdat Gerland zijn oom is - en de broer van zijn moeder. In het woud worden Xan en Luna vanzelf ook een familie, samen met het moerasmonster Zwomp en het aandoenlijke minidraakje Vurian, dat trouwens door dit verhaal dartelt zoals ook de scenaristen van Disney's studio's graag van die kleine lieve beestjes in hun verhaal stoppen. Het drama is daar dat Luna's magische krachten groeien ten koste van haar pleegmoeder Xan. Met die krachten redt ze allereerst haar moeder!

De intrige had wat mij betreft iets strakker, iets minder ingewikkeld gemogen, maar er zitten beslist sterke kanten aan, inclusief het tragisch moment dat Anteen bijna zijn zus doodt, omdat hij haar aanziet voor de heks. (Ja, want uiteraard is híj uiteindelijk degene die het woud intrekt om de vermeend kwade heks te doden.)

Wat me minder bevalt, is de verteller. Die weet te veel, is me te uitbundig, en kiest soms ook rare woorden. Zo'n uitdrukking (p. 10) als

een breed scala aan medicinale en mogelijk magische planten

past niet in het register van de omringende tekst. Idem (p. 193) dat ze (de moeder)

ook moest zorgen dat ze terug was in haar cel voordat de nieuwe atoomverbindingen knapten en uit elkaar vlogen.

Het is de enige keer dat atomen een rol spelen in het verhaal en het past niet. Slordig, raar.
Zo ook de steenvlakte (p. 257) die

duidelijk in de hens

stond. Had gewoon in brand gekozen: had veel beter gepast in de rest van de tekst.
Het zijn maar enkele voorbeelden.
Mogelijk is aan zo'n laatste uitglijder de voornaamloze vertaler H.C. Kaspersma debet, dat weet ik niet.

De verteller weet te veel (en dat kan de vertaler niet helpen). Twee voorbeelden.
Op p. 17 verklaart ze uitvoerig waarom de Ouderlingen zo handelden, veel te uitvoerig, om dan als klap op de vuurpijl nog mee te delen:

Maar ze hadden het mis, helemaal mis.

Jammer, overbodig. Daar komen we als lezer zelf wel achter. Ook op p. 275 staat bijvoorbeeld zo'n uitweiding, die niet geheel overbodig is maar wel veel te lang. Deze verteller wil teveel verklaren. En dat Xan's lippen gerimpeld zijn, lees ik ook net te vaak.
Verder bevalt me niet dat het toontje dat van een alledaags verhaal is, terwijl het gaat over beslist onalledaagse verschijnselen. Lees p. 19 als voorbeeld van wat ik bedoel. Hier spreekt een bijna vijfhonderjarige heks met een enorm moerasmonster alsof er aan de keukentafel van een gezinnetje om de hoek wordt gesproken. Een vreemd register, met soms ook vreemde uitdrukkingen, zoals

het grote hoofd van het moerasmonster slobberde boven het blauwgroenige water uit.

Slobberen? Hm.

Nou ja, zo zou ik door kunnen gaan.
Een betere verteller had met deze intrige een véél beter verhaal kunnen maken.



Kelly Barnhill. Het meisje dat de maan dronk. Leopold, 2018. ISBN 978 90 258 7446 9, 344 p. Oorspr.: The Girl Who Drunk The Moon, 2016. Vert.: H.C. Kaspersma.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten