Zoeken in deze blog

zondag 13 oktober 2019

Het meisje met de vlechtjes

Twee meisjes raken tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij een verzetsgroep in Haarlem, de groep waartoe ook Hannie Schaft hoorde. Een van hen is het 'meisje met de vlechtjes'.
Opvallend: van Wilma Geldof verscheen in 2014 Elke dag een druppel gif, een verhaal dat eveneens WO II als achtergrond heeft, over een jongen die lid van de NSB wordt. E
en drastisch ander perspectief, hoewel die jongen einde verhaal toch anders gaat denken over zijn keuzes.

Het meisje met de vlechtjes is ‘gebaseerd op het waargebeurde verhaal van Nederlands jongste verzetsmeisje’, verteld door de hoofdpersoon: dat jonge verzetsmeisje. Het soort verhaal dus dat vaak ‘ik-verhaal’ wordt genoemd, verteld in een verslaggevende stijl, op enkele terugblikken na in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Zulke verhalen zijn talrijk in de jeugdliteratuur. Dat geldt ook voor de achtergrond: WO II.
Het zou voor nadere studie de moeite waard zijn om dit verhaal te vergelijken met Het meisje met het rode haar van Teun de Vries. Dat heb ik niet gedaan. Het zou o.a. kanttekeningen kunnen opleveren over verschillen in geïntendeerde lezer en daaruit voortvloeiende verschillen in stijl en compositie.
Van belang is dat de auteur in de ‘Verantwoording’ uitlegt dat ze het verhaal heeft gebaseerd op ‘ware gebeurtenissen die ik heb aangepast als het verhaal daarom vroeg’.
Tot die aanpassingen horen het invoeren van een liefdesrelatie en het overplanten van ‘gebeurtenissen die Truus heeft meegemaakt’ naar de verstelster, die daarmee dus niet een-op-een te identificeren is als de Freddie Dekker-Oversteegen op wier herinneringen het verhaal is gebaseerd, blijkens het ‘Nawoord’, dat pal na het laatste hoofdstukje van het verhaal volgt en waarin de ‘ik’ dus plotseling Wilma Geldof is.

Een belangrijke vraag bij het beoordelen van een verhaal is wie het vertelt, en waarom: de stem van de verteller. In dit geval is gekozen voor een verteller die tevens hoofdpersoon is. Onduidelijk is waarom nu juist zij vertelt. De stijl is die van een radioverslaggever, meer dan van een dagboek: in onvoltooid tegenwoordige tijd doet zij, vaak tot in detail, verslag van wat er gebeurt, hoe ze daarop reageert en (in iets mindere mate) hoe anderen daarop reageren. Ik citeer de eerste alinea’s na de ‘Proloog’, uit hoofdstuk 1:

Dit is het begin – augustus 1943.
Heren met hoeden kennen wij niet. Over mama’s bed gebogen gluur ik verbaasd langs het verduisteringspapier naar het bezoek voor de deur. Ik roep naar boven, naar mama.
‘Een hoed?’ herhaalt mijn zus vanuit de woonkamer.
‘Hij is lang en slank…’ zeg ik geheimzinnig. Ik fluit tussen mijn tanden. ‘Een gezicht als een prins. Een filmster, Truus! Hij komt vast je hand vragen.’
‘Word eens volwassen,’ Truus laat de laatste geschilde aardappel zachtjes alsof hij kan breken in de pan glijden en veegt haar vieze handen af aan haar donkerblauwe jurk.
‘Je lijkt wel tien in plaats van vijftien,’ zegt ze, maar ze lacht erbij.

Dit lijkt me een keuze die te maken heeft met de bedoeling een roman te schrijven voor lezers van 12+. De aanname is dan dat de meeste jonge lezers zich niet afvragen waarom een verhaal verteld wordt en liefst meteen het verhaal ingezogen worden en zich graag vereenzelvigen met de hoofdpersoon.
Daarom verschijnen er in de jeugdliteratuur zoveel van dit soort verhalen en zijn die jonge vertellers in hun drijfveren en emoties doorgaans goed te volgen en juist daardoor eigenlijk dus niet zo heel bijzonder. Wat ze te vertellen hebben, dat moet dan het verhaal bijzonder maken.

In het geval van Het meisje met de vlechten is dat zeker het geval en gelukkig is ‘Freddie’ (zie boven) een vlotte verteller.
Dat strookt met het karakter dat Wilma Geldof haar heeft gegeven: een fel en emotioneel reagerend meisje, goed van de tongriem gesneden, tamelijk en soms ondoordacht praterig, zeg maar een impulsieve flapuit met het hart op de tong en een groot gevoel voor rechtvaardigheid. De ‘Proloog’ waarmee het verhaal begint, gedateerd oktober 1933, geeft daarvan een goed beeld. (Ze wordt daarin als zeven- of achtjarige geconfronteerd met een barse hoofdmeester die haar een bon van schoolzorg weigert. Ze veegt in een vlaag van opstandige woede zijn inktpot tegen de vloer.)
Het hierboven gegeven citaat geeft dat beeld ook, en dat toont meteen hoe de auteur handig allerlei noodzakelijke informatie laat vertellen. (Naam zus, leeftijd, maatschappelijke status e.d.)

Wat ze te vertellen heeft is redelijk spectaculair: hoe ze met haar zus in een verzetsgroep belandt en zich van koerierster tot scherpschutter ontwikkelt. Niet zomaar een verzetsgroep, maar dezelfde waartoe ook Hannie Schaft (met ‘meisje met het rode haar’) hoorde.
Het spektakel schuilt natuurlijk in de verzetsdaden, maar de vertelster besteedt veel aandacht aan de aarzelingen en bedenkingen die vooraf gaan aan die laatste fase, de bereidheid om mensen te doden. Ook de mislukkingen komen in beeld, tot en met de gevolgen van verraad. Eveneens besteedt ze aandacht aan de oorlogsomstandigheden in het algemeen. Dat en haar oog voor details geven het verhaal diepte.

Ik geef nog één citaat, uit hoofdstuk 38, p. 299, dat weergeeft hoe ze het bericht van Hannie’s arrestatie verwerkt.

Mama Graafstra kijkt Truus en mij aan. Haar man schenkt twee kopjes slappe thee voor ons in. ‘Mijn nichtje was erbij,’ zegt ze. ‘Die heeft het gezien. Gisteravond kwam ze het vertellen. Wat zei ze precies, Nico?’
Haar man blijft met de theepot in zijn handen staan. Met een vlakke stem zegt hij: ‘Dat Hannie gisteren bij de Mauermuur…’ Hij slikt. Zijn adamsappel schiet omhoog in zijn hals.
‘Wat?’ roept Truus. Alsof ze het niet al weet.
Ik kijk naar het porseleinen kopje, ruik een vleug van vroeger. Een donkere, trage geur. Thee.  Ik sluit mijn ogen in een poging om niet hier te zijn, maar thuis bij mama, vroeger, toen alles anders was. Maar de geur is te vaag. Vroeger is te ver weg.
‘… bij de Mauermuur, bij de Jan Gijzenkade…’
‘Dat ze daar is gearresteerd,’ zegt mama Graafsma.
Nu is het hardop gezegd. Nu is het echt waar.
Ik kan niets zeggen. Ik kan me niet eens bewegen.
Mama Graafsma slaat een arm om me heen, maar ik duw haar van me weg, omdat ik anders ga janken.
Truus legt haar hoofd in haar armen en begint te huilen.
‘Niet Hannie!’ fluistert ze snikkend. Mama Graafsma omarmt Truus. Kan ze beter niet doen, want Truus gaat er alleen maar harder van huilen.
Zelf huil ik ergens diep van binnen, en ik adem diep door om het daar te houden.

Let op de details: die thee, de geur van vroeger, de adamsappel, het wegduwen, een term als janken (vs. huilen). Allemaal blijk gevend van vaardig schrijverschap.

Het karakter van de vertelster roept wel de vraag op hoe het kan dat ze in een verzetsgroep werd aanvaard: zowel haar impulsiviteit als haar warme gevoelens voor Peter, de zoon van de winkelier in de straat, zijn (en blijken!) riskant. Het is een wonder dat ze het er (anders dan Hannie) levend vanaf brengt.
Het geeft het verhaal wel kleur, maar doet ietwat af aan de geloofwaardigheid. Maar niet voldoende om het verhaal terzijde te schuiven. Bovendien ontwikkelt de vertelster zich al doende. Ze wordt harder, ze leert haar impulsiviteit te bedwingen. Het tweede citaat geeft er een goed beeld van.

Kortom, ondanks aspecten die de geloofwaardigheid ietwat aantasten blijft deze roman overeind als een goed en stijlvast verteld verhaal, met een imponerende rijkdom aan treffende details.



Geldof, Wilma. Het meisje met de vlechtjes. Luitingh-Sijthoff, 2018. ISBN 978 90 245 8159 7, 334 p.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten