' Mijn dertienjarige zoon moet van school af en toe boeken lezen.
Telkens weer schuif ik hem dan vergeefs Kruistocht ín spijkerbroek onder ogen, het exemplaar dat ik in 1975
ontvreemdde uit de Openbare Bibliotheek Bloemendaal, niet uit puberale
kleptomanie, maar omdat ik zeker wist dat niemand op de hele wereld (of
althans, in de hele Openbare Bibliotheek (Bloemendaal) zo veel van dat boek
hield als ik.
‘... en dit’, zei dr. Simiak, ‘is dan de materietransmitter.’
Wat daar in die eerste zin niet allemaal besloten lag, als je het boek eenmaal kende!
Je zou zelfs nu, veertig jaar na dato, dat hele internet willen afstaan in ruil voor één zo’n
materie-transmitter, de deus ex machina die de halve Middeleeuwen voor je
afdraait door de ogen van Dolf Wega, scholier uit Amstelveen, met zijn goeiige
vetkrijtjes, zijn zakmes en zijn ‘gevoerde windjack’.
Die Dolf toch, uit 1973. Hij wou alleen even een
riddertoernooi zien in 1212 en dan lekker weer naar huis, maar zo gaan die dingen niet. In plaats
daarvan komt hij in een kinderkruistocht terecht, een soort IS avant la lettre
voor de rijpere christelijke jeugd, maar dan hongerig, ziek en slecht
georganiseerd.
Nou, daar kan Dolf wel wat aan doen, want hij bezit een
polshorloge en natuurlijk leiderschap. Bovendien heeft hij allerlei nuttige 2oe-eeuwse
kennis paraat, namelijk hoe je buskruit maakt, dat fruit gezond is en roodvonk (‘de
scharlaken dood’) besmettelijk. Zo knapt de kinderschare al gauw op, en met een
flinke scheut Kraft durch Freude helpt Dolf de hele bende zingend langs allerlei akelige bergkammen en
vijandige stadsmuren. Kinderen zijn dol op een beetje vrolijk fascisme, dat is van alle
tijden.
So far so good,
maar wat voeren die twee monniken, Dom Johannes en Dom Anselmus, in hun schild?
Niet veel goeds, zoveel is zeker. Ze beschuldigen Dolf van ketterij en
hekserij, wat hem op menig heikel momentje komt te staan. Maar hij is handig en
slim (en sterk en lang en knap en blond en gebruind) dus hij redt zichzelf en
een heleboel onnozele kindertjes voortdurend van diverse wisse doden. Behalve kleine koning
Carolus dan, ach, arme Carolus, met zijn hermelijnen mantel...
Dom Johannes blijkt uiteindelijk een zwakke meeloper die tot
inkeer komt, maar die enge Anselmus houdt zijn smerige plannetje vol: hij wil
de (inmiddels óók sterke, slimme, gebruinde, et cetera) kinderen verkopen als
slaven. De schoft. Maar hij krijgt zijn trekken thuis en sterft een ellendige
dood. Door een menigte aan stukjes gescheurd, net als Jean-Baptiste Grenouille
in Süsskinds Das Parfum! Dat lijkt me
trouwens niet eenvoudig, iemand met je blote handen aan stukjes scheuren. Dat
lukt met een forse karbonade niet eens.
Ten slotte wil Dolf, nog steeds in diezelfde spijkerbroek
(dat was toch een héél andere
kwaliteit dan tegenwoordig, in de jaren zeventig!) wel weer
eens naar zijn moeder. En hee, wat ligt daarvoor een raar aluminium doosje op
straat? Komt dat soms uit de toekomst?
Jawel, jawel... *poef!*
‘Het mes viel uit zijn krachteloze hand en bleef trillend in
de vloer steken. Rudolf van Amstelveen was teruggekeerd in zijn eigen eeuw.’
Dat laatste laat ik geheel voor rekening van Sylvia Witteman. Ik raad haar van harte aan nog eens naar de bibliotheek te gaan en voor haar zoon wat recenter leesgoed te selecteren. Er is genoeg.
Thea Beckman werd heel populair, o.a. door dit boek, dat ook nog eens werd verfilmd, met een verhaal dat op onderdelen verschilt van dat van Beckman.
Recensenten hadden soms moeite met haar uitleggerige stijl - en van de weeromstuit had Beckman moeite met die recensenten.
Ik vermoed dat Sylvia Wittemans vrolijke recensie haar in verwarring zou hebben gebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten