Weg is een verrassend verhaal.
De titel is al verrassend, zo kort, en daarboven dan 'Eén dode, 1500 km asfalt en een kauwtje voor de troost'. Dat maakt nieuwsgierig en geeft niets weg.
De flaptekst helaas wel, dat is een knappe samenvatting. Gelukkig ook krap, dus geeft die niet zoveel weg dat je het verhaal ongelezen kan laten.
De eerste zinnen maken ook nieuwsgierig.
'Het leven geeft geen cadeautjes.'Robin schoot zijn sigaret in het gras naast de vangrail. Hij had ringen om al zijn vingers. 'Als je iets wil, moet je het zelf doen. Zo simpel is het. Bang zijn is geen optie. Punt'
'Wel,' zei Anna.
Robin stak een nieuwe sigaret aan met een aansteker waar een naakte vrouw op stond. Hij had er drie van. 'Wel wat?'
'Cadeautjes. Het leven geeft ze wel.'
Ze zouden gaan. Binnenkort. Ze zaten nu nog hier, in die vangrail, in de nachtlucht, maar dit was het laatste stukje Nederland van haar leven. De wereld kwam al bijna binnen.
Waarachtig, Robin en Anna (zeventien en veertien) horen niet tot diegenen die veel cadeau krijgen in het leven. Ze wonen in een opvanghuis dat gedreven wordt door Anna's vader en moeder, en waar strikte regels gelden, ook (of juist) voor Anna en haar jongere broer. Veel vreugde en aandacht is er niet. Robin en Anna maken plannen om samen weg te lopen, maar zo ver komt het niet want Robin komt om bij een verkeersongeluk. Dat raakt Anna zeer. Ze besluit in haar eentje weg te lopen en een beetje Robin te worden. Dat gaat zo ver dat ze (en de verteller) zijn naam overneemt.
Ze wordt opgepikt door een vrachtwagenchauffeuse. Deze Mammita neemt Anna zolang de rit naar Barcelona duurt onder haar hoede. Dat levert een mooi portret en taferelen op. Ik vond dat goed gevonden van de auteur, want zo komt Anna zonder al te veel problemen aan in Barcelona, en pas daar is ze echt op haar zelf en het lot aangewezen.
Maar laat ik even eerder halt houden, tien kilometer vóór Barcelona.
Mammita trok haar deur open, klauterde omhoog en startte meteen de motor. 'Waarom heb je dat raam niet opengedraaid?' vroeg ze.
En, toen Anna niets zei, zuchtte ze: 'Het blijft zo heet in dit deel van de wereld. Je moet jezelf een beetje adem geven, anders stik je.'
Ze reden weer. Anna ademde uit. Er was geen verkeer op de weg, Mammita reed rustig. 'lk hou niet van lossen,' zei ze na een tijdje. Anna keek haar vragend aan.
Mammita duwde een glimmende plukhaar terug achter haar oor. 'Je bent er toch een tijdje mee onderweg, met die spullen.' Ze stopte voor een rood stoplicht. Een rood stoplicht in een uitgestorven wijk. Toen het groen werd, kwam er net van rechts een politieauto aanrijden, zwaailichten aan, geen sirenes. Geen geluid. Op deze kruising schuurden twee werelden langs elkaar. Achter in die politieauto zat een andere versie van Anna. Gezocht, gevonden, nu zo snel mogelijk teruggebracht naar de plek waar ze vandaan kwam.
Even wilde Anna daar zitten. op die achterbank. Dat ze niet meer hoefde te kiezen. Dat alles duidelijk was. Ze zou straf krijgen. Het zou een paar dagen moeilijk gaan, maar dan was het weer normaal. En er was een kansje, dat hele bizarre streepje hoop, dat haar moeder haar echt gemist had. Dat ze misschien zelfs van plan was geweest om het huis uit te gaan en haar te zoeken. Dat ze elkaar in de armen gingen vallen, dat haar vader erbij kwam staan. Dat ze elkaar alle maal in grote onhandigheid lief stonden te vinden. Hup Wiggert erbij, alle andere Landvoorzandkinderen. Dat ze het vanaf dat moment helemaal goed deed.
Anna stopte met de fantasie. Ze geloofde het zelf niet. Zelfs een heel dom kind wist of het erbij hoorde of niet.
Ja, dit schrijnt, dat is goed gedaan. Wiggert, overigens, is haar broertje.
Het afscheid van Mammita.
Mammita hing uit het raam met iets in haar handen, een witte plastic zak met het logo van de truckstop van Belinda.
'Voor je verjaardag. Ik wist niet dat het vandaag was, maar het komt goed uit.'
Ze liet de zak los, Anna ving hem, bedankte haar.
'Robin?'
Anna keek weer omhoog, de zon maakte het lastig zien. Haar ogen werden meteen nat.
'Blijf jezelf,' zei Mammita. 'Want ik vind jou helemaal goed zo.'
En zo stapt ze Barcelona in.
Daar maakt ze kennis met allerhande types, waaronder straatmuzikanten, waaronder de dikke Barry, uit de VS. Er gebeurt van alles dat ik hier niet zal navertellen, behalve dat Barry sterft.
Robin keek naar Barry en voelde het gat in zich branden.
Na wat uren leek, kwam de ambulance de straat binnenrijden. Ze kwamen met een brancard omhoog, een man en een stevige vrouw, Frank liep ze tegemoet. De vrouw maakte klakkende geluiden toen ze Barry's omvang zag. Ze voelde zijn keel, de man en zij deden iets met een apparaat, gingen toen weer staan.
'Hij is dood,' zei de vrouw in voorzichtig Engels. 'Nog niet zo heel lang. In de vroege ochtend.'
'Lo siento ,' zei ze en ze keek of ze het meende.
'Hadden we hem kunnen redden?' vroeg Robin aan Frank. Alsof hij het wist. Frank schudde zijn hoofd. Niemand zei iets. De koning was dood.
Robin boog zich naar Barry toe, een gouden doek die bij zijn arm lag, verschoof. Daar lag Robins zeehond. Zijn nek zat er weer aan. Ze pakte hem voorzichtig op. Genaaid met kleine precieze gouden steekjes. De zeehond had een halsband van goud. Ze drukte haar gezicht in haar zeehond.
Ze vindt, langzaam, haar plaats onder de muzikanten. Ze doet nog een poging om een ontmoeting met haar ouders te regelen. Ze geeft een contactadres door, en een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten, de top van de Mirador de Colón.
Op het door haar voorgestelde tijdstip, tien uur, staat ze er.
Elf uur. Ze nam de lift omlaag. Grond onder haar voeten.
Aan de man beneden vroeg ze of ze later mocht terugkomen.
Hij keek haar alweer zo droevig aan. 'Waarom?'
Bijna zei ze met de stem van haar moeder: 'Omdat dat lief van je zou zijn.' In plaats daarvan zei ze:'Ken ie die man die hier altijd viool zat te tokkelen?'
Zijn gezicht klaarde op. Barry, wie kende die niet. De man kende zelfs het liedje. 'Superslechte violist,' zei hij met een grijns.
'Hij was mijn vriend.' Ze liet Barry's viool zien die ze in haar tas had gestopt. 'Hij is dood.'
Hij liet het even bezinken, knikte toen, zijn mondhoeken waren weer naar beneden gezakt.
'En misschien komen mijn ouders straks.'
'Daar?'
'Hier.'
Het verbaasde de man allemaal niet. 'En daarom wil jij hier terug kunnen komen. Weet ie meisje, dat mag van mij.'
Ze holde om de balie heen en ging op haar tenen staan. Een snelle kus op zijn spekwang, hij hief zijn hand, ze deinsde terug, maar het was niet om haar aan te raken. Hij voelde zijn eigen wang.
'Als mijn ouders naar me vragen, zeg maar dat ik even weg ben.'
'Chica?' Hij riep haar na.
Ze draaide zich om. 'Ja?'
'Het spijt me dat hij dood is.'
Ze knikte en had heel even zin om hem stevig vast te pakken en zich tegen dat soeplijf aan te drukken. Barry was haar vriend geweest. En nu was hij weg. Ze knikte. 'Het spijt mij ook.'
Toen begon ze te rennen.
En waarachtig, ze keert terug, na de herdenkingsbijeenkomst. Maar nee, geen ouders geweest.
Een hoofdstuk verder blijkt er wel enig contact. Een briefje van haar broertje, en moeder had gebeld naar het contactadres, de Burger King. Ze had een boodschap gedicteerd: 'Liefje, ik kan niet komen. Dat weet je toch? Zorg goed voor jezelf. Als je belt, neem ik altijd op. Kus, je moeder.'
Nou, een hele troost...
Het verhaal eindig met een optreden in de stad waarbij Anna (ze heeft net haar eigen naam weer aangenomen) zich in een vijver laat vallen en weer bovenkomt.
Frank en Montse applaudisseerden. Ze boog
Het werd makkelijker als je het vaker deed.
Een mooi open einde. Je weet niet hoe het verder met Anna gaat - en wil dat wel weten. Een onderkoeld verteld verhaal, met een onpersoonlijke verteller die haar hoofdpersonage goddank geen would-be tienerjargon in de mond legt en niet would-be tiener-achtig laat handelen. Alles in gewonemensentaal, onopgesmukt. De straatmuzikanten zijn mensen, met een geschiedenis en met verstand en gevoel. Haar verlangen naar geborgenheid en liefde (laat ík dan eens wat grote woorden gebruiken) blijkt uit haar handelen, zoals het citaat hierboven toont. Het wemelt van de mooie details: het zwijntje, de kauw Mierda, de bankjes...
Blijkens een nawoord heeft Jowi Schmitz zes jaar over dit verhaal gedaan en ze bedankt met nadruk redacteur Monique Postma. 'Zij zorgde ervoor dat het boek af kwam op een manier die klopt. Zij zorgde ervoor dat het er is.' Mooi, zo'n ode aan redactiewerk, toch steeds vaker een ondergeschoven kindje in het uitgeverijproces.
Schmitz, Jowi. Weg. Van Hoogland & Van Klaveren, 2016. ISBN 978 90 8967 222 3, 222 p.
PS. Jowi Schmitz won met Weg in 2017 de Dioraphte Literatour Prijs. Een teken dat lezers van 15+ dit verhaal ook waardeerden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten