Op vrijdag 6-3 vond in Den Haag, in de aula van het Letterkundig Museum / Kinderboekenmuseum, een symposium plaats getiteld: 'De verbeelders'. Het programma maakte me nieuwsgierig: een paneldiscussie over 'Een huis van de illustratie in Nederland?' en een lezing door Colin McKenzie, directeur van The House of Illustration in Londen.
Dit was meer dan alleen promotie van het gelijknamige boek van Saskia de Bodt e.a., dit hield de belofte van een initiatief in.
Dus ging ik naar Den Haag.
Saskia de Bodt opende het symposium met een lezing met lichtbeelden. Ze was ijdel genoeg om te beginnen met een filmpje waarin Wim Brands haar boek aanprijst en ook nog eens aan te halen dat CPNB-directeur Eppo van Nispen tot Sevenaer het boek een 'monument' noemde, maar benadrukte dat het boek nog maar een begin was. Vervolgens ging ze hinkstapsprongsgewijs door stijlperioden heen (met plaatjes), en toen kwam een vreemde passage waarin ze uitlegde dat het eigene van illustraties zou zijn dat de makers te maken hebben met 'een publiek', in tegenstelling tot 'autonome kunst', en dat illustraties altijd 'een verhaal' vertellen. Luister maar.
Vreemd. Laat ik nu denken dat kunstenaars altijd een publiek hebben, tenzij ze hun werk verborgen houden. Dan had Colin McKenzie toch een betere definitie voorhanden, en zelf had ze het later over 'toegepast beeld', waarbij toegepast een 'kernwoord' zou zijn.
Ook benadrukte ze dat illustraties zulk interessant studiemateriaal is omdat ze 'bewust of onbewust een spiegel van hun tijd zijn', en 'normen en waarden' overbrengen. Laat ik nu steeds gedacht hebben dat dit ook geldt voor andere kunst, zeker voor andere beeldende kunst, en al helemaal voor woordkunst.
Ze lichtte het toe met voorbeelden. Zo zou deze keizer...
... typerend zijn voor de jaren '70, vanwege dat 'onverbloemde bloot'. In dat verband had ze nog een mooie anekdote over een plaatje van Winnie-de-Poeh, ...
...dat in Polen onrust verwekte omdat-ie geen broek aan heeft.
En toen kwam de aap uit de mouw. Veel illustratiemateriaal is moeilijk te vinden, en daarom, zo bleek alras deze middag, zou er een apart Huis van de Illustratie moeten komen.
Om te tonen wat dan allemaal mogelijk is, was Colin McKenzie uitgenodigd.
Maar eerst betrad een aantal onderzoekers het podium, plus twee illustratoren. te weten: Josefien de Leest (UvA, onderzoek naar Marietje Witteveen), Rickey Tax (over Stichting de Roos), Paul van Capelleveen (prenten van H.N. Werkman, zie ook hier), Jeroen van Kapelle (over Piet Worm, zie ook hier), Harrie Geelen en Tom Eyzenbach.
Het viertal onderzoekers maakte duidelijk dat illustraties verder reiken dan kinderboeken.
Tom Eyzenbach hield een inleiding over zijn werk, althans, hij toonde het vooral, en zijn lezing liep door tot in de theepauze, want hij hield zich niet helemaal aan het door dagvoorzitter Els van Eijck van Heslinga gehanteerde tijdschema. Die hamerde hem af, maar dankzij de tv-monitor werd de theedrinkers duidelijk dat Tom Eyzenbach gewoon doorging en vlug spoedden geïnteresseerden zich met thee of koffie weer de zaal in. Terecht, want hij had prachtig werk te tonen.
Harrie Geelen, die hem voorging, toonde daarentegen geen enkel beeld, maar had behartenswaardige uitspraken en mooie anekdotes in petto. Bijvoorbeeld: zijn eerste kennismaking met tekenfilm. Over kunst: je ziet wat er gebruikt is, weet dat het niet echt is, en toch geloof je het. Dat heeft te maken met de kunst van de beperking, zelf als je met de computer werkt, met digitale collages. Over de rol van illustraties naast de tekst, als een 'motor met bijspanwagen', en hoe een schilderij een illustratie kan worden en illustraties per definitie anekdotisch zijn. En tot slot: de illustrator die een boek wil schrijven zonder illustraties. Aangezien Harrie Geelen een goede spreker is, was het een genoegen om naar hem te luisteren. Wat hij schetste, zag je voor je.
Na de pauze kwam dan Colin McKenzie, over de totstandkoming van The House of Illustration, met zijn mooie definitie van illustratie als 'art with a job to do'. Hij beschreef met aanstekelijk enthousiasme de totstandkoming van het House of Illustration, waar men werkt met de breedst mogelijke opvatting van illustraties, en eindigde met de hoop dat er meerdere Houses zouden komen, 'starting with the Netherlands'.
Waarna het panel aantrad, vaardig geleid door Hedy d'Ancona. Die vroeg eerst aan de zaal: wie wil zo'n Huis? Veel armen gingen omhoog. Vervolgens mocht Saskia de Bodt haar droom vertolken: dat Huis, dus. Van haar panelgenoten kwamen welwillende reacties. Die panelleden waren naast Saskia: Aad Meinderts, directeur Letterkundig Museum / Kinderboekenmuseum, Ted van Lieshout, Leo Jansen (Huygens ING) en Robert Verhoogt (OCW).
Mooi was dat Hedy ze na een ronde welwillendheid vroeg naar toezeggingen (wat is jullie commitment). De een wou 'meedenken', de ander ook, Ted van Lieshout kreeg de lachers op zijn hand door alvast het werk van Harrie Geelen en Tom Eyzenbach cadeau te doen (want 'daarop komt het toch neer'), Aad Meinderts wees (uiteraard) op zijn museum en Saskia de Bodt verbaasde iedereen door zich als geheel belangeloos te presenteren, in plaats van meteen de kar te willen trekken. Ze vergat daarbij voor het gemak dat haar belang ligt bij het onderzoek, en bij de kans dat zij, als enige hoogleraar illustratiekunst, een grote kans maakt om de eerste directeur te worden van zo'n Huis. Misschien lagen die belangen zo voor de hand dat ze juist daarom haar belangeloosheid wou benadrukken, enfin, ik vond het ietwat onhandig.
Tijdens de borrel na afloop zijn de mogelijkheden voor zo'n Huis ongetwijfeld verder besproken.
NB. Tot en met 17 mei is in het Letterkundig Museum de tentoonstelling Van Arendsoog tot Wiplala te zien, en in het Meermanno de tentoonstelling De verbeelders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten