Zoeken in deze blog

woensdag 23 maart 2022

Sale!

Vandaag (23-3-2022) was het een nog groter genoegen dan anders om de column te lezen van Japke-d. in NRC. Onder de titel 'Ik maak me zorgen om de Dikke Van Dale' foeterde ze over het oprukken van Engelse woorden in het Nederlands, terwijl er zoveel equivalenten in onze moedertaal zijn.

Ik citeer (niet de hele column en zonder de tussenkopjes van de internet-versie):

Zelfs hier, in het inner sanctum van het Nederlands, staat het Engels met z’n modderpoten te trappelen. De Engelse ziekte heeft nu zelfs de fundamenten van onze cultuur aangetast.

Sterker nog, ze zijn er zelfs trots op, bij de redactie! Want in het begeleidende persbericht van de zestiende editie werd juichend vermeld, alsof het een heuglijk feit betreft, dat de Dikke van Dale er een kleine 1.000 woorden uit het Engels bij heeft gekregen.

Alsof we daar blij mee moeten zijn. Alsof we gezinsuitbreiding vieren, in plaats van het totale failliet van de Nederlandse taal. ‘airfryer’, ‘influencer’ en ‘streetfood’ staan er nu bijvoorbeeld in – alsof daar geen Nederlands alternatieven voor zijn – luchtfrituur, rolmodel en kleine, veel te dure porties die je moet delen met je tafelgenoten – of wacht, dat is ‘shared dining’ (sjèrt daining).

Maar bovenal: waarom? Waarom moeten er Engelse woorden in een Nederlands woordenboek? Als ik Engelse woorden wil opzoeken, pak ik wel een Engels woordenboek.

Sommige mensen zeggen ‘wat zeur je nou – boomer!’, vaak vlak nadat ze me in de DM van Twitter en LinkedIn gevraagd hebben wat die Engelse woorden op hun werk betekenen.

Die critici vinden het een ‘verrijking’ van de taal, al dat quasi-nep-Engels. Op die manier groeit onze taal, zeggen ze. En verandert hij.
Ik vind dat niet. Ik vind alleen nieuwe Nederlandse woorden een verrijking van de taal, niet gemakzuchtige Engelse synoniemen. Dat soort woorden noem ik geen verrijking, maar een verdringing van de taal.

Ik zou dan ook zeggen: maak maar een nieuwe druk, Van Dale! Zonder Engelse Ziekte.

Want ik wil geen reminder maar gewoon een herinnering. Ik wil geen stand-up maar gewoon even liggen. Ik wil geen streetfood maar gewoon een (eigen) bord eten. Ik wil een Dikke van Dale voor BIJ de haard.
 
Waarvan akte met instemming. 
Maar ook een kanttekening. 

Want als het oprukken van die aan het Engels ontleende termen ergens een signaal van is, dan is het van het oprukken van de Angelsaksische commerciële cultuur, waarin iedereen zichzelf en van alles verkoopt aan iedereen.
Ja, ook zichzelf, want wat zijn die gelikte Instagram-pagina's anders dan een voortdurende poging om jezelf te verkopen? Je treft er zelden leed en pijn aan en áls, dan nog vaak om aandacht te trekken.
In mindere mate vind je dat ook terug in LinkedIn. Veel borstklopperij.

Het gaat zo ver dat het aantreffen van Engels in ons straatbeeld al een teken is: hier tracht iemand, persoon, winkel of instantie, mij iets te verkopen.
Ik heb er in dit blog al eerder aandacht aan besteed, zie bijvoorbeeld Allemansendes en influentials (21-6-2012) (ik moet de opmaak toch eens herzien) of het simpele maar duidelijke Engels en Nederlands (22-7-2014) en vele andere berichten. Het is niet nieuw.
 
Nog wat citeren:

‘Content’, ‘input’, ‘cashback’, ‘experience’, ‘targets’, ‘de patient journey’ – als ik sommige mensen hoor praten, is het soms net of ik ‘een story’ van een groepje Amerikaanse ‘influencers’ op Instagram sta te bekijken – zo onbenullig.

‘Invites’ terwijl ze een uitnodiging bedoelen, ‘reminders’ als ik niet meteen reageer en ‘requests’ of ik ‘keynotes’ wil verzorgen, ‘wrap ups’ en ‘take home messages’ – om volslagen krankzinnig van te worden. Je zou ze allemaal in een taalkliniek willen laten opnemen.


[...]
 
Ik noem dat altijd ‘de Engelse Ziekte’ – Engels dat nergens voor nodig is, Engels dat niets toevoegt, en alles krom praat wat daarvoor recht was, met als voorlopig dieptepunt iemand die me ooit vroeg of hij ‘een ask bij me mocht neerleggen’ – hij bedoelde: een vraag stellen.

Hoe onnodiger de managementhype, hoe meer Engels er gebruikt wordt, let maar eens op – purpose, the why, agile, lean, epic – ik ben inmiddels meer tijd kwijt om lezers uit te leggen wat hun baas bedoelt, dan aan m’n eigen werk.

Ik snap het wel. Het klinkt in het Engels natuurlijk een stuk minder ellendig, dat moet ik de Engelse school nageven. Zo klinkt het een stuk spannender als je zegt dat je vandaag een ‘deep dive’, een ‘brown paperbag-sessie’, een ‘stand-up’ en een ‘town-hall’ hebt gehad, dan dat je je van de ene totaal overbodige vergadering naar de andere hebt gesleept. 

Treffend. En het blijft de vraag hoe Engelstaligen deze termen beleven en gebruiken. Het is per slot hun eigen taal, dus dikdoenerij door een andere taal te gebruiken kun je ze niet verwijten. 
Doet me denken aan die keer dat (inmiddels oud-)collega André en ik zo'n vijftien jaar geleden in Bologna tijdens de Internationale Kinderboekenbeurs een etentje hadden met een drietal dames van een Engelse uitgeverij. We hadden het er op zeker moment over hoeveel managers er in onze bedrijven rondliepen: bij ons een tiental of meer, bij hen één en die was meteen de baas. Maar vervolgens kregen we het over directors. Daarvan bleken zij een ruime voorraad te hebben en wij slechts één: de directeur.
Dat illustreert ook dat Japke-d terecht de term quasi-nep-Engels gebruikt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten